Spring naar de content

De vriendin houdt de eer aan zichzelf

Het kwam toch nog onverwacht. De vriendin was al zo lang actief bij ons thuis dat ik niet had verwacht dat ik nog zo zou meemaken dat het ooit anders zou zijn. Huub van der Lubbe weet pas wat-ie mist, als ze er niet is, en dat geldt voor meer mensen. Daar was het dan, even plotseling als zwemmerseczeem. Het afscheid.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Frank Heinen

Natuurlijk: het laatste jaar functioneerde ze eigenlijk al niet meer, maar ze bleef hoe dan ook een icoon binnen onze verkering, een legende in de relatie. Nooit zouden we vergeten hoe zij ooit, toen ze nog fit en scherp was, allerlei dingen had betekend. Wie herinnerde zich niet hoe zij, in de kracht van haar leven, van alles tot stand had gebracht?

Een niet te onderschatten belang
Vorige week vroeg ze of ik bij haar wilde komen zitten.
‘Ik heb een besluit genomen,’ zei ze.
‘Heel goed,’ antwoordde ik. ‘met een goeie werptent doe je zo twintig jaar.’
Ze schudde haar hoofd, een hangar vol mooie herinneringen. ‘Ik stop ermee.’
Ze bleek al langer met het idee rond te lopen. Wist ik niet. Had ik het wel geweten, dan had ik haar nooit zo lang gehandhaafd. Nu was het alsof John de Mol de wacht kreeg aangezegd door Hummie van de Tonnekreek.
‘Kan ik je nog overtuigen door te gaan?’ vroeg ik.
‘Nee,’ antwoordde zij. Starheid is haar middle name.
‘Godzijdank.’
Het bericht kwam naar buiten in een gezamenlijk persbericht. ‘Ik ben Frank en HP/De Tijd heel dankbaar,’ schreef ik namens de vriendin. En ik voegde er, voor de armzalige bühne die social media heet, aan toe dat de vriendin wat mij betreft een voorbeeldvriendin was, een gentleman, en dat we op zoek zouden gaan naar een nieuwe functie voor haar binnen onze relatie. Ze had een prachtige tijd gehad, een Vriendin-CV opgebouwd om trots op te zijn. Het was verstandig dat ik de eer aan haarzelf had gehouden.

Hele stad in rep en roer, de Polen die al een jaar lang het huis naast ons vertimmeren huilden drie dagen aan een stuk tranen van pure wodka. In het Utrechtse katern van het AD verscheen een artikel waarin zeven mensen werd gevraagd hoe belangrijk de vriendin was geweest voor de sportcolumnistiek. Van een niet te onderschatten belang, antwoordden de ondervraagden (Rob Oudkerk, Alexander Pechtold, Maus van Riel, o.a.) beleefd. Want zo gaat dat, als iemand een deur openzet die jaren gesloten is geweest. Dan gaan mensen elkaar aanpraten dat het toch wel mooi was toen die deur nog dicht was, en zich hardop afvragen welke non-valeur heeft bedacht hem open te zetten, een goddeloos idee en heel erg typerend voor de tijd waarin we leven, en hoezo moet er eigenlijk überhaupt ooit iets veranderen? Waar is dat voor nodig?

Laagvoorhoofdige stukken zure zult
Gisteren – tussen een column over Wout Poels en eentje over Kenneth Vermeer in – nam de vriendin afscheid van het publiek. Ze hing uit het raam en werd uitgewuifd door vijfhonderd vaste lezers. Aan de overkant hing een pop met ‘ex-vriendin’ op de rug uit een raam.
‘Walgelijk,’ zei ik en zette een stapje naar achter, ‘ik neem hier afstand van.’
‘Dat zijn idioten die dat doen,’ zei de vriendin.
‘Boosaardige maniakken,’ vulde ik aan.
‘Kansloze tafelschuimers,’ mompelde zij.
Ik: ‘De etter in de wond van de sportcolumnistiek. De smeerlappen van de opinietijdschriftenbranche. Rotte appels in een prachtmand. Losers. Kansloze knutselaars. Laagvoorhoofdige stukken zure zult. Weg met die gasten.’
Zij: ‘Jouw lezers.’
Het was een smet op een verder ontroerende prachtmiddag. De hele zondag was de hashtag #vriendinbedankt trending topic en op Facebook verschenen ontroerende filmpjes van andere vriendinnen, die lamswollen truien droegen met #Vriendinbedankt erop.
‘Ga je me nog op de schouders nemen?’ vroeg ze, terloops, maar met het hoopvolle smoelwerk van Enzo Knol die een per ongeluk bevroren hamster uit de magnetron vist (‘Hij piept weer!’).
‘Wil je dat?’
‘Na alles wat ik voor je heb gedaan lijkt me dat wel het minste…’
‘We kunnen ook een erehaag maken. Wil je een erehaag? Ik regel een erehaag.’ En weg was ik.

Toen de menigte al lang en breed was opgelost in het geweld van de zo(ndag)mi(ddag)bo(rrel), gilde de vriendin heel hard ‘Jullie zijn nog niet van me af’ door de verlaten straat.