Spring naar de content

Bizarre spagaat in bonusdebat

De televisiebeelden van minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem die deed of hij water zag branden toen verslaggevers hem vroegen wat hij vond van de – inmiddels teruggedraaide – verhoging van de salarissen van de top van ABN Amrobank. De felle bewoordingen (‘Graaiende bankiers’, ‘Perverse prikkels’) waarmee diezelfde PvdA-bewindsman zijn plannen verdedigde om de bonussen voor bestuurders van financiële instellingen te beperken tot maximaal 20 procent van het jaarsalaris. Het kabinet liet er de afgelopen tijd geen misverstand over bestaan: er moest paal en perk worden gesteld aan de bonusbonanza in de top van het bedrijfsleven. Als het niet goedschiks ging, via zelfregulering (commissie-Tabaksblat I en II, commissie Maas), dan maar kwaadschiks: via de wet.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Jan Smit

De reactie van de Nederlandse regering op de nieuwe plannen van de Europese Commissie om aandeelhouders meer zeggenschap te geven over het bonusbeleid van grote bedrijven, leek dan ook evident. De EC wil dat aandeelhouders de toekenning van bonussen achteraf kunnen goed- of afkeuren. Dat lijkt koren op de molen van het kabinet. Al was het maar omdat de staat zich als aandeelhouder telkens mordicus tegen deze soms exorbitante gratificaties keerde. Niet alleen bij ABN Amro, ook bij ING en Schiphol.

Wat blijkt: de regering is tegen de EC-plannen. Zij kwalificeert deze als ‘niet passend’ en ‘te rigide’. Dat is vreemd. In de eerste plaats vanwege de tegenstrijdigheid. Aan de ene kant haalt het kabinet als aandeelhouder alles uit de kast om het strooien met bonussen een halt toe te roepen, aan de andere kant wil zij diezelfde aandeelhouders geen macht geven dit af te dwingen. Dat is een merkwaardige spagaat.

Bovendien: wat is er mis mee om aandeelhouders meer zeggenschap te geven over de honorering van bestuurders? Per slot van rekening zijn zij de rechtmatige eigenaren van de onderneming. Een CEO is ook maar een loonslaaf. Doorgaans goedbetaald, dat wel. Zijn beloning is een zaak voor de commissarissen. Althans, in theorie. In de praktijk is het nog steeds zo dat de raad van bestuur vaak zelf een voorstel maakt en dat laat afzegenen door de commissarissen.

Zeker, aandeelhouders kunnen de toezichthouders daarop aanspreken. Dat laatste gebeurt regelmatig. Niet alleen door de staat. Pensioenfondsen en andere grote institutionele beleggers roeren zich steeds meer, ook in het bonusdebat. Tijdens aandeelhoudersvergaderingen en daarvoor. Niet zelden laten commissarissen de secretaris van de raad van bestuur of een andere manager uit het tweede echelon vooraf polsen of een beloning de goedkeuring kan wegdragen van de grootaandeelhouders. Reageren deze grote beleggers negatief, dan passen commissarissen de plannen vaak aan. Op een breed in de pers uitgemeten aandeelhoudersrevolte en reputatieschade zitten de meeste toezichthouders niet te wachten.

Maar niet alle commissarissen prefereren deze koninklijke weg. Nog regelmatig worden (groot)aandeelhouders pas tijdens de jaarvergadering geconfronteerd met nieuwe trouvailles. Een ‘blijfbonus’ (Heineken), een ‘faalbonus’ (SBM) of een ‘transactiesbonus’ (CSM, Nutreco) bijvoorbeeld. En ondanks felle protesten en stemmingen waarbij de meerderheid tegen is, gaan de toekenningen dikwijls toch door. Want de aandeelhouders mogen dan tegensputteren, de commissarissen hebben het laatste woord.

De EC wil dit bij wet veranderen. Dat stuit vooral regeringspartij VVD tegen de borst. De liberalen willen dat de overheid zich zo weinig mogelijk met het beloningsbeleid bemoeit. Kennelijk trekt de PvdA binnen de coalitie ook in deze kwestie aan het langste eind.

De januskop van Rutte II: zelfs de financiële wereld kan er niet langer omheen.