Spring naar de content

Portret van de overleden Wallander-schrijver Henning Mankell (1948 – 2015)

De Zweedse schrijver Henning Mankell is op 67-jarige leeftijd overleden. Mankell werd bekend door zijn populaire boeken over de eenzame politie-inspecteur Kurt Wallander uit Ystad. In 2009 nam Mankell afscheid van zijn fictieve held in het boek De gekwelde man, waarin Wallander verneemt dat hij aan alzheimer lijdt. Mirjam Bosgraaf schreef in 2014 een portret van het personage en zijn schepper.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: De Redactie

“Hij is zo menselijk. Dat je denkt: verrek, die man had ik kunnen zijn,” zegt Auke Postma. Hij heeft een mobiele tweedehands boekwinkel in het winkelcentrum van Damwoude, in het noorden van Friesland. Vooral boeken over zijn regio, Socialisme in Friesland 1880-1900, De geschiedenis van Leeuwarden, biedt hij aan. Maar er ligt ook een stapel Wallander-thrillers van Henning Mankell. Die gaan goed in het vlakke land van de wind, dat niet eens zo ver van Zweden ligt. 762 kilometer naar het noorden. Auke Postma houdt van Wallander. Waarom? “Het gewone, menselijke,” zegt hij, “dat hij zo met zijn vader overhoop ligt.” Inspecteur Kurt Wallander, de naar opera luisterende, eenzame politie-inspecteur, het geesteskind van Henning Mankell, was er lang voor de boeken- en televisiehausse in Scandinavische crime. Lang voor The Killing en Stieg Larsson en The Bridge. Maar Wallander heeft nog steeds veel fans. Vorig jaar nog werd hij door website Crimezone tot populairste politie-inspecteur aller tijden verkozen. En er zijn in totaal wel een miljoen Wallander-boeken in Nederland verkocht. Wereldwijd verkocht Mankell zo’n 35 miljoen boeken, waarvan veruit de meeste met Kurt Wallander.

Tot verdriet van lezers en fans als Auke Postma is Kurt Wallander aan een afscheidstournee bezig. Zo zou je het kunnen zeggen. De laatste thriller met Wallander, De gekwelde man, was al een paar jaar uit. Daarin stuurt Mankell zijn inspecteur naar het ‘lege universum dat alzheimer heet’. De laatste Zweedse tv-serie met Wallander in de hoofdrol is net afgelopen op de Belgische zender Canvas. De serie moet in Nederland nog worden uitgezonden. De laatste afleveringen van de Britse serie over Wallander met Kenneth Branagh worden as we speak opgenomen. En er komt nog een boekje uit bij uitgeverij De Geus met één kort Wallanderverhaal, en een stuk waarin Mankell uitlegt hoe het allemaal begon en wat er 7daarna gebeurde. De vertaling van een Zweeds boekje dat daar De hand (Handen) heet. Maar wanneer het uitkomt, is nog onduidelijk. Inmiddels is Mankell zelf ziek geworden. Hij heeft kanker, maar het gaat goed met hem, tenminste volgens de laatste berichten. Toch lijkt Wallander nauwelijks nog in zijn gedachten.

In 1990 begon Henning Mankell aan zijn Wallanderthrillers. Toen was hij al meer dan twintig jaar schrijver. Hij was opgegroeid in Midden-Zweden in het dorpje Sveg, aan de rand van bergen en naaldbossen waar beren zijn, en waar de winter een half jaar duurt. Zijn moeder verliet het gezin toen Henning één was. Hij werd opgevoed door zijn oudere zus en zijn vader, en zijn oma leerde hem lezen. “Ik kan me dat nog steeds herinneren,” zei hij in een interview met de Britse krant The Guardian, “het ene woord achter het andere zetten, voor de eerste keer een zin maken. Een verhaal maken.” Op zijn zeventiende kreeg hij een baantje als assistent van de regisseur in een theater. Hij leerde er hoe je een verhaal vertelt, wat werkt en wat niet. Mankell schreef zijn eerste toneelstuk toen hij negentien was, en vier jaar later zijn eerste roman. Al van jongs af aan had hij er van gedroomd om naar Afrika gaan. “De bevroren rivier in het dorp, met houtblokken erin vastgevroren, was voor mij Congo met krokodillen in het water.” En op zijn twintigste kwam hij voor het eerst in Afrika, in Guinee-Bissau. Hij voelde zich er meteen helemaal thuis. Later ging hij de helft van het jaar in Afrika wonen, in Maputo, de hoofdstad van Mozambique, waar hij ook schrijft voor het eerste professionele theater in dat land. Het werd Mankells lijfspreuk: “Met één voet in het zand, met één voet in de sneeuw.” Afrika leerde hem op een andere manier naar Europa kijken, zei hij zelf.

