Spring naar de content

Tom Kellerhuis: ‘Er is een wildgroei ontstaan in het journalistieke interview’

Zoals ieder jaar wordt vanavond in Amsterdam het journalistieke interview gevierd tijdens Het Grote Interviewgala. Thema: de macht van de journalistiek. Een Q&A met onze eigen interviewer en hoofdredacteur Tom Kellerhuis, over ruzie, alcohol en natuurlijk zijn afscheidsgesprek met schrijver Joost Zwagerman.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Kevin van Vliet
tom_hp
‘We zijn weleens zo laveloos geworden dat het interview over moest.’

Bestaat de perfecte openingsvraag?
“Nee, ieder interview is anders. Maar de eerste vraag moet in elk geval origineel zijn zodat het slachtoffer denkt: jeetje, dit wordt anders dan alle andere interviews die ik heb gegeven. Ik interviewde ooit de kunstenaar Rob Scholte. Rob had destijds allerlei complottheorieën over de aanslag die op hem is gepleegd, en waarbij hij zijn beide benen verloor. Daar wilde ik verre van blijven. Ik gebruikte de befaamde openingszinnen van oud-EO-presentator Henk Binnendijk. ‘Mag ik u een ernstige vraag stellen?’ vroeg ik. Dat mocht. ‘Mag het ook een hele ernstige vraag zijn?’ ‘Ja,’ zei Rob. ‘Ik heb al zoveel ellende meegemaakt, daar knap ik misschien wel van op.’ Henk Binnendijk vroeg dan vervolgens: ‘Hoe denkt u over god?’ Mijn derde vraag was ‘Weet u hoe lang u bent?’ Waarop Scholte antwoordde: ‘Ik ben 1 meter 33’. Het hele interview ging vervolgens over het verlies van zijn benen.”

Dat brutale is jouw stijl, nietwaar?
“Was mijn stijl, al krijg je het er nooit helemaal uit, haha. Vorig jaar ben ik overgestapt op het empathische interview. Ik stond bekend, en was roemrucht, om mijn vrijpostigheid in HP/De Tijd. Mijn adagium in die tijd was: als je iemand in anderhalf uur niet kunt interviewen, dan lukt het in drie uur ook niet. Nu maak ik interviews van drie tot tien uur. Ze zijn niet strikt zakelijk, maar op de persoon, in de aloude traditie van Willem Wittkampf, Bibeb en Ischa Meijer. Je zit als een biechtvader of psychiater tegenover de ander, en niet als de interviewer die smerige en gemene vragen durft af te vuren.”

En je paait de geïnterviewde vaak met een cadeautje.
“Ik probeer hem of haar altijd te verrassen met een kleinigheid. Het mag niet al te duur zijn, je wilt iemand immers niet omkopen. Bij Martin van Amerongen (publicist en voormalig hoofdredacteur De Groene Amsterdammer – red.) kwam ik ooit aanzetten met zijn geliefde jenever, bij Cisca Dresselhuys (voormalig hoofdredacteur Opzij – red.) met een bos gele rozen omdat ze van die kleur en van bloemen hield. En bij binnenkomst zei ik dan: ‘Ik geef het je nu alvast want als we ruzie krijgen dan wil ik het niet mee terug hoeven nemen.’”

Zijn er ruzies die je nog achtervolgen?
“Ik heb ooit een ernstige kwestie gehad met Gerard Spong. Hij wilde niet praten over zijn seksuele aberraties. Ik bleef erop hameren tot het irritant werd en vertelde maar over mijn eigen seksuele geaardheid. Toen werd-ie ineens heel openhartig. Zijn uitspraken wilde hij later echter terugnemen omdat hij er gezeik mee kreeg op het chique kantoor waar hij werkte, maar ja: zo waren we niet getrouwd. Hij dreigde met korte gedingen die we wisten af te wenden met eigen juristen. Het interview werd zonder enige aanpassing gepubliceerd en daarna heb ik hem, hoewel we nog zouden gaan eten samen, nooit meer ontmoet.”

Die vrijpostigheid is al lang niet zeldzaam meer, denk aan Rutger Castricum, Jojanneke van den Berge en Maxim Hartman. Hoe verklaar je die toename?
“De samenleving is sinds de jaren negentig toch aardig veranderd. Wij hadden nog taboes, je sprak in Nederland niet over geld of over je liefdesleven. Ik begon begin jaren negentig bij HP/De Tijd en kom uit dezelfde school als Ischa Meijer – ook hij was een brutaaltje. We zijn beiden opgeleid door mijn toenmalige hoofdredacteur Bert Vuijsje. Hij gaf mij de kans een grote interviewserie te maken: de befaamde honderd vrijpostige vragen.”

Wie leest zulke lange interviews vandaag nog?
“Dat hebben we gezien met Joost Zwagerman: meer dan 7500 woorden en bijna 30.000 keer gekocht op Blendle.”

Als Zwagerman zichzelf niet van het leven had beroofd, dan was het nooit zo goed gelezen.
“Nee, dat denk ik ook niet.”

Was het interview even goed geweest als Zwagerman nog leefde?
“Dat denk ik wel. Het was een portret van dertig jaar schrijverschap. De outing van zijn ziekte, de manier waarop hij naar de wereld keek en over zijn voormalige uitgever sprak waren opzienbarend. En Joost was eloquent, dus wat hij zei, rolde er in prachtige volzinnen uit.”

