Spring naar de content

De laatste Mart

Ach, Mart. Hield-ie er zomaar mee op. Nou ja, zomaar… De tellingen zijn nog in volle gang, maar het lijkt erop dat hij er na 93 jaar en 472 live verslagen van de Amstel Gold Race mee is uitgescheiden. Onder het afscheidsfilmpje ter gelegenheid van zijn laatste dagje commentaar (‘Senk joe’), was een pianomuziekje gemonteerd dat ik dacht te herkennen van de sterfscène uit een Fins arthousedrama, en eindigde – uiteraard – met Gerrie Knetemann die in de armen van Mart jankte als een katje dat geknepen wordt.
Op internet verschenen beelden van Mart, die voor het laatst zijn tas uitpakt. Een gedegen, lederen jack van een tas. De jongens van de NOS hadden alvast wat geraniums voor hem klaargezet.
Kon Mart mooi achter gaan zitten.Ik zou hier kunnen schrijven: zonder Mart Smeets geen Amstel Gold Race, maar dan is er volgend jaar wel weer een slimjoekel (‘Haha, @FHeinen, WTF #zulthoofd’) die dat gaat zitten citeren in de eerste Gold Race Na Mart en ja, daar heb ik dus geen zin in.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen

Een file en een foetushouding
De laatste koers die Mart (ik zeg “Mart”, want dat is korter dan “Mart Smeets”, en bovendien: u weet toch wel over wie ik het heb – niet Visser, en ook niet Kleppe, van de Mart Kleppe Outlet in Apeldoorn) van commentaar voorzag, had meer weg van een file dan van een wielerwedstrijd. Qua tempo, qua entertainmentgehalte, qua alles eigenlijk. En net als bij een file kon je er niet uit: je moest blijven zitten, want de stroperigheid was weer eens van het overweldigende, hypnotiserende soort: je wilt weg, maar je moet blijven zitten, want de apathie op het scherm straalt op transcendentale wijze af op de argeloze kijker. Je zou willen dat iemand de bouwers van deze VIP-kermis eens met wat DVD’s van grote koersen uit heden en verleden om de oren sloeg, in de hoop dat er eentje plotseling op het lumineuze idee komt om de finish naar Maastricht terug te brengen – een beetje zoals Donald Duck na een klap op zijn hoofd altijd even briljant lijkt te zijn geworden.
(Enfin, zou Mart(in) Bril hier schriftelijk mompelen).
De koers dan. Kunnen we kort over zijn: in ganzenpas reed het peloton naar de finish, achter de renners van Sky aan, die als lemmingen door het Limburgse land kropen, op weg naar een verdienstelijke 28e plaats in de uitslag (van de Colombiaan Henao). Op Twitter – de hangplek waar lamlendigheid zich verkleedt als opinie – waren ze druk met de schitterende wolkenluchten bezingen, #DeMart citeren, de schoonheid van het Limburgse land constateren en met de kwestie van de gemotoriseerde fiets. Hadden ze in Italië opgesnord, die fiets: hij zou niet alleen door veldrijdstertjes, maar ook door heuse coureurs in Italiaanse wedstrijden zijn gebruikt. Voorlopig wisten we nog niks, maar God, had er maar eentje gistermiddag een ronkende viertaktmotor in z’n buis gehad. Was er maar eentje geweest die er gewoon van tussen was gegaan, met veertig over de Eyserbosweg was geracet en in een stinkende rookwolk richting Valkenburg was verdwenen.
De voornaamste opwinding bestond uit valpartijen – altijd een slecht teken. Stef Clement, die in foetushouding op het asfalt lag. Zijn flank pompte hevig. Ik herkende dat pompen.
Stef Clement huilde.
Van alle nare gezichten was dat wel het allernaarst. Die man, als een ouwe theedoek over de weg uitgespreid.
Gelukkig was Mart blij. Wat heet: hij was dolgelukkig. Hij werd als een oude farao door Zuid-Limburg gedragen en genoot daar intens van. En van dat genot genoten wij dan weer.
‘Het is zo’n leuk weekend dit. Zo’n leuk weekend… Niets kan dat nog verpesten.’
De renners deden een manmoedige poging, maar nee: voor de laatste keer kon Mart Smeets z’n eigen oeuvre in een uur of drie persen, en daar had hij echt geen boeiende koers voor nodig. En terwijl de regen dikke strepen trok op de lens van de camera en het beeld het troebele jaren zeventig-sfeertje gaf dat er nog aan ontbroken had, ging Mart los alsof er geen morgen zou komen: op gedragen toon liet hij nog een keer de door hem uitverkoren zinnen op ons neerdalen. Nog een keer kon hij alles en iedereen ‘merkwaardig’ noemen. Een bloemlezing van veertig jaar wielercommentaar werd het. Inclusief twee Amerikanen, die speciaal voor de gelegenheid in de kopgroep van de dag waren gedropt. Een van hen heette zelfs Larry Warbasse – of zei in elk geval dat hij zo heette. Larry Warbasse, een naam als van een oude straaljager, een naam ook waar Mart het liefst kort mee zou willen samenwonen voordat hij hem uitspreekt.
Inclusief ook Jean Nelissen, die vanaf gene zijde even was afgedaald om op de top van de Gulpenerberg op Mart het glas te heffen.

Tom Dumoulin was bereid gevonden om namens ons allemaal Mart een cadeau aan te bieden: zijn eenzame achtervolging op het eerste peloton symboliseerde schitterend de vergeefse strijd tegen de tijd, en de wetenschap dat de koers altijd doorgaat, ook als je er geen deel meer van uitmaakt. Daarnaast vielen er nog wat kleine presentjes te noteren: de Italiaan met de onuitspreekbare naam, Battaglin (Battaaklien), bijvoorbeeld. En ook Roman Kreuzinger – die volgens zijn paspoort geen N in zijn achternaam heeft, maar Mart zal het toch wel weten zeker? – reed, bij wijze van saluut, nog even kort op kop, alvorens in het niets op te lossen. Want wie denkt er nu ooit nog aan Roman Kreuziger, als er niemand de moeite neemt zijn naam consequent te verhaspelen? Wie kan zijn hekel aan Thomas Voeckler nog volhouden, als er niemand meer is die hem consequent Fuckler noemt? En hadden wij ons de Belgische renner Tackaert herinnerd als Mart en Jean hem niet tien jaar lang als Takka-Aart hadden aangeduid?
Wie is Maarten Ducrot nu nog, behalve een co-commentator die ooit in zeer kleine kring bekend stond als “Martijn”?

Gezegd wat we gezegd hebben
De wedstrijd eindigde in een slordige pas de deux tussen een Italiaan en een Deen.
Een mop zonder clou.
Ergens struinde een oude boer door een veld.
‘Ik zie daar mijn toekomst lopen,’ zei Mart.
‘Zo oud ben je nog lang niet,’ suste Herman van der Zandt.
‘Herman,’ zei Mart, ‘dit is wat wij te melden hadden. We hebben gezegd wat we gezegd hebben.’
En daarmee sloeg de plaat van dik 43 jaar wielersoundtrack voor miljoenen met een droge tik af.