Spring naar de content

Hoe de Rabobank verdween uit Wijhe

De wortels van de unieke coöperatieve structuur van de Rabobank, waarbij leden de dienst uitmaken in plaats van aandeelhouders, liggen in het platteland. Hier werden de eerste Boerenleenbanken opgericht. Een reconstructie van de opkomst en het vertrek van de coöperaties uit het Overijsselse Wijhe, een typisch Rabo-dorp.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Jan Smit

Op welke datum het kantoor van de Rabobank in Wijhe definitief is gesloten, is lastig te achterhalen, evenals wie als laatste de deur van het kolossale, aan het dorpsplein gelegen pand achter zich heeft dichtgetrokken. De meeste Wijhenaren weten het niet meer. Niet zo vreemd: eind 2011, toen de bank de sluiting aankondigde, bezochten dagelijks gemiddeld nog zo’n tien klanten – minimaal zeven, maximaal vijftien – het gebouw.

In de lokale media is de datum niet terug te vinden. De Rabobank moet aanvankelijk ook de antwoorden schuldig blijven. Het archief biedt geen soelaas. Een interne queeste wel. Althans gedeeltelijk. Op vrijdag 18 januari 2013 was het kantoor voor het laatst geopend. Wie als laatste het alarm activeerde, blijft in nevelen gehuld.

Wijhe ressorteerde inmiddels onder Rabobank Salland. Deze in Deventer gevestigde coöperatie maakte eind 2011 bekend dat zij haar kantoren in Wijhe en nog drie andere dorpen in de omgeving wilde sluiten. De pinautomaat en de automaten voor het storten van contant geld zijn wel gebleven.

Protest was er nauwelijks. Dat is ook niet zo vreemd. De bank ging niet over één nacht ijs. Onder leiding van de directie reed de voltallige ledenraad – veertig mensen – in het najaar van 2011 in een grote touringcar langs de betreffende vestigingen. Konden ze ter plekke zien hoe weinig mensen deze kantoren nog bezochten. “Een stukje beleving ophalen,” aldus Ronald Treijtel, voormalig directeur particulieren Rabobank Salland en een van de bankiers die het gezelschap begeleidden.

Een geslaagde missie. De ledenraad ging unaniem akkoord. Wijhenaar Wim Oosterink, een van de leden van de raad destijds: “We waren op zich niet zo blij met de sluiting. Maar het moest wel, anders kon de bank zich niet handhaven.”

Een enkele winkelier stuurde een boze mail naar de gemeente. Wéér een trekker weg uit het centrum. Eerst de school, toen het gemeentehuis, de huisartsen, de tandarts, de apotheek en nu óók nog eens de bank. Dat zou de loop door de Langstraat, de winkelstraat van Wijhe, nóg verder doen afnemen.

Deze middenstander ving bot. Er is wel een gesprek geweest tussen de gemeente en de bank, maar voor de gemeentebestuurders was dat geen aanleiding tot actie. “Als er geen mens meer komt, ben je snel uitgepraat,” zegt Cor van den Berg, destijds wethouder en tevens oud-bestuurder van de bank.

Ook de ondernemersvereniging plengde geen traan. Jan Schulten, in 2011 voorzitter van de Algemene Wijhese Ondernemersvereniging en voormalig eigenaar van de gelijknamige modezaak in de Langstraat: “Het kon niet anders. Er was geen houden meer aan.”

Wijhe, gelegen aan de IJssel tussen Zwolle en Deventer, is een van de honderden dorpen en gehuchten waar het coöperatieve bankwezen tot ver in de twintigste eeuw floreerde, maar die het inmiddels zonder een kantoor van de Rabobank moeten doen. Op het hoogtepunt, in 1971, een jaar voor de fusie van de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank en Coöperatieve Centrale Boerenleenbank tot de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Boerenleenbank (Rabobank), telden de twee centrales 1202 lokale banken met ruim 3000 kantoren. Dikwijls pompeuze gebouwen, dit ter illustratie van de suprematie van de coöperatieve bank in de provincie – de Rabo rules. Door fusies en reorganisaties resteren er anno 2016 nog slechts 106 lokale banken met een kleine 550 vestigingen.

Ook op bestuurlijk niveau is er veel veranderd. Binnen Rabobank Nederland in Utrecht, eigendom van de lokale banken en tevens de hoofdzetel van de Rabobank, is de raad van beheer in 2002 opgeheven. Bij de lokale banken zijn in de jaren daarna de besturen geschrapt. Via de raad van beheer en de besturen hadden de leden een flinke vinger in de pap bij de coöperatie. De besturen beslisten lange tijd zelfs over de kredietverlening.

Begin dit jaar is de Rabo-organisatie verder gecentraliseerd. De lokale banken hebben geen eigen bankvergunning en jaarrekening meer. De algemene ledenvergadering en de centrale kringvergadering, het Rabo-parlement, zijn afgeschaft. Daarvoor in de plaats is er nu een algemene ledenraad. Die bestaat uit de voorzitters van de raden van commissarissen van de aangesloten banken. Deze president-commissarissen zijn tevens voorzitter van de respectievelijke lokale ledenraden.