In het voorjaar van 1990 kwam Mankell net terug uit Afrika. Hij schrijft erover in Handen. “Eenmaal thuis ontdekte ik dat er zich, in de tijd dat ik weg was geweest, op akelige wijze racistische en xenofobe tendensen door het land hadden verspreid. Ik besloot om over racisme te schrijven. Eigenlijk had ik andere schrijfplannen. Maar dit vond ik belangrijker.” Mankell zag al snel dat een misdaadroman het meest voor de hand lag. “Om de eenvoudige reden dat racistische handelingen in mijn wereld criminele handelingen zijn. Als logisch gevolg daarvan had ik een politie-inspecteur nodig.
“Op een dag in mei schreef ik nauwelijks leesbaar in mijn dagboek: ‘De warmste dag van dit voorjaar. Langs de akkers gewandeld. Veel vogelzang. Heb bedacht dat de inspecteur die ik voor ogen heb zich moet realiseren hoe moeilijk het is om een goede politieman te zijn. Misdrijven veranderen, net zoals de samenleving verandert.’”
Mankell woonde toen hij dat schreef op een boerderij aan de rand van het dorpje Trunnerup in Skåne, in het zuiden van Zweden, aan de Oostzee. Een glooiend gebied met akkerbouw, kerktorens, en in de zomer knalgele koolzaadvelden. In de herfst een gebied van klei en mist. Hij schreef in zijn dagboek: “Nadat ik van mijn wandeling was teruggekomen, pakte ik de telefoongids. Eerst vond ik de voornaam Kurt. Een korte, redelijk normale naam. Daar paste een lange achternaam bij. Ik was niet te algemeen en niet te bijzonder. Zo moest hij gaan heten, mijn politie-inspecteur. Kurt Wallander. Ik liet hem in hetzelfde jaar geboren worden als ik, 1948.”

Kurt Wallander opereerde voor het eerst in de 299 bladzijden durende thriller Moordenaar zonder gezicht. Mankell schreef de helft van het boek nog op een oude schrijfmachine van het merk Halda. In Moordenaar zonder gezicht wordt in de winter een oud echtpaar vermoord. Asielzoekers krijgen de schuld van de moord. Het eerste wat over Wallander wordt geschreven is: “Kurt Wallander sliep. Hij was de avond tevoren te laat opgebleven om te luisteren naar opnames van Maria Callas die een goede vriend hem vanuit Bulgarije gestuurd had. Keer op keer had hij haar La Traviata opnieuw gedraaid en het was bijna twee uur geweest toen hij ten slotte naar bed was gegaan.”
Kurt Wallander, die altijd Kurt Wallander of Wallander wordt genoemd, nooit Kurt, wat afstand schept, is een fatsoenlijke, opvliegende, volhouderige politieman met een feilloze intuïtie. Zijn werk is alles. Hij woont in Ystad, een kleine stad aan zee in Skåne, met een plein met keitjes en gele huizen. Zijn vrouw Mona is nog niet zo lang geleden bij hem weggegaan, en daar kan hij nog lang niet mee om gaan. Hij is eenzaam en gefrustreerd en drinkt te veel. Hij heeft een dochter van negentien, Linda, met wie het contact erg verwaterd is, en een bejaarde vader die vaak een slecht humeur heeft.

