Spring naar de content

Filmmaker Michael Moore valt Europa binnen om de American Dream terug te halen

Deze week in de bioscoop: waarom zijn die Denen toch zo goed in oorlogsdrama’s, Michael Moore zoekt zijn heil in Europa en Superman en Batman vechten elkaar de tent uit.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Nico van den Berg

Krigen (****)
Dat de Denen goede films over oorlogsmissies kunnen maken, bewees filmmaker Janus Metz Pedersen in 2010 al met Armadillo. Officieel een documentaire, maar qua spanning en het invoelbaar maken van wat er in de Deense soldaten omging tijdens hun missie in Halmand, Afghanistan, liet Armadillo menig oorlogsfilm achter zich.

Krigen doet bij vlagen aan deze veelbekroonde documentaire denken. Ook hier wordt de situatie van een groep militairen op een afgelegen post in Afghanistan zonder veel visuele effecten getoond. Er wordt nauwelijks muziek gebruikt, de camera beweegt zich schokkerig en het verhaal is verre van een klassiek oorlogsepos. In het begin van de film stapt een soldaat op een landmijn, gruwelijke beelden worden niet geschuwd. Dit is een smerige oorlog, weet de kijker. Het wordt smeriger als de eenheid onder vuur komt te liggen en in paniek de commandant Claus Michael Pedersen (gespeeld door Pilou Asbæk ) om luchtsteun vraagt. De gevolgen zijn desastreus en voor hij het weet, is Pedersen beklaagde in een Deense rechtbank.

De kracht van de film schuilt niet in oorlogsgeweld, maar in het rechtbankdrama dat volgt. Niet alleen worden thema’s als schuld, verantwoordelijkheid, moraliteit en de afstand tussen de legertop en de veldsoldaat overtuigend behandeld, het is ook een zeer spannend geheel. Regisseur Tobias Lindholms vorige film, Kapringen (2012) over een scheepskaping voor de Somalische kust, wist op dezelfde ijzingwekkende manier de kijker de hoofden van de hoofdpersonages in te trekken. Ook na Krigen moet je, net als commandant Claus, weer even vaste grond onder je voeten zien te krijgen.

Where to Invade Next (***)
Michael Moore is niet van het subtiele gebaar. Zijn documentaires kenmerken zich door een vorm van activisme die soms goed uitpakt (Fahrenheit 9/11, Bowling for Columbine) en soms vervelend drammerig is (Sicko, Capitalism A Love Story). Zijn toon in Where To Invade Next is gematigd. Woede is ingeruild voor verbazing. Verbazing over de ruime sociale voorzieningen die een aantal Europese landen heeft: zeven weken vakantie in Italië, schoollunches met dinerkwaliteiten in Frankrijk en gratis hoger onderwijs in Slovenië. Terwijl het volgens Moore toch allemaal ideeën zijn die voort zijn gekomen uit de idealen waarmee het moderne Amerika ooit is opgericht. Een invasie dus, om de ‘gestolen plannen’ terug te halen.

Je eerste gedachte na het zien van de film: woonde ik maar in een van die landen (Nederland komt er niet in voor). Moore maakt van Europa een groot Utopia waarbij per land maar op een aspect wordt ingezet. De rest wordt genegeerd. Cherry picking, dus. Het levert een vermakelijke film op, maar erg diep gaat Moore niet. De combinatie van alle losse elementen moet wel de echt heilstaat opleveren, al zal Moore hier alleen maar van kunnen dromen. Maar de humor en absurditeiten in Where To Invade Next maken veel goed. “De Amerikaanse droom bestaat overal, behalve in Amerika.”

Batman v Superman: Dawn of Justice (**)
De Amerikaanse blockbusters zijn de laatste jaren niet echt het toonbeeld van originaliteit. Na sequels en reboots is de nieuwste trend het bij elkaar vegen van actiehelden die eerder nog hun eigen film hadden. Regisseur Zack Snyder maakte eerder de bloedeloze Superman-film Man of Steel en probeert het nu met de combi Batman-Superman. Maar ook dat loopt op een meer dan anderhalf uur durend fiasco uit. De twee superhelden zouden ruzie met elkaar moeten hebben, maar op geen moment wordt duidelijk wat daarvan de reden is. Er is een gemeenschappelijke vijand: Lex Luthor (een rol van Jesse Eisenberg, die wat goedkope psychopathische trekjes uit de kast trekt), er zijn vooral heel veel special effects en maar heel weinig interessante verhaallijnen. Nee, er is vooral het gegrom van Ben Affleck als Batman en de somber blik van Henry Cavill als Superman.

Troostrijke gedachtes: ook in de fictieve stad Metropolis leest Batman nog steeds een krant bij het ontbijt en krijgt grijs haar en maakt hij polaroidfoto’s. Toch blijft het fascinerend hoe de makers van dit soort films tegen de Amerikaanse samenleving aankijken. Steden zijn er niet om in te wonen, ‘downtown‘ kan probleemloos worden vernietigd en voor machthebbers geldt het recht van de sterkste. “We kunnen het beter doen dan dat”, besluit Batman de film. Dat geldt helaas vooral voor de film zelf.