De veranderingen moeten de Rabobank minder bureaucratisch maken, gemakkelijker te besturen en het toezicht op de bank vereenvoudigen. Dit toezicht ligt sinds vorig jaar bij de Europese Centrale Bank. Die wil niet te maken hebben met 106 afzonderlijke banken. Door de metamorfose begint de Rabobank steeds meer te lijken op een commerciële bank. Een goede aanleiding om de balans op te maken. Was de coöperatieve structuur wel zo succesvol? Hadden de leden daadwerkelijk veel in te brengen? En, hoe verankerd en geëngageerd waren de banken nu eigenlijk binnen de lokale gemeenschap?

“Den woeker weren, den landman in zijn nood bijstaan, maar ook spaarzaamheid, naastenliefde, arbeidzaamheid en matigheid bevorderen.” Dat zijn de doelstellingen waarmee katholieke geestelijken, onder wie pater Gerlacus van den Elsen van de Abdij van Berne in het Brabantse Heeswijk, en andere plaatselijke notabelen eind negentiende eeuw in Nederland de eerste coöperatieve boerenleenbanken oprichten.

De agrarische sector krabbelt op na een langdurige depressie en staat aan de vooravond van grote veranderingen. De mechanisatie komt op gang, de eerste tractor arriveert. De komst van kunstmest biedt nieuwe kansen.

Maar veel boeren zijn arm. Geld lenen is lastig. De handelsbanken zijn onbekend met de landbouw en verstrekken daarom nauwelijks kredieten. Naar het voorbeeld van de Duitse burgemeester Friedrich Wilhelm Raiffeisen initiëren de notabelen daarom de eerste boerenleenbanken, te beginnen in 1896 in het Twentse Lonneker. Deze coöperaties zijn een groot succes, mede door de aantrekkelijke rentes. Omdat de banken weinig kosten maken, krijgen klanten een hogere rente op hun spaargelden. Ook kunnen ze goedkoop geld lenen, omdat de kassiers en bestuurders hun leden kennen en weten hoe kredietwaardig zij zijn. In 1917 telt Nederland al meer dan duizend boerenleenbanken.

Helemaal vlekkeloos verloopt de oprichting van de banken niet. Over de juridische structuur verschillen de boerenbonden die achter de oprichting van de banken staan, sterk van mening. Bij de plannen voor de oprichting van een centrale bank, die als centrale kas moest fungeren voor de plaatselijke banken, leidt dit tot een breuk. De boerenbonders uit het noorden beginnen in 1898 de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank en vestigen deze in Utrecht. De overwegend katholieke banken van beneden de grote rivieren stichten vlak daarna een eigen centrale in Eindhoven: de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank. Later krijgen ook Gelderland, Overijssel, en Noord- en Zuid-Holland boerenleenbanken.

De lokale banken blijven zelfstandig. Zij zijn de eigenaren van de centrales. Binnen de coöperaties is de solidariteit groot. De banken zijn aansprakelijk voor de eventuele verliezen van de centrales en daarmee dus indirect ook voor die van de andere lokale banken. Binnen de banken is ieder lid aansprakelijk voor de verliezen. Pas in 1998, bij de viering van het honderdjarig jubileum, komt hieraan definitief een eind.

De banken hebben allemaal een eigen bestuur en raad van toezicht. De algemene ledenvergadering is het hoogste orgaan. Zij benoemt onder anderen de leden van het bestuur en de raad van toezicht – merendeels vooraanstaande boeren, middenstanders en plaatselijke notabelen.

Het bestuur is belast met het beheer. Dit gremium benoemt de kassier, beslist over toelating van leden en kredietaanvragen en stelt, binnen de richtlijnen van de centrales, rente, provisie en kredietvoorwaarden vast. De raad van toezicht fungeert als een soort raad van commissarissen. De band met de kerk is sterk. Dat geldt vooral voor de banken die zijn aangesloten bij de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank. Lidmaatschap van de kerk en van een christelijke boerenbond is voor de leden meestal verplicht. De centrale in Eindhoven heeft een eigen geestelijk adviseur die door de hoofddirectie bij alles wordt betrokken. Bij sommige banken vloeit zelfs een deel van de winst naar de kerk.

De Wijhenaren hebben algauw de keus uit twee Boerenleenbanken. De eerste is de Coöperatieve Boerenleenbank Boerhaar, gevestigd in het naburige Broekland, opgericht op 24 maart 1909.

Anton Bouwhuis, kunstenaar, voormalig tekenleraar en chroniqueur, weet alles van Broekland. Hij schreef drie boeken over de geschiedenis van dit op zo’n vier kilometer van Wijhe gelegen kerkdorp. Destijds was het een buurtschap met zo’n honderd inwoners. Inmiddels zijn het er ruim twaalfhonderd en kent het dorp een rijk verenigingsleven en een aantal voorzieningen, zoals een café tegenover de kerk, een basisschool, sportvelden en een kleine supermarkt.

