Spring naar de content

Jelle ten Rouwelaar en de Wet van Jari

Vorige week was Jari Litmanen in Nederland. Op z’n eigen, bescheiden wijze was hij twee dagen lang niet te vermijden. Hij had een boek geschreven. Zelf. Over zichzelf. Als mensen hem vroegen wat hij nu deed, zei hij: ‘Ik ben nog altijd voetballer. Ik ben nooit gestopt.’ Meteen vloeide er een golf van hoop door mijn hart. Als Jari nog voetbalde, kon ik er nog naar gaan kijken. Een soort laatste kans. Zoals ik ook twintig jaar lang heb gewacht om Cruijff nog eens live op een veld te zien staan. Al lag hij na drie minuten op apegapen, kon mij het schelen. Een buitenkantje rechts was voldoende geweest.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen

Dat kan niet meer.
Litmanen traint nog steeds drie tot vijf keer per week. Af en toe speelt hij een wedstrijdje in een allstarteam, om geld op te halen voor zwerfmarmotten met griep. En we weten allemaal hoe dat eruit ziet: iets te zware helden die zich op hun synthetisch rubberen knieën enorm staan in te houden omdat de plaatselijke Sjaak Swart het ook moet kunnen bijhouden. Vaak doet er ook een motorisch gestoorde zanger mee. Voor dat soort wedstrijden hoef je niet fulltime in training; je hoeft er niet eens voor te kunnen voetballen. Dus de vraag aan tafel bij DWDD – waar Litmanen de ene vloeiend Nederlandse volzin aan de andere kleefde – waarom hij nu toch nog altijd voetbalde, na een leven vol ziekenhuizen en met een enkel van porselein, was gerechtvaardigd.
Jari’s antwoord: ‘Ik vind voetballen leuk,’

Wel speciaal
Voetbal is leuk. Sport is leuk. ‘Leuk’ klinkt vrijblijvender dan het is. Leuk is de kern. Mensen vergeten dat wel eens. Het is – net als lezen, of tuinieren – in de eerste plaats een plezierige manier om de tijd door te komen. Lol. Plezier. Pret. Pas daarna komen: gezondheid, kameraadschap, groepsgevoel en schoonheid. Helemaal achteraan in de rij, net achter sociologisch interessant, staat geld. Steeds vaker drijven al die andere thema’s voor het plezier, als wolken voor de zon. Dan lijkt het plots alsof voetballen om geld gaat, of om maatschappelijke eenheid, of om wiskundige analyses.
Dat is niet juist.

Vrijdagavond, tijdens Go Ahead Eagles – NAC, stond Jelle ten Rouwelaar in het NAC-doel. Daar staat hij voor m’n gevoel al een heel leven. Ten Rouwelaar is een keeper, wat hem al een geliefd slachtoffer voor supporters van de tegenstander maakt. Daarnaast grijpt hij wel eens mis, is hij niet volkomen afgetraind en heeft hij rood haar.
Roodharigen zijn op twee plekken altijd aan de beurt: op het schoolplein en in een voetbalstadion. Zo wordt Jelle ten Rouwelaar in vijandelijke stadions al jaren voor ‘Bassie’ uitgemaakt. Nog best gezellig, eigenlijk.
In de week voorafgaand aan Go Ahead – NAC was de moeder van Ten Rouwelaar plotseling gestorven. De lokale krant BN/De Stem drukte ook haar naam en leeftijd af. Allie. 61. In de 61e minuut van Go Ahead – NAC begonnen alle supporters te klappen. Ze applaudisseerden niet voor een doelpunt, of voor een fraaie redding, maar voor Jelle ten Rouwelaar. De Adelaarshorst klapte en Jelle ten Rouwelaar veegde wat met zijn shirt over zijn gezicht. Daarna keek hij in de verte.
‘Mooi. Echt mooi. Echt mooi,’ mompelde de commentator, die na afloop Jelle voor z’n microfoon dirigeerde. Na wat inleidende voetbalzinnetjes (‘Hoe kijk jij terug op de wedstrijd van vanavond?’ ‘Teleurstellend.’), volgde de enige vraag die er toe deed. Wat Ten Rouwelaar ervan gevonden had.
‘Vin’k wel speciaal,’ antwoordde hij. Ten Rouwelaar komt uit Joure. Daar geldt ‘Vin’k wel speciaal’ als emotionele eruptie.

Wet
Wat er vrijdag in de Adelaarshorst gebeurde, heeft te maken met gedeeld plezier, dat ook gedeeld verdriet inhoudt. Het verlies moest benoemd worden voor er weer plek kon zijn voor iets leuks. Alles wat voetbal de moeite waard maakt – de verhalen die erover verteld kunnen worden, het gevoel van ergens bij te horen die mensen eraan ontlenen, en dus ook de troost die het kan bieden – is afgeleid van dat ene zinnetje dat Jari Litmanen donderdagavond uitsprak en dat wat mij betreft voortaan geldt als de Wet van Jari.
‘Ik vind voetballen leuk.’
In het interview met Ten Rouwelaar ging het al snel weer over de aanstaande nacompetitiewedstrijden tegen Eindhoven. Ging nog een lastige dobber worden.