Spring naar de content

De (belofte van de) definitieve doorbraak van Steven Kruijswijk, het Vierkant van Brabant

Tot het begin van deze Giro was Steven Kruijswijk een tamelijk onbekende wielrenner die vooral opviel door z’n rode haar. Er zijn niet veel beroemde wielrenners met rood haar, van oudsher al. Pas in 1979 werden de eerste roodharigen in de Giro toegelaten, dus wat dat betreft is meedoen al een overwinning op zich.Ja, natuurlijk: Kruijswijk waaide al eens eerder de top-10 van een grote ronde binnen en ja, hij won ook wel eens een etappe in de Ronde van Zwitserland. Dat zijn wat je noemt geen misselijke prestaties, daar moet je echt wel op tijd voor naar bed, maar legendarisch wilden ze maar niet worden: er hebben in de tussentijd al veel lang vergeten renners top-10 gereden in grote rondes en er hebben ook een boel halvezolen etappes gewonnen in de Ronde van Zwitserland. Over Steven Kruijswijk werd altijd gesproken alsof het een extraatje betrof: ‘Gesink, en eventueel Kruijswijk.’ ‘Mollema, Ten Dam en wie weet Kruijswijk.’ ‘We hebben Kelderman, en ja, we hebben dan ook nog Kruijswijk.’Steeds als je niet meer op ‘m rekende, zorgde hij voor een prettige verrassing, een fijn extraatje. Zo, zonder dat hij er zelf al te veel aan kon doen, werd Steven Kruijswijk het vakantiegeld van het Nederlandse wielrennen.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen

De Kleerhanger
De Giro is nu tweeëneenhalve week bezig en Steven Kruijswijk is geen extraatje meer. De man valt aan, verliest heroïsch, verbaast, verbijstert en begint de volgende dag weer van voren af aan, als een boer die in recordtempo tienduizend koeien melkt, de container met de dagopbrengst omstoot en de volgende dag gewoon weer de wekker zet om die uiers op gang te zwengelen.
Zomaar opeens is Steven Kruijswijk een renner om van te houden, het soort held waar je een tatoeage van laat zetten zonder dat iemand zich ’s zomers afvraagt welke klimmer van de tweede lijn jij toch op je rug hebt. Ik begreep dat hij zelfs al een bijnaam heeft: De Kleerhanger, vanwege de schouders die onevenredig ver van Stevens nek verwijderd zijn. Uitstekende bijnaam – zelf was ik niet verder gekomen dan Het Vierkant uit Brabant en De Nuenense Perpetuum Mobile, dan begrijpt u waarom ik zo enthousiast ben over De Kleerhanger.
Gisteren, in de etappe die over de Mortirolo voerde, ging Steven Kruijswijk opeens aanvallen. En de Mortirolo, dat is niet zomaar een helling.
“Tien keer de Muur van Huy,” mompelde commentator Renaat Schotte een paar keer, alsof het allemaal er al allemaal niet zwaar genoeg uitzag. Tien keer de Muur van Huy, dat was zo steil, daar stuurde je een lift nog niet omhoog.
En daar reed hij opeens, Steven Kruijswijk uit Nuenen. (Als je de geboorteplaats vermeldt bij een held, krijgt die held opeens menselijke trekjes. Eddy Merckx uit Kiezegem klinkt als een oude antiekboer, Vincent van Gogh uit Nuenen als een bedrijfscoach in het bloemen- en plantenwezen). Een paar honderd meter achter hem reden Fabio Aru (Fabio Aru uit San Gavino Reale) en Alberto Contador (Alberto Contador uit Madrid – nee, het werkt niet altijd) omhoog – de een soepel als een vlinder met een goeie dag, de ander traag en slingerend: Aru’s hoofd wiebelde op zijn nek, hij leek op zo’n speelgoedhondje dat sommige mensen op de hoedenplank van hun auto leggen. Zijn onderkaak bewoog zich geheel onafhankelijk van de rest van zijn lijf, zodat er halverwege zijn hoofd een forse gleuf ontstond waar toeschouwers naar believen kleingeld in konden werpen.
Kort voor de top – Steven Kruijswijk uit Nuenen had zich laten inlopen, want alleen was ook maar alleen – begon het te regenen.
“Voor de jaren negentig was deze col niet eens geasfalteerd,” gromde Renaat Schotte verlekkerd. En iedereen thuis dacht: goed dat ze die col alsnog geasfalteerd hebben, anders had Steven Kruijswijk uit Nuenen er helemaal een one-man-show van gemaakt. Nu, op dat mietjesasfalt, wisten Contador en Landa nog knap te volgen.
Ik keek naar het gezicht van Steven Kruijswijk. Daar kon je niet op zien dat hij bezig was om van zichzelf een grote Nederlandse klimmer te maken. Sereen staarde hij naar het oplopende asfalt voor zich, terwijl achter hem het lichaam van Aru ledemaat voor ledemaat uit elkaar begon te vallen. Het gezicht van Steven Kruijswijk was een open boek, maar dan wel zo’n schetsboek vol witte velletjes: je mocht er zelf je eigen lijdensverhaal in tekenen.
Zelfs toen er een man met een vikinghelm en twee rode vlechten (De genderversie van Pipi Langkous, aldus Renaat) naast hem kwam lopen, keek hij niet op en om, waardoor ik even vreesde dat Steven Kruijswijk van de onzichtbare inspanning plots doof en blind geworden was.
Was niet zo.

De honger, de belofte, de hoop
Op de streep eindigde Steven Kruijswijk als tweede, achter Mikel Landa, de Spaanse Steven Kruijswijk. Goed uitgekiend, want als hij gewonnen had, was de lol er toch wel voor een deel af geweest, dan was het onbetwiste hoogtepunt geweest en hadden we met z’n allen weer op zoek gekund naar een nieuwe 28-jarige op het punt van doorbreken. Met het uitblijven van de grote zege nam de honger toe.
En met de honger de belofte. De belofte dat er altijd meer komt dan er geweest is.
En met de belofte het geloof. Het geloof dat we het beste van Steven Kruijswijk uit Nuenen nog lang niet gezien hebben.
En met dat geloof de hoop.
De hoop die doet leven.