Bouwhuis is in Broekland geboren en getogen en woont er al zijn hele leven – 69 jaar. Zijn huis staat schuin tegenover het inmiddels tot woonhuis getransformeerde voormalige kantoor van de Boerenleen- en Rabobank. Ook in de historie van de bank heeft hij zich verdiept.

Bouwhuis beschikt onder meer over oude statuten uit 1917. Een vergeeld document waarin staat dat een lid het christelijke geloof moet erkennen als basis van de samenleving en zijn gedrag daarnaar ‘regele’, dat leden onbeperkt aansprakelijk zijn, en dat vrouwelijke leden zich tijdens de algemene vergadering door een ‘mannelijken meerderjarigen’ moeten doen vertegenwoordigen.

Over de werkzaamheden van de coöperatieve bank laten de statuten geen misverstand bestaan: het in- en uitlenen van geld en het stellen van zekerheden, niet om winsten te maken maar ‘om den stoffelijken en zedelijken toestand der leden te verbeteren’.

Om die reden is ‘alle geldhandel waaraan eenig gevaar verbonden is, volstrekt verboden en moet het bestuur toezien dat alleen voorschotten en kredieten in loopende rekening verleend worden aan oppassende landbouwers, leden der Boerenleenbank en tot werkelijke verbetering en instandhouding of ter achteruitgang van hun bedrijf en aan vereenigingen’.

De bank opereert louter lokaal. De oprichters zijn van mening dat geld dat in de eigen plaats gespaard wordt, ook weer gebruikt moet worden om de welvaart in de eigen gemeente te bevorderen. “Het hemd is nader dan de rok,” schrijven zij.

Antoon Olde Bijvank (‘Broeks Antoon’) heet de eerste kassier. Hij houdt in Broekland enkele uren per week kantoor aan huis, in de ‘beste kamer’, waar ook de brandkast staat, en verdient daarmee honderd gulden (!) per jaar (omgerekend naar de koopkracht van 2015 ruim 1117 euro). Blijkbaar is dat aan de lage kant. Na vier jaar krijgt hij vijftig procent opslag. Daarnaast ontvangt hij provisie, onder meer op hypotheken. Ook de algemene ledenvergaderingen worden bij Olde Bijvank thuis gehouden. Die zijn verplicht. Wie niet komt opdagen, krijgt een boete van twee kwartjes.

Het verderop gelegen Boerhaar blijft niet helemaal van de diensten van de bank verstoken. Achter een tafel met een geldkist houdt Olde Bijvank wekelijks een paar uur zitting in de Lagere Landbouwschool. Ook besluit de bank in 1927 om in het vervolg op marktdagen zitting te houden in Wijhe.

Olde Bijvank is in Broekland een man met aanzien. Hij is niet alleen kassier van de Boerenleenbank, maar ook voorzitter van de Aartsdiocesane Boeren- en Tuindersbond en lid van het arm(en)bestuur van de kerk. Dit bestuur bekommert zich om de armen binnen de parochie. Die krijgen geld, levensmiddelen en ook kolen. De armenzorg is dan nog volledig een zaak van de kerk en particuliere organisaties. Als kassier van de bank weet Olde Bijvank als geen ander wie die zorg nodig heeft.

Binnen de bank heeft de kassier beperkte zeggenschap. Het bestuur, waarin gezeten landbouwers domineren, beslist over de kredieten. Dat gebeurt elke eerste zondag van de maand na het Lof, de eredienst in de namiddag met zang ter ere van het Heilig Sacrament. Voor kredieten van meer dan 500 gulden is ook toestemming vereist van de raad van toezicht. Voor hypotheken van boven de 200 gulden en voor de aankoop van effecten is zelfs goedkeuring vereist van de Centrale Boerenleenbank in Eindhoven.

De bank floreert. De winsten komen deels ten goede aan de lokale gemeenschap in de vorm van subsidie voor de aanleg van wegen en de aankoop van onder meer voorleesboeken en filmprojectoren. De rest belandt bij de reserves. Na de Tweede Wereldoorlog volgt Hein Oosterlaar kassier Olde Bijvank op. Oosterlaar is timmerman, maar heeft bij het houtzagen drie vingers verloren, waardoor hij zijn vak niet meer kan uitoefenen. Dit incident haalt zelfs de krant. Voor hem, zijn vrouw en twaalf kinderen dreigt de bedelstaf – de arbeidsongeschiktheids- en bijstandswet dateren pas uit de jaren zestig. Dus solliciteert hij naar de functie van kassier. Het bestuur kiest hem, mede vanwege zijn handicap. Oosterlaar stelt niet teleur. Deze aardige, sigaren rokende man ontpopt zich tot een in Broekland zeer geziene figuur. Hij wordt tevens penningmeester van de parochie. De eerste jaren ontvangt ook Oosterlaar de klanten in een kantoortje aan huis. Wanneer de Boerenleenbank in 1961 een eigen kantoor krijgt in het centrum van het dorp, gaat hij met zijn gezin boven de bank wonen. De opening van dit nieuwe kantoor is een ware happening. “De regen viel bij stromen naar beneden en de lucht was grauw en triest. In Broekland deerde regen noch nevel, want daar was feest, daar was men blij en opgewekt. Het was de grote dag van de opening van de nieuwe boerenleenbank,” jubelt de lokale krant. De burgemeester is er, de directeur van de Centrale Boerenleenbank Eindhoven en de pastoor, die het gebouw ’s middags inwijdt, nadat er ’s ochtends al een Heilige Mis is gehouden voor de ‘levende en overleden leden van de bank’. Op vrijdag- en maandagavond is er een feestavond in de grote hal van het gebouw van de Coöperatieve Aan- en Verkoopvereniging in Boerhaar.