Mankell had geen moment gedacht dat er nog meer boeken met inspecteur Wallander zouden volgen. Maar toen de eerste Wallander er eenmaal lag en die bovendien een prijs kreeg, besefte hij dat hij misschien ‘een instrument in handen had waarop hij verder kon bouwen’. Elk Wallanderboek, er zijn er in totaal tien (elf als je de misdaadroman Voor de vorst, met Linda Wallander in de hoofdrol, meetelt), gaat over de grensoverschrijdende nieuwe criminaliteit die Zweden treft: de handel in organen, mensensmokkel, cybercrime, Oost-Eu-ropese misdadigers die naar Zweden komen. Mankell noemde zijn Wallanderreeks zelf vaak ‘romans over de Zweedse onrust’, of, zoals geschreven staat in de eerste Wallander, Moordenaar zonder gezicht: “Kurt Wallander begreep dat hij niet de enige was die onzeker en verward stond tegenover de nieuwe samenleving die aan het ontstaan was. We leven alsof we om een verloren paradijs treuren, dacht hij. Alsof we terugverlangen naar de goede oude tijd van de autodieven en de brandkastkrakers, die hun pet afnamen en beleefd waren als we hen kwamen arresteren. Maar die tijd is onherroepelijk voorbij, en het is maar de vraag of die ooit wel zo idyllisch was zoals we hem ons graag herinneren.”

Het duurde maar een paar boeken of Wallander had een ferme lezersschare in heel Europa om zich heen verzameld. De Wallanders zijn in meer dan veertig talen vertaald. In Nederland werd de Wallanderthriller Dwaalsporen door de lezers van Vrij Nederland zelfs tot beste thriller aller tijden uitgeroepen.
Er kwamen twee Zweedse tv-series over Wallander, een met acteur Rolf Lassgård, een andere met Krister Henriksson. Henriksson nam drie series op als Wallander. Er kwam ook een Britse serie met Kenneth Branagh als Wallander, waarin alles Zweeds was, behalve de taal en de acteurs. En Skåne werd ook al snel een bedevaartsoord voor wallanderisten. De VVV biedt wandelingen ‘in het spoor van Wallander’ aan in Ystad. Dan eet je blauwe Wallandercake in Fridolfs Konditori aan de Lingsgatan, de plaats waar Kurt Wallander zich te buiten ging aan kaneelbroodjes. Of je bestelt een whisky in het dure, maar ouderwetse hotel Continental, waar ze nog echte sleutels voor de kamers hebben. Net als Wallander.

Henning Mankell wordt nog altijd dagelijks overspoeld door brieven en e-mails, en zelfs telefoontjes. Of hij wordt staande gehouden op straat. Dat kan overal in Europa gebeuren. “Degenen die het meest van zich laten horen zijn vrouwen die Wallander van zijn eenzaamheid willen genezen. Die brieven beantwoord ik zelden. Ik denk ook niet dat de schrijvers een antwoord verwachten. Mensen zijn ondanks alles slimme wezens. Je kunt niet samenleven met een romanpersonage, hoe graag je dat ook zou willen. Je kunt ze als denkbeeldige vriend beschouwen, die je tevoorschijn kunt halen als je hem nodig hebt. In boeken en films komen personages voor die uiteindelijk zo’n levensechte indruk op ons maken dat we verwachten dat ze zomaar ergens kunnen opduiken. Zo een is Wallander er. Maar hij zal zich nooit laten zien. Niet aan mij althans.”Mankell zelf heeft een wonderlijke relatie met zijn personage. Hij neemt het voor hem op als het moet. Toen Wallander voor de zoveelste keer voor somber werd uitgemaakt, dit keer door een interviewer van The Guardian zei Mankell: “Hij is niet somber. Hij is een gepassioneerd man. Hij houdt nog steeds van zijn vrouw. Hij heeft humor en ironie. Ja, hij is weleens wat down, maar ik denk dat we dat allemaal zouden zijn als we zouden zien wat hij op zijn werk ziet.”
Maar hij zei in datzelfde interview ook: “Ik mag hem niet eens heel graag. We hebben zeker wat gemeen. We houden van de-zelfde muziek, we hebben dezelfde consciëntieuze manier van werken. We zouden geen vijanden zijn als we elkaar kenden. Maar hij zou geen dierbare vriend zijn. Zeker niet iemand die ik te eten zou uitnodigen.”

