Spring naar de content

Als je vergeet dat een bos saai is, is het fijner om buiten te zijn

Natuur beleven voor een stadsmens is net zoiets als groente eten, het is in eerste instantie niet echt aantrekkelijk.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Pauline Bijster

Ik heb een keer een kok horen zeggen over kinderen en groente: ‘Groenten zijn natuurlijk ook niet echt lekker’ en hoewel ik het niet met hem eens was, snapte ik wel wat hij bedoelde. Voor groente moet je net iets meer moeite doen dan bijvoorbeeld voor een krokant gebakken aardappeltje. We neigen naar andere dingen. Maar als je door die lui-mens-weerstand heen bent, is groente eten helemaal niet meer moeilijk, zelfs makkelijker. Fijner.
Hetzelfde geldt voor de natuur.
Als je vergeet dat een bos of park, of weiland, of boom, saai is, is het fijner om buiten in de natuur te zijn dan binnen.

Mijn lievelingsboek als kind was Juniper. Het gaat over een meisje dat in de leer is bij een bijzonder kruidenvrouwtje, een soort goede heks. Elke dag gaan ze een paar uur wandelen. Elke dag na de wandeling vraagt de heks iets aan het meisje, zoals: ‘Hoeveel bomen telde je onderweg?’ of: ‘Welke kleur waren de bloemen in het veld?’. Het meisje weet het antwoord niet en de volgende wandeling let ze extra goed op de bloemen, of telt ze de bomen. Dan vraagt de heks natuurlijk iets anders: ‘Aan welke kant van het veld stond de zon?’. Zodat het meisje in het vervolg niet alleen op de bomen en de bloemen maar ook op de zon zal gaan letten, enzovoort.
De opdracht van de heks is een onmogelijke opdracht, nooit kun je goed genoeg kijken om alles te zien en te onthouden. Toch gaat het meisje steeds beter kijken. Ik heb dat stukje uit het boek vrij precies onthouden omdat het me leek dat je zo eigenlijk naar de wereld om je heen moet kijken, zo goed.
Met de natuur is iets bijzonders aan de hand. Als je er goed naar kijkt, word je er gelukkig van.

Waarschijnlijk is het juist door de drukte van de stad, de snelgroeiende steenmassa’s om ons heen, het eeuwig online zijn en de winkels die dag en nacht uitnodigen tot kopen dat we behoefte krijgen aan iets rustigs zoals een weiland of een stukje bos. Een plekje waar vogels en kevers vanzelfsprekend leven, alsof het nooit anders is geweest, ook toen we er niet naar keken.

Iets om de natuur geven is bovendien ‘in’. Op steeds meer supermarktverpakkingen staat trots ‘biologisch’ en kranten schrijven over ‘duurzaam’, we hebben inmiddels allemaal moestuintjes op het balkon of dakterras en onze kinderen zitten op vrijescholen die oog hebben voor de natuur. Nog nieuwer: bij KantoorKaravaan kun je als bedrijf of als zzp’er zelfs buiten in de natuur gaan werken, op de mooiste plekjes van Nederland. Met internet, en een tafeltje en een stoel, maar zonder de luxe (die net zo goed een last is) van een huis of kantoor van baksteen vol met spullen om je heen.

Afgelopen lente kwam voor het eerst een Nederlandse vertaling uit van het beroemde boek van Henry David Thoreau: Walden & de plicht tot burgerlijke ongehoorzaamheid. Als experiment laat Thoreau alle luxe achter zich en trekt hij voor een periode van ruim twee jaar in een hutje in het bos, nabij een meer, waar hij wil leven in verbinding met de natuur. Het boek en de processen die Thoreau beschrijft, zijn opgetekend in 1845 maar opvallend hedendaags. Een voorbeeld is het volgende citaat:

‘Juist de eenvoud en naaktheid van het leven in de primitieve tijden had voor de mens op zijn minst dit voordeel dat hij nog in de natuur te gast mocht zijn. Wanneer hij met voedsel en slaap was verkwikt, bedacht hij opnieuw hoe hij verder zou reizen. Hij woonde als het ware in de tent die deze wereld is en doorschreed de dalen, doorkruiste de vlakten of beklom de bergtoppen. Maar kijk eens aan! De mensen zijn de werktuigen van hun werktuigen geworden. De mens die in vrijheid vruchten plukte wanneer hij honger had, werd een boer; hij die onder een boom stond om zich te beschutten werd een huisbaas. Nu slaan we niet meer ons kamp op voor een nacht, maar hebben we ons gevestigd op de aarde en zijn we de hemel vergeten..’ 

Ik raad u aan het boek te lezen, als u het nog niet kent.
Meer nog dan het boek lezen, raad ik u aan om eens om je heen te kijken als je straks op de camping staat. Hoeveel klaprozen staan er nog in het veld? Hoe voelen de grassprieten aan, die onder je blote voeten blijven plakken? En welke vogel vliegt daar langs? Kun je raden hoeveel graden de temperatuur daalt, als de nacht nadert, en kun je de sterren herkennen? We hoeven de hemel niet te vergeten.