Volgens de krant gaat het de bank naar den vleesche. “In 1910 bereikte men een jaaromzet van 25.000 gulden en thans is de dertig miljoen genaderd. Iets waaraan men in 1910 slechts niet eens durfde te denken. Thans moet men rekening houden met de sprong naar het miljard.”

De Boerenleenbank Boerhaar wil verder groeien. Te beginnen in het nabijgelegen Wijhe. Daar, in het hol van de leeuw, koopt de bank eind jaren zestig aan het eind van de winkelstraat de leegstaande Villa de Vijver, waarin onder anderen de directeur van de plaatselijke Stoomzuivelfabriek heeft gewoond. Daar bouwt de bank een nieuw kantoor. In 1971 opent dit bijkantoor zijn deuren.

Wijhe heeft dan al een halve eeuw zijn eigen boerenleenbank: de Coöperatieve Boerenleenbank te Wijhe. Die is in 1921 in een plaatselijk café opgericht.

Wijhe is in die tijd nog in hoofdzaak een agrarische gemeenschap, vooral bekend van zijn exportslachterijen. Mede dankzij de levering van hoofdzakelijk vleesvarkens uit het boerenachterland ontstond in Wijhe in de negentiende eeuw een vitale vleesverwerkende industrie. De slachterijen van Meester (‘Meer, Meest, Meester’) en Gosschalk waren jarenlang toonaangevend.

Ook in Wijhe zijn het voornamelijk lokale landbouwers en middenstanders die aan de basis staan van de bank. De eerste kassier is Gerrit Jan Ilbrink. Hij is kruidenier met een eigen winkel in het midden van de Langstraat, naast de Nicolaaskerk. Ook is hij als waagmeester verantwoordelijk voor de waag, de plek waar handelaren en boeren hun producten zoals vlees en zuivel voor de verkoop moeten laten wegen. Als kassier verdient Ilbrink 150 gulden per jaar.

Veel stelt het werk als kassier aanvankelijk niet voor. In juni 1922 zit er 110,08 gulden in de kas. Maar daar komt snel verandering in. Helemaal wanneer de bank in 1938 een eigen kantoor krijgt in een pand aan de Maasstraat dat aan de achterzijde doorloopt in een woonhuis met de voorgevel aan het Marktplein.

Dit woonhuis wordt het domicilie van Anton van de Zande, die Ilbrink in 1945 als kassier opvolgt. Erg klantvriendelijk is het kantoor aan de Maasstraat niet. Wie in de hal op zijn beurt zit te wachten, kan door de deur heen letterlijk verstaan wat er binnen allemaal wordt besproken. De klandizie is er niet minder om. Het balanstotaal groeit van drie miljoen gulden in 1945 naar 130 miljoen gulden in 1970.

De Boerenleenbank is oppermachtig in Wijhe. Concurrentie is er niet of nauwelijks. Belangrijkste rivaal is de Boerenleenbank Boerhaar. Omdat die steeds actiever wordt in het dorp, besluit de Boerenleenbank Wijhe in 1957 haar naam te veranderen in Raiffeisenbank Wijhe.

Verder is er nog de Sallandsche Bank. Die heeft tot 1970 een dag per week twee uur zitting in een winkelpand aan de Kerkstraat. Dan rijdt een bankemployee per motorfiets met op de bagagedrager een grote zak met geld vanuit Deventer, waar het hoofdkantoor van deze bank is gevestigd, naar Wijhe. Pas vanaf 1978 krijgt de Sallandsche Bank in Wijhe een echt kantoor. Daarnaast kunnen de Wijhenaren bij de plaatselijke assurantietussenpersoon nog terecht bij de Nederlandse Middenstands Spaarbank, de latere Regio Bank. (Deze formule is anno 2016 nog steeds actief in het dorp, in d’Olde Banck, het pand waar de Boerenleenbank in 1968 heen verhuist nadat deze uit het kantoor annex woonhuis aan de Maasstraat gegroeid is.)

In 1972 fuseren de centrales van de Raiffeisenbank en Boerenleenbank tot de Rabobank. De lokale banken versmelten in de jaren daarop eveneens. In Wijhe gebeurt dat op 1 oktober 1974.