Henning Mankell heeft zich naar eigen zeggen vaak afgevraagd hoe het kan dat zijn personage zo geliefd is geworden. In elk geval doordat het spannende verhaal bij hem altijd op de eerste plaats komt. De misdaad die opgelost moet worden (en ook altijd wordt opgelost), het nagelbijterige kat-en-muisspel tus-sen misdadiger en politie, achtervolgingen, een waterval aan spannende gebeurtenissen, de puzzel, Wallanders toewijding, speurderskwaliteiten en heldhaftigheid. Alles waar detective-lezers van houden. En wat Mankell prima kan. Hij verstaat de kunst van het pageturnen en cliffhangen. En van de anticipatie: “Het was zondag 14 januari. De dag brak aan met aanwakke-rende wind vanuit het noordoosten. Kurt Wallander sliep.” Mankell omschreef het zelf zo: “Na de derde Wallander, De witte leeuwin, besefte ik dat altijd het gevaar op de loer lag dat ik rest van het orkest zou vergeten en hem alleen op de hoorn liet blazen. Ik was me bewust van het risico dat ik Wallander op een dag bij zijn lurven zou grijpen en me zou afvragen: wat zal ik nu eens voor hem verzinnen? Zodra hij en niet het verhaal op de eerste plaats komt, wordt het tijd om te stoppen. Ik denk dat ik nu geheel naar waarheid kan zeggen dat Wallander geen enkele keer belangrijker is geworden dat het verhaal zelf.”

Tussen alle achtervolgingen en kat-en-muisspelletjes is Mankell helemaal niet bang het dagelijks leven in zijn onglorieuze, modderige werkelijkheid in de Wallanderboeken toe te laten. Wallander moet met zijn oude Peugeot naar de garage. Dat kost hem zoveel kronen dat hij er chagrijnig van wordt. Zoveel verdient een Zweedse politie-agent niet. Hij heeft diarree. Hij zit op de wc en ziet dat hij nodig een schone onderbroek aan moet. Hij stapt met een whisky te veel op achter het stuur en wordt aangehouden door zijn collega’s. Of er staat opeens: “De rest van de dag gebeurde er niets.” Dagelijksheid. En menselijkheid. Als er iets is wat Wallander van andere detectives onderscheidt, dan is het zijn menselijkheid. Hij worstelt en strompelt net zo voort als zijn lezers. Morgen ga ik geen vette kaneelbroodjes en pizza’s meer eten. Geen whisky meer. Morgen. Herkenbaar? Zoals Auke Postma zei: “Verrek, die man had ik kunnen zijn.”
“Vanaf het eerste moment was het me duidelijk dat ik een mens wilde scheppen zoals ikzelf en zoals de lezer,” zei Mankell. “Een mens die voortdurend verandert, zowel mentaal als fysiek. Dat leidde tot wat ik het ‘diabetessyndroom’ ben gaan noemen. Na de derde roman vroeg ik aan een be-vriende arts: ‘Welke volksziekte zou jij deze man geven?’ Zonder een spoortje twijfel antwoordde ze: ‘Diabetes.’ Dus kreeg hij diabetes en dat maakte hem nog populairder. Niemand kan zich voorstellen dat James Bond tijdens een achtervolging van de een of andere schurk ineens op straat stil blijft staan om zichzelf een insuline-injectie toe te dienen. Maar Wallander kan dat wel, en daarom is hij gelijk aan andere mensen die aan deze of een soortgelijke ziekte lijden.”

