Spring naar de content

Een fout, en de gevolgen (middellange versie)

En vlak voor ik in een diepe, van hooikoortsdromen vergeven slaap viel, boog de vriendin zich over mij heen. Ik voelde hoe haar adem het zo (te) vaak veronachtzaamde stukje nek net onder de oorlel warm maakte. Ik rook haar. Thee en van die tandpasta voor gezond tandvlees die je alleen kunt gebruiken als je tandvlees toch al gezond is – want het brandt in de wondjes, weet je wel. Ze ging verliggen met haar rechterelleboog, precies op een plukje haar dat zich op eigen gezag van mijn kapsel had losgemaakt. Au-roepen zou voor de hand liggen, maar dat zou alles verpesten. Een grote kerel zijn dus en me slapende houden. ‘Als je maar weet,’ lispelde ze (en ging nog een keer verliggen, AU AU AU), ‘dat ik dit onthoud.’ Daarna draaide ze zich om en raakte even, heel kort en naar ik aanneem niet bewust, met haar elleboog mijn schedel.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen

Deze scène heeft een voorgeschiedenis.
Een heel verhaal. Ik kan de korte versie geven, maar ook de lange. De lange is leuker voor u, lezer, maar pijnlijker voor mij, HP-columnist. Om niet te zeggen: funest voor het beeld van de young urban creative, van duizendpotige tastemaker en opinieleider die ik toch ook ben. Aan de korte heeft niemand iets – er zit geen nuance in, en de clou is in die variant is ronduit mager.
Laten we de middellange proberen, met uitloopmogelijkheden.

Wandelweekend
We logeerden in een huisje. Een stacaravan eigenlijk, maar van alle gemakken voorzien. Een huis van een stacaravan. De zus van de vriendin was ook van de partij.
We discussieerden over het verschil tussen een wandelweekend en een weekend waarin je weliswaar niet alleen maar wandelt, maar je dag toch om de wandeling draait. De gemoederen liepen hoog op. Begrijpelijk, want het welslagen van ons eigen weekend hing van de uitkomst af. Hoe kun je plezier maken als je niet weet op wat voor weekend je eigenlijk bent.
De vriendin vond het een.
De zus vond het ander.
De columnist zocht – zoals zo vaak – de nuance, in het midden, waar de waarheid lag te verstoffen.
Zo verstreek een uur kostbare wandeltijd, die ik – ik noem maar wat – had kunnen investeren in het me op de valreep verdiepen in de autosport, want met het lossen van Tom Dumoulin, de vlinder van Maastricht die zaterdag had rondgefladderd alsof een psychopaatje van twee turven hoog z’n vlinders had afgeknipt, was het aandeel Max Verstappen in de sportrubrieken overal te lande nog wat verder gestegen, zo hoog zelfs dat ik op een kwade dag een levenslange Formule 1-liefde zou moeten veinzen, als ik tenminste mijn zuurverdiende kolommetjes wilde behouden.
Met dat soort overwegingen hielden de vriendin en de zus zich niet bezig.
‘We wandelen toch iedere dag?’
‘We doen toch ook andere dingen?’
‘Doe je op een wandelweekend geen andere dingen?’
‘Dat weet ik niet, ik ben nooit op een wandelweekend geweest.’
‘Dat denk je maar.’
Enzovoort.
Na een hoop al dan niet maatschappelijk debat, vier koppen thee, een wortel de man, nog wat discussie en zeventien plaspauzes, gingen we de paden op, de lanen in – boterham met hummus in de klauw en de paraplu-voor-je-weet-maar-nooit-want-ze-hebben-niks-voorspeld-maar-het-dreigt-toch-wel-behoorlijk onder de oksel.
Niet te lang, stelde ik voor. ‘Tom fietst, en Max rijdt en Utrecht speelt en John Terry neemt afscheid en ik ben een opinieleider waar mensen op vertrouwen. Ze verwachten morgen een gedegen visie op het voorbije sportweekend, de ups, de downs, die kleine momenten die iedereen ontgaan maar mij niet, omdat ik dus een professioneel observator ben.’
De vriendin begon zich, de mond vol hummus, vragen te stellen bij mijn onmisbaarheid op het gebied van de betere sportopinie. ‘Stel: je schrijft morgen over iets wat helemaal niet gebeurd is. Iets wat niet kan. Of iets wat helemaal geen sport is.’
‘Wandelen bijvoorbeeld,’ vulde de zus aan.
‘Vind jij wandelen geen sport?’ kefte de vriendin. We liepen inmiddels over een uitgestorven hei en de hemel ging z’n dreigementen nu ieder moment waarmaken. ‘Maar waar het om gaat: zou dat erg zijn? Kan dat iemand wat schelen? Je bent een weekend weg, met mij, met ons. Concentreer je dan ook op ons.’
‘Ik kan toch niet over jullie schrijven,’ zei ik.
Volgens de zus kon dat best. Over het Hoe Dan zei ze echter niks. Dat mocht de professional zelf uitzoeken.
‘Maar het is godverdomme Pinksteren,’ riep de vriendin boven de gierende wind uit. ‘Een feestdag. Bezinning! Familie! Jezus Christus!’
Het wandelweekend was een wan-del-weekend geworden.

Kanteling
Halverwege de tocht – tenminste, we dachten dat we halverwege waren – aten we twee geplette sneden Drents volkoren met appelstroop, die als ‘Anser Smikkels’ aan de man werden gebracht. De hele lunch zwegen we, en het personeel zweeg ook, die holden er iedere keer vandoor om in de keuken naar de race van Max Verstappen te kijken.
‘Zaterdag heb ik ook al niks gezien,’ zei ik. ‘Van de Giro. Alpe di Poti, stuivend grind. Dumoulins zwanenzang, molto tecnico afdalingen – en waar was ik? Ik slalomde tussen de langharige Drentse weideschapen op zoek naar het goeie pad. Zo kan ik toch niet werken? Zo kan ik toch niet leven?’
‘Je zou bijna denken dat je meer van sport houdt dan van mij,’ zei de vriendin, terwijl ze over een stapel paardenkak sprong. ‘Als ik niet beter wist zou ik denken dat je nu liever thuis zat, sport te kijken dan… dan…’ Ze maakte haar zin niet af en veegde verwoed iets uit haar gezicht.
‘Dan hier gezellig met ons over de hei te wandelen,’ zei de zus. Je kon erop wachten: de familiegelederen sloten zich.
En toen maakte ik een fout. Als mijn leven een voetbalwedstrijd was, zouden de heren analytici het er roerend over eens zijn: hier kantelde de wedstrijd.

Ik zal u de details van de rest van de dag besparen, die bewaar ik voor de lange versie, die medio 2018 als roman in de winkels moet liggen. Werktitel: Een fout, en de gevolgen. Een ding is zeker: Tom Dumoulin en Max Verstappen komen er prominent in voor en de advocaat van de vriendin en die van de zus van de vriendin zullen overuren draaien.