Een van de eerste taken van de bestuurders en toezichthouders van de Coöperatieve Raiffeisen-Boerenleenbank Wijhe en Omgeving: het benoemen van een nieuwe directeur. Er zijn vijf kandidaten, merendeels aangeleverd door Rabobank Nederland. Vergezeld van hun echtgenotes maken deze heren een voor een hun opwachting in een achterafzaaltje van een plaatselijk café. Echt onder de indruk zijn de bestuurders niet. “De eerste, een regiodirecteur, kwam op met veel bravoure. Alsof het het WK darten betrof. Daar hadden we niets mee,” schetst Jan Lammertink, destijds lid van de raad van toezicht. “De tweede kwam binnen met een dikke sigaar. Dat leek ons voor Wijhe niet de juiste man op de juiste plek. Dan zouden wij zo onder tafel zitten. En er was nog een onderdirecteur van een veel grotere bank uit het Westland. Die zouden we zoveel moeten betalen, daar voelden we niets voor. Als laatste kwam er een bescheiden en eenvoudige jongeman binnen, Jan Schonewille. Die moest het worden, daar waren we het allemaal snel over eens. Daarvan hebben we geen spijt gehad.”

Schonewille, die later naar Emmeloord gaat en het ver schopt binnen de Rabo-organisatie, wordt directeur. Hein Oosterlaar blijft de scepter zwaaien over het kantoor in Broekland.

Helemaal vlekkeloos verloopt de fusie tussen de twee plaatselijke boerenleenbanken niet. Vooral in Broekland heerst onvrede. De benoeming van Schonewille loopt grotendeels buiten het bestuur van de Boerenleenbank Boerhaar om. Waarom zijn de bestuursfunctionarissen uit Broekland zo ondervertegenwoordigd in het nieuwe bestuur en de raad van toezicht? En, misschien nog wel het allerbelangrijkste: waarom verdwijnt de naam Boerhaar uit de naam van de bank? De bank in Wijhe mag dan anderhalf keer zo groot zijn, dat betekent toch niet dat Boerhaar alles maar heeft te slikken. In Wijhe zijn de bestuurders zich van geen kwaad bewust. Uiteindelijk bereiken de twee kampen een compromis: er komen evenveel mensen uit Broekland in het bestuur en de raad van toezicht en de naam wordt Rabobank Wijhe en Omgeving.

Landbouwers, ondernemers en notabelen blijven de dienst uitmaken binnen de coöperatie. Mensen als Johan Meissner, de plaatselijke notaris, gemeentesecretaris Gerrit Schemmekes, hereboer Johan Nijenberg, wethouder Van den Berg, Henk Ankoné, eigenaar van werktuigbouwkundig constructiebedrijf Jansen Venneboer, door mensen die hem hebben gekend omschreven als ‘een VVD’er met een rood hart’, en Jan Lammertink.

Lammertink, 82 inmiddels, begint in de jaren zestig aan de rand van Wijhe langs de provinciale weg naar Raalte een eigen melkveebedrijf. Hij heeft daarnaast nog wel wat tijd over voor bestuurlijke activiteiten. Dat zit in zijn genen. Zijn vader was voorzitter van een zuivelcoöperatie, zijn opa wethouder.

Lammertink begint als bestuurder bij de Landbouwvoorlichting. Daarna volgen de coöperatieve veevoederfabriek in het tien kilometer verderop gelegen Raalte en het slachthuis.

De plaatselijke Raiffeisenbank zoekt nog iemand voor de raad van toezicht. Is dat niet iets voor jou? vraagt zijn buurman Hendrik Jan Kattenwinkel, voormalig bestuurder, erelid en een van de oprichters van de Coöperatieve Boerenleenbank te Wijhe, de voorloper van deze Raiffeisenbank, ergens begin jaren zeventig aan hem.

Hij gaat naar de ledenvergadering, doet een paar keer zijn mond open (“Als je een paar keer je gezicht liet zien, strikten ze je overal voor”) en wordt tot zijn eigen verbazing prompt gekozen.

In het begin kijkt Lammertink als eenvoudige veehouder best op tegen de andere bestuurders. Maar al snel voelt hij zich op zijn plaats. Een kleine dertig jaar blijft hij de bank besturen, eerst als toezichthouder, later als bestuurssecretaris. “Gezellige bijeenkomsten, die doorgaans niet lang duurden,” zo karakteriseert de inmiddels 82-jarige Lammertink de wekelijkse bestuursvergaderingen. “Omdat we in allerlei plaatselijke besturen zaten, kenden we iedereen. Dus als er een aanvraag kwam voor een voorschot waren we het snel eens.”

De Rabobank Wijhe opereert grotendeels autonoom. Voor grote kredieten is weliswaar toestemming vereist van de centrale in Utrecht. Maar de plaatselijke coöperatie heeft genoeg vlees op de botten om zich daar lang niet altijd aan te houden.