Er is meer. Mankells heldere, ingehouden, originele proza bij-voorbeeld, waar ook altijd zijn gedachten over de Zweedse samenleving in meegeborduurd zijn. In De vijfde vrouw betoogt Wallander tegen zijn dochter Linda, van wie hij op moment merkt dat ze volwassen aan het worden is, dat Zweden is veranderd sinds mensen er hun eigen sokken niet meer stoppen en hun kapotte sokken weggooien.
Misschien is het ook raadselachtig en daarom aantrekkelijk dat er altijd iets vervreemdends is aan de personages die in Mankells boeken wonen. Ze hebben allemaal iets wonderlijks, iets binnenvetterigs, iets stijfs, iets spartaans, iets calvinistisch, iets mysterieus. Soms gooien ze een asbak tegen een muur, maar verder blijft het van binnen allemaal maar aangroeien, als vreugdeloze compost.
Wallanders bozige vader bijvoorbeeld, die altijd hetzelfde landschap schildert. Een melancholiek herfstlandschap met een spiegelglad meer, een knoestige boom, vage bergketens aan de horizon met een onnatuurlijk felgekleurde avondzon. En dan soms een auerhaan links op de voorgrond.

Misschien is het ook Mankells afstand die de lezer bevalt. Dat hij het liefst zo weinig mogelijk over geweld schrijft. “Ik moest soms wel over vreselijke zaken schrijven om mijn geloofwaardigheid niet te verliezen. Omdat ik weet dat de realiteit altijd nog veel erger is dan mijn fantasie. Maar ik heb veel passages met moeite op papier gekregen.” In Handen onthult Mankell dat hij vijftien jaar geleden eens aan een Wallander begon die over kindermisbruik ging. “Terecht, kindermisbruik is een van de gruwelijkste misdrijven van tegenwoordig.” Maar hij kon het niet. Het was te erg. Hij verbrandde de honderd bladzijden die hij al had geschreven en wiste ze van de harde schijf. Gruwelijk geweld is niks voor hem.
Maar lichamelijke intimiteit ook niet. Mankell schrijft ook nadrukkelijk niet over seks, lijkt het wel. Als er al bed-actie is, dan moffelt hij die handig weg naar de verbeelding van de lezers, of de personages liggen alleen maar naast elkaar in bed en het komt er gewoon niet van. Hij houdt beleefd afstand. Het is niet wetenschappelijk onderzocht, maar er komt slechts één keer het woord ‘neukpartij’ in alle tien Wallanders voor. Een neukpartij die overigens helemaal niet plaatsvindt. Soms is dat vreemd. Wallander die in Riga zijn nieuwe grote liefde ontmoet (waar hij dan een bijna niet bestaande afstandsrelatie mee begint). En dat ze elkaar dan nauwelijks aanraken. Mankell schrijft liever liefdesscènes als deze, uit Honden van Riga: “Ze had eten voor hem gekookt. Een stoofschotel met als voor-naamste ingrediënt een taaie kip. Baiba Liepa was bepaald geen begenadigde kok. Ik moet niet vergeten dat ze een intellectueel is, dacht hij. Ze is iemand die waarschijnlijk beter over een mooiere samenleving kan dromen dan een maaltijd kan klaar-maken. Beide types zijn nodig, ook al kunnen ze waarschijnlijk niet altijd harmonieus met elkaar samenleven.”

En dan is er nog de eenzaamheid natuurlijk. Misschien herkent de lezer zich daar ook wel in, meer dan hij zelf wil toegeven. De eenzaamheid is bijna een karakter in de boeken van Henning Mankell. De eenzaamheid kleeft aan Wallander als kauwgum aan het trottoir. Hij blijft jaren alleen thuiskomen in die flat aan de Mariagatan waar de meubels nog altijd herinneren aan zijn huwelijk met Mona. Hij heeft nauwelijks vrienden, een lastige relatie met zijn weinige familieleden, en zijn collega’s, dat zijn collega’s, meer niet. Hoewel hij daar wel de meeste tijd mee doorbrengt. Op een of andere manier zijn alle karakters in de Wallanderthrillers en ook in Mankells andere misdaad-romans zo. Allemaal kluizenaars, loners en familielozen. Alsof er geen mensen met een vrolijk gezin of een fijne vrienden-kring in Zweden bestaan. In Mankells misdaadroman Italiaanse schoenen woont een zestiger alleen op een eiland. Hij heeft met niemand contact. In de winter dompelt hij zichzelf elke dag even onder in een wak om te voelen of hij nog leeft. In De terugkeer van de dansleraar woont een man alleen, die handgemaakte legpuzzels legt van duizenden stukjes en met een pop de tango danst. Verder heeft hij niemand en niets.

