Spring naar de content

Schijversgezin Heerma van Voss: ‘We hadden het thuis vooral over voetbal’

Het gezin Heerma van Voss-Brinkgreve telt maar liefst vier auteurs. Binnen één jaar tijd publiceerden vader Arend Jan, moeder Christien en zoons Daan en Thomas zelfs alle vier een boek. Driegesprek met moeder en zoons over rivaliteit en intimiteit in een schrijversgezin.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door De Redactie

Hoe is het om in een schrijversgezin op te groeien?
Thomas Heerma van Voss: “Ik heb eigenlijk nooit dat idee gehad. Onze vader schreef wel, maar toen ik opgroeide had hij gewoon een vaste baan (Arend Jan Heerma van Voss was onder meer hoofdredacteur van de Haagse Post en omroep­bestuurder bij de VPRO – NH). Hij had ooit wel een bun­del geschreven, maar zijn tweede boek verscheen pas in 2012, toen ik alweer jaren uit huis was. Christien schreef natuurlijk wel, maar dat was verbonden met haar werk (als hoogleraar sociologie – NH). Aan tafel ging het, en gaat het, ook vrijwel nooit over schrijven.”
Christien Brinkgreve: “We hadden het eigenlijk nooit over literatuur. We hebben het ook zelden over onze eigen boeken. Jullie hadden en hebben het eigenlijk vooral over voetbal.”

Thomas: “Ons gezin was wel, als we toch iets kenmer­kends voor het ‘schrijversgezin’ moeten noemen, heel erg talig. Allebei mijn ouders zijn taalgevoelig, mijn vader ze­ker.”
Christien: “Precisie in taal, daar waren we wel gevoelig voor.”
Daan Heerma van Voss: “Vooral Arend Jan was daar streng in.”
Christien: “Ik iets minder.”
Thomas: “Arend Jan verbeterde ons van jongs af aan regel­ matig als we iets verkeerd zeiden. Zijn gezicht vertrok ook al zodra hij een taalfout op de radio hoorde. Of hij vond dat televisiepresentatoren een plat accent hadden. Regel­matig werden discussies beslecht met het woordenboek dat op tafel kwam.”

Waren jullie sinterklaasgedichten dan ook indrukwekkend?
Daan: “Volgens mij waren die best wel slecht.”
Thomas: “Die van Christien waren bizar slecht.” Christien: “Haha, waarom bizar slecht?”
Daan: “Ze rijmden niet eens. Gewoon een paar associa­tieve woorden, het was echt Paul van Ostaijen. Het sloeg helemaal nergens op.”
Thomas: “Ik herinner me dat ik net een proefwerkweek naar behoren had gedaan, en de eerste zin in het gedicht was: ‘Hoera, Hoera.’ En dat was het dan.”
Daan: “Het was echt wat je je voorstelt in een werkplaats voor niet zo snuggere mensen.”
Christien: “Haha.”
Thomas: “En onze vader schreef nooit gedichten.”
Christien: “Nou, die deed het wel, maar die deed het…”
Thomas: “Nee, die deed het bijna nooit.”
Daan: “Ik kan me één jaar herinneren dat hij het deed.”
Thomas: “Met veel moeite. Maanden aanlooptijd. En dan kwam hij met één gedicht voor iedereen.”
Christien: “Dat was dan wel heel goed.”

Bij gezinnen waarin meer mensen hetzelfde beroep uitoefenen, speelt rivaliteit vaak een rol. Hoe is dat bij jullie?
Thomas: “Ik denk dat het wel prettig is dat Daan en ik niet de zonen zijn van Gerard Reve of van Hermans of zo. Dat zou ik vermoedelijk onprettig vinden. Onze ouders hebben binnen een bepaalde kring wel enige reputatie, maar het zijn geen grote literaten of bekendheden. Dus wij zitten met ons schrijven in een redelijk nieuw speelveld. En onderling hebben Daan en ik het voordeel dat we tegelijk zijn begonnen en dat onze boeken duidelijk een eigen stempel hebben, waardoor men niet al te snel gaat vergelijken.”
Christien: “De waardering van jullie boeken loopt ook niet erg uiteen. Ik denk dat als de een veel beter was geweest dan de ander, dat dat wel een bron van jaloezie zou zijn geweest. Tussen jullie dan. Ik lig natuurlijk een beetje buiten de rivaliteitszone, als moeder. Ik schrijf ook andere stukken. Toen ik afscheid had genomen van de universiteit, heb ik één zomer even de lokroep van de roman gevoeld, maar het was nog geen herfst of ik dacht: dat moet ik niet doen. Dat is voor jullie.”
Thomas: “Had je het anders wel gedaan?”
Christien: “Weet ik niet. Ik vind het ook wel prettig dat dit gebied van jullie is. Ik heb weer andere dingen.”
Terwijl je net nog zei: “Ik zit niet in jullie rivaliteitszone.”
Christien: “Ja, ik denk dat vaders en zonen meer rivaliseren. Biologisch dan. Maar ik denk dat het ook aan de persoon ligt.” Daan: “De klassieke vaderfiguur is streng en correctief. Die zit eerder op je schouder dan de moeder. Zij is een klassiek toevluchtsoord. Bij ons in elk geval.”

Het hele driegesprek van Nathalie Huigsloot leest u in de HP/De Tijd die nu in de winkel ligt. Lees hem hier digitaal, of sluit hier een voordelig abonnement af.

Nederland, Amsterdam, 10-04-2015, Schrijvers en broers Thomas Heerma van Voss (l) en Daan Heerman van Voss (r) in gesprek met elkaar en hun moeder, sociologe Christien Brinkgreve. Foto Ilvy Njiokiktjien
Thomas (l) en Daan Heerman van Voss (r) en Christien Brinkgreve. Foto: Ilvy Njiokiktjien

Onderwerpen