Dat gaat niet altijd goed. Zo verstrekt de bank onder anderen een lening aan Joop Hofstede, een nogal sjofele dorpsfiguur, beter bekend als ‘Jopie de Moes’ (Muis), een bijnaam die hij te danken heeft aan zijn kleine postuur. De Moes is vrijgezel en woont nog bij zijn moeder (Mienne de Moes) in een krotwoning aan de Enkstraat, een weg die parallel loopt aan de spoorlijn Zwolle-Deventer. Hij heeft geen werk en zit in de steun.

Ergens halverwege de jaren zeventig krijgt De Moes ineens de geest: hij gaat bloemen verkopen, aan de deur. Met dat plan stapt Jopie naar de Rabobank. Tot zijn stomme verbazing krijgt hij een startkapitaal van achthonderd gulden. Als een soort aanmoedigingspremie. Lammertink: “Een vaste baan zou Jopie waarschijnlijk nooit krijgen, misschien was dit de manier om hem vooruit te helpen.”

Jopie begint enthousiast. Langs de deuren, ja zelfs op het gemeentehuis: overal probeert hij zijn bloemen te slijten. Maar echt floreren wil de handel niet. Wanneer de kwaliteit van de bloemen ook nog eens terugloopt en De Moes met half verwelkte bossen aan de deuren verschijnt, is het snel met de ambulante handel gedaan.

Lammertink en de andere bestuurders zitten er niet mee. De bank staat midden in de samenleving, is van en voor de gemeenschap. Op alle fronten. Voor de lokale ondernemers – directeur Schonewille is bijvoorbeeld secretaris van de middenstandsvereniging en de informatiebalie van de bank fungeert als loket voor de plaatselijke VVV. Voor de talrijke verenigingen en andere maatschappelijke initiatieven – de bank financiert onder meer de bouw van Het Weijtendaal, het bejaardentehuis. Maar ook in het personeelsbeleid: er is een medewerker die stottert en iemand die nogal slecht ter been is.

Deze sterke lokale verankering heeft echter ook een keerzijde: de gevaren voor aantasting van de privacy. Bestuurders en personeel van de bank weten precies hoe hun buren en andere dorpsgenoten er financieel voor staan. Dat stelt niet iedereen op prijs. Wat als die informatie op straat komt te liggen, bijvoorbeeld door loslippigheid van het personeel!

Daarover kan Anton Heijmerikx meepraten. Deze Wijhenaar kreeg eind jaren zestig zijn eerste baan. Hoe hoog zijn maandsalaris was, wist hij nog niet. Dat kreeg hij, nog voor hij zijn salarisstrook had ontvangen, tijdens een feestje tot op de cent nauwkeurig te horen van een buurmeisje dat werkte bij de Boerenleenbank in het naburige Raalte. Heijmerikx was onaangenaam verrast. Hij zegde zijn rekening op en stapte over naar een andere bank.

Andere inwoners uit Wijhe en Broekland bankieren daarom niet bij de Rabobank Wijhe, vertelt Frans de Rooij, directeur van de bank in de jaren tachtig, in 1984 in een folder die huis aan huis wordt verspreid ter ere van het 75-jarig bestaan van de bank. “Vroeger kwam het hele doen en laten van een klant die een voorschot wilde nemen op tafel. Het voltallige bestuur zat er dan bij. Voor sommige mensen was dat een probleem. Die gingen dan naar de Sallandsche Bank of buiten het dorp.”

Dikwijls ook moeten de bankbestuurders op eieren lopen. Als ze een aanvraag voor een lening afwijzen of iets anders doen wat dorpsgenoten niet bevalt, krijgen ze dat direct op hun bord. Zo taxeert de plaatselijke makelaar al jaren de huizen en boerderijen van mensen die bij de bank een hypotheek afsluiten. Daarmee jagen ze de leden onnodig op extra kosten, vindt het bestuur, dat deze taxaties in vervolg zelf gaat doen. Tot woede van de makelaar, die een belangrijke bron van inkomsten kwijtraakt. De bankbestuurders hebben geen verstand van vastgoed, foetert de makelaar. Dat is niet helemaal waar. Voorzitter Meissner is notaris. Bij hem passeren bijna alle contracten van woningverkopen in Wijhe en omgeving. Oud-bestuurder Lammertink: “Meissner wist precies wat de huizen ernaast hadden gekost. Op die manier kon hij vrij nauwkeurig bepalen wat een huis ongeveer moest kosten. We zaten er bijna nooit naast.”

Ook in Wijhe staat de tijd niet stil. Het bankbedrijf automatiseert, de roep om schaalvergroting en specialisatie neemt toe, het moet effectiever en efficiënter. In 1992 volgt er een nieuwe fusie, met de Rabobank in het tien kilometer ten noordoosten van Wijhe gelegen dorp Heino. De bank heet nu Rabobank Salland-West. Directie en managementteam van de nieuwe bank verhuizen naar Heino, de bedrijfsvoering naar Wijhe. De kantoren blijven gewoon open. Er volgen geen ontslagen. Alle 55 medewerkers blijven in dienst.

