Spring naar de content

De reusachtige kans voor lachertje Feyenoord

Het is nooit leuk om het lachertje te zijn. Ik ben zelf wel eens het lachertje geweest, en enkele van mijn beste vrienden zijn wel eens het lachertje geweest. Je zou kunnen zeggen dat ik wel weet wat het inhoudt om het lachertje te zijn.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Frank Heinen

Dirk Kuijt zei het gisteren over zijn eigen ploeg, Feyenoord. Het klonk raar uit een mond waar anders de constructieve zinnen altijd onophoudelijk lijken te stromen als de vergelijkingen uit het toetsenbord van de sportcolumnist. Lachertje: een bijzonder prettig woord. Je zou er haast opgewekt van worden. Een geintje, een gebbetje, een lachertje. Maar voor wie het lachertje is, valt niets te lachen; wie het lachertje is, kan wel janken.
Zeven wedstrijden achtereen verloor Feyenoord nu. Competitiewedstrijden, moet je er dan bij zeggen, want in het bekertoernooi werd Roda toch maar mooi verslagen; weliswaar na een partij waar – mede door verlenging – geen einde aan kwam en waarin uiteindelijk de enige speler die niet van verveling in slaap gesukkeld was het enige doelpunt maakte, maar toch.
Een lachertje…. Het zal je gezegd worden, zelfs als het door jezelf gezegd wordt.

Norse naaktkat
Gisteren, na de zevende deconfiture, in Zwolle, waar de immer jolige origamikeizer Ron Jans gesmeerd spelende teams vouwt van voetballers die bij hun vorige club bij het oud papier zijn gezet, moest de trainer van Feyenoord, de kalme Giovanni van Bronckhorst, voor het plopkappentribunaal van de tv verschijnen. Van de ene cameraploeg naar de andere werd hij gesleept en overal werden dezelfde vragen gesteld.
Hoe kan dit? Hoe nu verder? En – altijd een knaller: hoe voel je je nu?
Uiteindelijk belandde Van Bronckhorst ook voor de camera’s van de NOS. Wanneer je zo zelden wint als Van Bronckhorst de laatste maanden, kent de NOS geen genade: dan wordt verslaggever Joep Schreuder langs gestuurd om met een door empathie verzwaarde stem wat als vraag vermomde conclusies te trekken.
Van Bronckhorst stond voor het kartonnen kamerscherm met weinig belovende sponsornamen als Firezone en Eurosafe met het gezicht van een man die per ongeluk zijn prijspoedel heeft weggegeven en nu alle grote hondenshows moet aflopen met een norse naaktkat.
Schreuder: ‘Giovanni van Bronckhorst, dit voelt als een hele boze droom.’
Voor Van Bronckhorst – die door Kuijt en journalisten en fans en iedereen “Gio” genoemd wordt, wat zo consequent wordt volgehouden dat je van de weeromstuit de neiging krijgt om hem als “De weledelgestrenge oefenmeester Van Bronckhorst, Heer van Varkenoord” aan te duiden, ook al schijnt de man zelf het wat knullige “Gio” te prefereren – zat er weinig anders op dan te doen wat alle verliezende voetbaltrainers nou eenmaal altijd doen. Trainers geloven dat het chronologisch opsommen van alle belangrijke wedstrijdsituaties een soort analytische klaarheid veronderstelt. “En toen kwamen zij op 1-0, maar kregen wij ook kansen, en dan maakten we een prima goal, verdiend, en dan vlak na rust de 2-1 en toen werd het moeilijk, en hadden we een paar keer pech, en uiteindelijk wordt het dan vlak voor tijd nog 3-1, omdat wij de 2-2 niet maakten.” (Of iets dergelijks, mijn oren beginnen altijd spontaan te tuten als trainers zo beginnen te spreken).

Later in het gesprek vielen de woorden “nachtmerrie” en “boze droom” en stelde Schreuder terloops vast dat het voor een buitenstaander moeilijk te begrijpen zou zijn dat dezelfde spelers die vandaag met 3-1 van PEC verloren hadden een paar maanden eerder nog twee keer van PEC hadden gewonnen. Waarmee nog maar eens bewezen is dat de buitenstaander bij binnenstaanders als niet geheel goed snik te boek staat. Waarom ik – toch overduidelijk een buitenstaander – niet zou kunnen begrijpen waarom het team dat eerst twee keer won van het andere team maanden later niet ook eens van dat andere team zou kunnen verliezen, begreep ik niet.
Bovendien welde in mij het vermoeden op dat er maar een man was voor wie dit allemaal niet te begrijpen viel, en dat was Giovanni van Bronckhorst zelf. Hij zag wel aanknopingspunten, mompelde hij, maar dat leek me beginnersbluf. In dat hele flutterige Feyenoord van zondagmiddag was natuurlijk geen aanknopingspunt te bekennen, of het moest de onverstoorbare Kenneth Vermeer zijn. Maar goed, we weten allemaal wat het betekent als je belangrijkste aanknopingspunt het spel van je keeper betreft. Dan is er wat mis.

Nooit meer een lachertje
Wat niemand “Gio” en Dirk en Martin van Geel (de technisch directeur die bij een iedere verse nederlaag in beeld wordt genomen en zijn gezicht daarom tegenwoordig bij voorbaat al op standje Zondebok zet) vertelt, is dat deze treurige verliesketting een reusachtige kans biedt.
Te winnen door te winnen valt er niks meer – behalve de halve finales in de beker, dat moet geen probleem opleveren, Feyenoord is een bekerclub zoals Janneke Brinkman een bekerbeschilderaar is. Te winnen door te verliezen valt er des te meer. Nog elf nederlagen en Feyenoord gaat de wereld over en de geschiedenis in. De club zal een lachertje worden, eentje van ongekende afmetingen. De cameraploegen zullen komen, van Amerika tot Zanzibar. Ze zullen Dirk Kuijt vragen of hij zich nog herinnert wanneer hij zijn laatste wedstrijd won, Feyenoord wordt culter dan de club ooit is geweest, de rouw wordt opgepompt tot reusachtige proporties en dan, als alles verloren lijkt, volgt die bekerfinale.
De Kuip zal uit z’n voegen barsten.
De wedstrijd zal live worden uitgezonden over de hele wereld.
Iedereen zal zijn adem inhouden.

Wie er wint? Nogal wiedes. Na die dag zal Van Bronckhorst binnen een jaar z’n eerste prijs binnen hebben, zal de hele wereld van Rotterdam-Zuid houden en zal Feyenoord nooit nooit nooit meer het lachertje zijn.