Spring naar de content

Met de adviseur de crisis tegemoet

Het was een ideetje van de directie. Die kwamen ermee. ‘We willen een signaal geven,’ zeiden ze. Ik kon wel nee zeggen, maar dan zouden zij ook nee tegen mij zeggen, binnen no time, als ik begreep wat ze bedoelden. Zo kwam het dat ik – wat ik niet wilt dat mij geschiedt, dat doe ik natuurlijk ook een ander niet – akkoord ging met de aanstelling van een adviseur.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen

Samen gingen wij proberen de vriendin weer op de rails te krijgen.
Ik zou graag willen vertellen om wie het gaat, maar dat gaat helaas niet. Daarvoor is de situatie te precair, staat er te veel op het spel. U weet ook dat de vriendin bekendstaat als de moeilijkste vriendin van Nederland, gepassioneerd en met een achterban waar je eng van wordt. Als het dan niet loopt, resten er twee opties: je standrechtelijke executie of de deur wijd openzetten voor een vent met een klankbord. Of een klankbord van een vent, dat vergeet ik steeds.

Aan de vriendin kon het niet liggen
Diezelfde middag tipte ik de directie met wat klankbordvoorstellen. Onderwerp mail: Kli-kla-klom er maar in met je klankbord. Altijd je opgewekte zelf blijven, zelfs als de boven je geplaatsten je proberen af te schudden door met 180 over de ventweg te scheuren.
Binnen vijf minuten had ik al antwoord. Daar hoef je bij veel directies niet op te rekenen, snelheid kent vaak geen tijd. (Die mail was vertrouwelijk, stond erboven, in plofkippen van letters. Net als alles wat ik hier opschrijf, dat was ook ooit vertrouwelijk. Toen het in mijn hoofd zat! Ik vind: zodra je iets mailt, is de vertrouwelijkheid er wel af). Nou ja, het kwam er dus op neer dat ze niet ontzettend op mijn adviseursadviezen zaten te wachten. Fijntjes werd ik eraan herinnerd dat ik degene was die geadviseerd diende te worden. Nee, ze kwamen er ook zonder mijn suggesties wel uit, en bedankt en kap eens met die smileys.

De vriendin wist intussen van niets. Die bakte er gewoon iedere dag weer niets van, en mindde verder haar eigen business. Op mijn vraag of er nog een stukje positieve invulling van mijn kant verwacht werd, antwoordde ze: ‘We hebben geen eieren meer.’
Misschien was dat wel typerend voor de situatie waar de vriendin en ik ons al een tijdje in bevonden. Het liep niet, of, nou ja: zij liep niet. Ik stond erbij, keek ernaar en dacht: ze loopt niet. Maar wat kun je doen? Je kunt aanwijzingen geven, je kunt roepen, schreeuwen, je kunt ze bij hun oor pakken en je kunt ze een tijdje op de bank zetten, maar vroeg of laat moet het toch gaan lopen. Natuurlijk was het niet leuk om in een column in de krant te moeten lezen dat de vriendin steeds minder vertrouwen in me had – temeer omdat ik die column zelf had moeten schrijven. Maar ik wist ook: dit komt uit de onderbuik, en niet alles wat uit de onderbuik van de vriendin komt, is onmiddellijk publicabel.
Later die dag volgde het mailtje. Lekker persoonlijk. De gratis adviseur morgen bij u op de stoep staat, tussen 8:00 uren van de morgens en 17:00 uren in de namiddag. Of we maar thuis wilden zijn. Wie weet kwam er ook een bankroete Nigeriaanse prins mee.
De vriendin begreep het niet helemaal: ‘Ik snap het niet!’
Ik: ‘Gewoon een meneer die wat puntjes op jouw i komt zetten.’
‘O ja.’
Stiekem hoopte ik dat de adviseur een ex van de vriendin zou zijn. Iemand die van haar wanten wist, een man met tonnen en met ervaring. Iemand met een stukje draagvlak, een stukje verleden en een haarstukje. Een ouwe kerel, dat zou prachtig zijn. Alles wat er bij mij aan ontbrak, zeg maar, qua competentiepuntjes. Achteraf gezien, dacht ik, was ik er misschien ook veel te onervaren ingestapt, in de vriendin. Het had de directie wel verfrissend geleken, iemand zonder capaciteiten de boel laten runnen. Met capabele mensen was het ook nooit veel soeps geweest.
Aan de vriendin kon het niet liggen. Die was perfect.

Draagvlak
Op woensdag ergens tussen acht en vijf ging de bel.
Op de stoep, nonchalant leunend op de opblaaskoe van de onderburen, stond de adviseur. Om zijn nek hing een sjaal en naast hem stond een rolkoffer waar je op Schiphol wel eens professionele snowboarders mee ziet hannesen.
‘Haihai!’ zei hij en stommelde langs me heen, hup, zo de precaire situatie in.
Eenmaal binnen kreeg de vriendin een warme hand en ik een ros op mijn schouder. ‘Nou, aan de inrichting ligt het niet. Lekker traditioneel, lekker leuk! Had u al koffie gehad?’
‘Wilt u wat drinken?’ vroeg de vriendin, die gezegend is met een scherp horeca-oog voor noden en behoeften.
‘Twee klontjes, twee melk,’ antwoordde de adviseur. ‘Pro deo.’
‘Pardon?’
‘Ik doe dit allemaal voor God. Vindt u het goed als ik vast begin?’ En daar knielde hij al krakend voor zijn koffer, pakte er rinkelend van alles uit en begon daarna met het uitvouwen van een reusachtig katoenen kleed.
‘We zijn ontzettend blij dat u hier bent,’ zei ik, ‘want ik kan de vriendin gewoon niet meer raken. Maar als ik vragen mag: wat is dat enorme ding?’
‘Draagvlak.’
Uit de koffer kwamen verder nog: een boek met 1001 individuele tips voor groepsprocessen, een apparaat met signaalfunctie en een vlammenwerper. ‘Voor het heilig vuur,’ zei de adviseur, die tegelijk koffie kon drinken en een melkschuimer imiteren. Toen alles uitgepakt was, vroeg hij: ‘Waar is hier de achtergrond?’
Nou zijn de vriendin en ik tamelijk klein behuisd – de directie heeft ons al jaren geleden een nieuw huis beloofd, maar dat komt er maar niet van – dus veel achtergrond is er niet. Er is ook geen luwte; alles is voorgrond.
‘Mag ik dan even?’ vroeg de adviseur en ging op de voorgrond staan.
‘Pas op,’ zei ik, ‘liever niet op deze plank.’
‘Nou,’ zei hij tegen de vriendin, ‘laat maar eens wat zien.’
Drie meter lager, door dat geinige straatje van ons, trok een ludieke processie van teleurgestelde liefhebbers van de vriendin voorbij. Klanten, dacht ik, terecht dat ze boos zijn.
Maar: de oplossing was nabij.