De sfeer blijft gemoedelijk. In Broekland heeft baliemedewerkster Rineke van der Wal nog steeds tijd voor een praatje. Wanneer medio jaren negentig vanuit Utrecht de missive komt dat alle klanten zich in vervolg moeten identificeren, en er op een zekere dag iemand uit Utrecht komt die achter haar gaat staan en kijkt of ze zich aan die opdracht houdt, is heel Broekland flabbergasted. Identificatie? Rineke kent de personalia van alle klanten uit het hoofd, de bankrekeningnummers incluis!

Maar ook in Broekland kan de bank de boze buitenwereld niet langer buiten houden. Sterker, ergens in de tweede helft van de jaren negentig krijgt het kantoor vlak voor Sinterklaas te maken met een heuse overval. Een man met een zwarte bivakmuts bedreigt het personeel en eist geld. Of die eis wordt ingewilligd, is onduidelijk. Boven de bank wonen drie vrijgezelle zussen. Een vierde zus, die op bezoek is, kijkt toevallig uit het raam en ziet de man de bank verlaten. Zwarte Piet, denkt ze en ze zwaait. De man ziet haar staan en zwaait terug.

Anton Bouwhuis ontgaat de overvaller evenmin. Hij fietst vlak voordat de man toeslaat op de Broeklanderdijk, een smal weggetje, van Raalte, waar hij de hele dag heeft lesgegeven, terug naar huis, als hij achter zich een Volkswagenbusje hoort naderen. Bouwhuis kijkt om en ziet twee mannen zitten, van wie er een snel wegduikt onder het dashboard. Wanneer Bouwhuis in Broekland arriveert en een geschrokken dorpsbewoner hem vertelt wat er is gebeurd, heeft hij direct door waarom.

Ook in de kredietverlening maakt Rabobank Salland-West soms op pijnlijke wijze kennis met het onbekende. Twee Zwollenaren kloppen in 1996 in Wijhe aan met het plan om op het industrieterrein De Enk een caravanbedrijf te beginnen. Dat wordt geen succes. Caravan Select gaat al binnen een jaar failliet en laat de bank achter met een flinke strop. Een nieuwe ervaring: in Wijhe zijn er zelden klanten die niet meer aan hun verplichtingen kunnen voldoen.

In 2001 sluit het kantoor van de Rabobank in Broekland. Voor de inwoners van het kerkdorp, die vaak al hun leven lang bij de coöperatie bankieren, is dat een flinke schok. Internetbankieren is nog niet ingeburgerd. Voor hun bankzaken zijn de Broeklanders nu aangewezen op het kantoor in het vier kilometer verder gelegen Wijhe. Er komt wel een pinautomaat.

Wanneer de Rabobank vervolgens ook nog eens reclame gaat maken met advertenties waarin twee nomaden door een vrijwel verlaten nederzetting schuifelen, met de tekst dat de Rabo-cliënt in vervolg overal en altijd zijn bankzaken kan doen (‘random access’), is voor Anton Bouwhuis de maat vol. Hij schrijft een pittige column in het Broeklander Informatie Blad (BIB), het maandelijkse nieuwsbulletin over de ontwikkelingen in het dorp: “De verzakelijking – lees: ontmenselijking – van de maatschappij maakt ook in dit dorp slachtoffers. (–) Wat zei de Rabo ook alweer in die advertentie? O ja: de mens wordt mobieler. Welke mens? Alleen de mens aan wie wat te verdienen valt.”

Bouwhuis maakt er een illustratie bij, een bewerking van het logo van de Rabobank, dat van het silhouet van een man op een oranje zonnewijzer. De man neemt een oude vrouw bij de hand die moeite heeft om geld te pinnen en zegt: “Ik zal het nog één keer voordoen!” Dat schiet de bank in het verkeerde keelgat. Vanuit Heino krijgt Bouwhuis een boos telefoontje. De bank is niet gecharmeerd van het gerommel met het logo en stopt subiet met adverteren in het BIB.

In Wijhe niet lang daarvoor, in 1998, op dezelfde plek als het oude gebouw een nieuw kantoor geopend. Een – zeker voor een dorp als Wijhe – indrukwekkend gebouw, met veel glas, een zadeldak en een glimmende marmeren façade dat, vanwege de scheve pilaren, de bijnaam ‘Pisa-bank’ verwerft en al snel veel te groot is.

Want de concentratie in de coöperatieve bankwereld zet door. In 2003 fuseert de Rabobank Salland-West met Rabobank Raalte tot Midden-Salland, in 2007 volgt een nieuwe fusie met Salland-Zuid tot Rabobank Salland. In het kantoor in Wijhe komt het callcenter van de nieuwe coöperatie.

Ook de coöperatiestructuur gaat op de schop. De jaarlijkse algemene ledenvergadering wordt afgeschaft. Dat is niet zo vreemd. De animo voor deze bijeenkomsten slinkt. Om leden warm te maken voor de vergaderingen moet de bank alle registers opentrekken. Lezingen van BN’ers als weervrouw Helga van Leur en voormalig NOS-regisseur Rudolf Spoor, de man die tijdens haar huwelijk met – toen nog – prins Willem-Alexander de traan van Máxima zo goed in beeld bracht, en wijnproefavonden: geen recept blijft onbeproefd.