Aan het einde van het millennium schreef Henning Mankell zijn laatste Wallander. Tenminste dat was de bedoeling. Toen had hij er negen geschreven. Hij wilde andere (misdaad)romans gaan schrijven in de jaren nul. En deed dat ook. En tijd besteden aan zijn projecten in Afrika. Toen was het trouwens ook tijd voor een nieuwe generatie Zweedse misdaadauteurs, die iets nieuws wilden. “Ik had het wel gehad met die som-bere, gescheiden, naar opera luisterende politiemannen,” zei Camilla Låckberg in een interview. Ze ging detectives schrijven waarin een stel met jonge kinderen de hoofdrol had. En Liza Marklund en Stieg Larsson kozen ook nadrukkelijk voor vrouwelijke hoofdpersonen (Larssons Lisbeth Salander is niet echt het operatype) en vrouwelijke problemen. En voor meer snelheid en minder overpeinzingen. Grappig genoeg had dat weinig invloed op Wallanders populariteit. Die bleef onver-minderd voortbestaan. En intussen rijpte in Mankell het idee om Wallander toch nog een keer op te voeren. Een allerlaatste boek. “Het besluit groeide langzaam. Het heeft een paar jaar geduurd voor ik zover was om er een punt achter te zetten.” Het werd De gekwelde man, een totaalthriller, waarin Wallander tot zijn geluk opa wordt, een labrador aanschaft, naar een vakwerkhuis met een grindweggetje op het platteland verhuisd – een oude droom – en te maken krijgt met een zaak uit de tijd van de Koude Oorlog en Olof Palme. Het is ook de thriller waarin zijn geheugenverlies hem steeds meer parten speelt. “Wel even slikken,” schreef een recensent. Met pijn in hun hart namen de lezers afscheid en zijn eigenlijk nog steeds afscheid aan het nemen. Er komt nog een nieuwe tv-reeks met Branagh. Er komt nog dat afscheidsboekje. Maar dan is het echt voorbij.

Dit zijn de laatste zinnen van De gekwelde man: “Meer is er niet. Het verhaal over Kurt Wallander houdt onherroepelijk op. De jaren die hij nog te leven heeft, misschien tien, misschien meer, zijn zijn eigen tijd. Die van hem en Linda. Die van hem en Klara. En van niemand anders.”
“Nadat ik het laatste woord had opgeschreven, vroeg ik mijn vrouw Eva om de punt te zetten, vertelde Mankell in The Guardian. “Dat deed ze.” Hij zei ook: “Ik heb Wallander uitgelegd dat er nog andere boeken zijn die ik nog wil schrijven voor mijn tijd om is.”

Hij wist toen nog niet dat dat gevoel dat zijn tijd misschien wel snel op zou kunnen zijn, nog dwingender zou worden. Begin dit jaar werd bij hem kanker in zijn hals en in zijn long ontdekt. Hij schrijft er soms stukken over in The Guardian. Na de eerste vreselijke schrik volgde de chemotherapie die, zoals het er nu uitziet, goed aansloeg. En kan hij nu weer met zijn vrouw op de veranda zitten en naar een merel luisteren.
Mankell: “Er wordt me vaak gevraagd of ik Wallander mis. Dan antwoord ik naar waarheid: ‘Ik ben niet degene die hem zal moeten missen. Dat is de lezer.’”

Dit artikel verscheen in het zomernummer van HP/De Tijd uit 2014.