Zwagerman benaderde jou voor dat gesprek. Ben jij dan een goede interviewer of was Zwagerman de gedroomde kandidaat?
“Als interviewer dwing je mensen om leeg te lopen en moet je er zijn op het juiste moment. Er werd op Facebook even gesuggereerd dat Joost mij dat interview niet gegund zou hebben, maar hij koos mij toch echt speciaal uit om zijn verhaal te doen. Ik kan me zo indenken dat hij eerder prettige interviewervaringen met mij heeft gehad.”

Wie zijn de grote interviewers van vandaag?
“Zoveel zijn dat er niet, en je komt altijd uit bij die paar gebruikelijke namen: Frénk van der Linden en Coen Verbraak. Sara Berkeljon van de Volkskrant en Arjan Visser van Trouw zijn beiden goed, en natuurlijk onze eigen Nathalie Huigsloot. In dat rijtje schaar ik mezelf dan ook maar. En ik zie ontspruitend talent in Nick Muller (journalist HP/De Tijd – red.). Tegelijkertijd is er een wildgroei ontstaan in het journalistieke interview. Het is goedkoop te produceren en makkelijk bovendien qua tijd in te schatten. Je weet precies hoeveel uren je eraan kwijt bent. Bijvoorbeeld: drie uur voorbereiden, drie uur interviewen en zes uur uitwerken.”

Je vergeet je collega’s op de buis.
“Ja, gek hè? Maar die klojo’s noemen zelf ook nooit hun schrijvende collega’s. Ik wil er best een paar noemen, hoor. Jeroen Pauw vind ik een goed voorbeeld van iemand die zich tot een sterke tv-interviewer heeft ontwikkeld. Eva Jinek vond ik in haar begintijd goed, maar nu met die talkshow vind ik het toch maar gekeuvel. Matthijs van Nieuwkerk is een echte anchorman. Hij is ad rem en erg goed in zijn korte-interviewstijl. Al zijn die gesprekken niet te vergelijken met die marathonsessies die ik houd. Daar is zijn programma te kort voor, en het is overwegend bewonderend.”

Nogmaals: waarom zou je die marathons lezen als Frans Timmermans onthullingen doet in een tienminutengesprek bij Pauw?
“Televisie blijft een oppervlakkig medium. Zelfs de langste vraaggespreken duren niet langer dan een halfuur. Er is een wezenlijk verschil tussen een geschreven interview en het tv-gesprek. Theo van Gogh, ook een geweldige interviewer, heeft zijn televisie-interviews weleens in boekvorm gepubliceerd. Ze bleken op schrift lang zo sterk niet.”

Wanneer is een krant- of tijdschriftinterview sterk?
“Het moet lezen als een trein en moet nieuwigheden en opzienbarende uitspraken bevatten.”

Voor welk interview schaam je je?
“Met vakbondsbestuurder Johan, god hebbe zijn ziel, Stekelenburg. God, wat was die man verschrikkelijk saai. Het is niet bevorderlijk om mensen te interviewen met wie je niets hebt. Er moet namelijk in de aard wel een enorme mate van nieuwsgierigheid zijn.”

Is het wel bevorderlijk alcohol te nuttigen tijdens een interview?
“Ja. Ik probeer altijd een omstandigheid te creëren waarin de geïnterviewde zich comfortabel voelt. Al is het ook weleens gebeurd dat we zo laveloos zijn geworden dat het interview over moest. Ik interviewde Jan Cremer (kunstenaar – red.) ooit en instrueerde de ober bier en wodka te blijven schenken tijdens het gesprek. Ik begon al met drinken voordat Jan arriveerde en kon niet meer stoppen. Maar Jan hield het bij jus d’orange. ‘Anders ga ik allemaal rare dingen zeggen,’ zei hij lachend. Aan het eind van het gesprek had ik mezelf onder tafel gedronken, tot hilariteit van Jan. Later raakten we bevriend, wat vrijwel nooit gebeurt met een interviewslachtoffer.”

Je bent erg dominant aanwezig in je interviews. Leid je daarmee niet de aandacht af van de persoon om wie het in zo’n gesprek draait?
“Je kunt ook zeggen: ieder interview gaat over mijn fascinaties, mijn nieuwsgierigheid en wat ik wil weten van iemand. Voor mij zijn weinig zaken een taboe en dat helpt natuurlijk wel. Tijdens een interview met Ilja Leonard Pfeiffer begon hij, terwijl ik even was gaan roken, spontaan te chatten op mijn Grindr-account (datingapp – red.). Wat Ilja vervolgens verstuurde was erg grappig en zei meer over hem dan over mij, daarom heb ik het in mijn interview gebruikt.”

Volgende week hoor je of het afscheidsgesprek met Joost Zwagerman het best gelezen stuk van het afgelopen jaar is op Blendle. Wat zou dat gegeven zeggen over de interviewer?
“Wat een kutvraag, zeg. Alles wat ik hierover zeg klinkt onbescheiden. Als Joost nog geleefd had was het artikel waarschijnlijk niet zo goed gelezen als nu het geval is. Maar de inhoud is de reden waarom het zo gewaardeerd werd. Waardering van je collega’s is één, maar waardering van lezers is misschien nog wel belangrijker. Daar ben ik dan ook trots op.”