In plaats van de algemene ledenvergadering krijgt Rabobank Salland een eigen ledenraad met veertig leden, onder wie acht uit de kieskring Olst-Wijhe. De raad vertegenwoordigt de belangen van de 23.000 leden van de zelfstandige coöperatie Rabobank Salland en komt vier keer per jaar bijeen. Hij staat onder leiding van de voorzitter van de raad van commissarissen van Rabobank Salland, stelt onder meer de jaarrekening vast, benoemt de commissarissen en adviseert de directie.

Helemaal doorgesneden zijn de banden tussen Wijhe en de bank dus nog niet. Via Hart voor Salland, een actie waarbij doelen en organisaties binnen het werkgebied geld kunnen krijgen op voordracht van leden, en via het Coöperatiefonds geeft Rabobank Salland bovendien nog steeds een deel van haar winst terug aan de gemeenschap. In 2015 is dat bij elkaar 357.000 euro. Ook Wijhe valt in de prijzen. Er vloeit onder meer 1480,81 euro naar Wijhe ’92, de plaatselijke voetbalvereniging, en 250,11 euro naar de Katholieke Plattelands Jongeren Boerhaar.

Ook fysiek blijft de bank nog steeds in Wijhe en omgeving aanwezig. Er zijn drie pinautomaten – een in Broekland, twee in Wijhe – en op dinsdagochtend en donderdagmiddag is er inloopspreekuur in het gemeentehuis. Alleen jammer dat het gemeentehuis in 2011 is verhuisd naar de andere kant van het dorp – voor veel Wijhenaren, onder wie de bewoners van het op zo’n kleine twee kilometer verderop gelegen verzorgingstehuis Het Weijtendaal, een flinke tippel.

De inloopmiddagen in het gemeentehuis: Gerrit Boomgaard is er nog nooit geweest. Boomgaard (39) is franchisenemer van Albert Heijn in Wijhe. Hij neemt de zaak in 2002 over van zijn ouders. Zij beginnen in de jaren zestig Boomgaard Superette, een kruidenierswinkel in de Langstraat, die achtereenvolgens verandert in een Plusmarkt, een 4=6 en uiteindelijk, in 1992, in een Albert Heijn. Al die tijd bankieren de Boomgaards bij de Rabobank. “Je wist niet beter, er was gewoon niets anders,” vertelt Gerrit.

Toen Gerrit de zaak overnam, sloot ook hij een lening af bij de Rabobank. “Je kende de mensen die er werkten. Bovendien: het waren onze buren, lekker gemakkelijk.” De supermarkt loopt goed. Zo goed dat de lening inmiddels is afbetaald en Boomgaard wil uitbreiden – met een oppervlak van duizend vierkante meter is de winkel en daarmee het assortiment toch iets aan de kleine kant. Daarvoor moet hij opnieuw naar de bank.

Nu de buren zijn vertrokken, is de keuze voor de Rabobank voor Boomgaard niet langer vanzelfsprekend. “Ik zie één keer per jaar een accountmanager. Die komt hier of ik rijd naar Deventer en die wisselt bovendien ook nog eens om de twee, drie jaar. Daarmee is de Rabobank voor mij gewoon een bank, net als ABN Amro en ING. Kijk, als ik iets nodig heb en ik kan dat hier bij iemand dichtbij kopen, dan gun ik hem dat. Dan mag het zelfs wel iets meer kosten. Maar als dat ook weg is…”

Wat Boomgaard betreft is er nog één ding dat voor de Rabo pleit: de maatschappelijke betrokkenheid. “Als je hier bij de plaatselijke voetbal komt, zie je tenminste nog reclameborden van de bank. Zo onderscheiden ze zich nog enigszins. Maar voor mij is de toegevoegde waarde verdwenen.”

Voor Boomgaard heeft de sluiting van het Rabo-kantoor ook een positieve kant. Voor zijn klanten is er meer parkeergelegenheid.

Ook Joop Hofstede, alias Jopie de Moes, zal het vertrek van de bank waarschijnlijk een zorg zijn. Deze ietwat zonderlinge dorpsfiguur, die in de jaren zeventig achthonderd gulden kreeg om daarmee een ambulante bloemenhandel te beginnen, heeft Wijhe al jaren geleden verlaten. Met hem is het, naar het schijnt, allemaal toch nog goedgekomen./

Bronnen:

Jan Luiten van Zanden e.a., Het coöperatieve alternatief – Honderd jaar Rabobank 1898-1998, Den Haag 1998.

Anton Bouwhuis, Broekland – Van boerschap naar kerkdorp, -Broekland 1988.

De auteur dankt de Historische Vereniging Wijhe voor haar hulp, gastvrijheid en voor het beeldmateriaal bij dit artikel, in het bijzonder vrijwilliger en lid van verdienste Freerk Kunst.

Onderwerpen