Spring naar de content

De 100 beste boeken die u nooit heeft gelezen (2)

Wat is ‘s lands beste boek dat niemand heeft gelezen? HP/De Tijd vraagt, geïnspireerd door de website GQ, honderd literatoren naar het boek waarvan zij vinden dat het onterecht in de vergetelheid is geraakt.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Nick Muller

11. Alles anders (1976)
Maartje Luccioni – Van der Made (1935-)

Marja Pruis: Een schrijfster in de jaren zeventig die over typisch vrouwelijke aangelegenheden schreef – liefde, leven, feesten – en toch genade vond in de ogen van een criticus als Gerrit Komrij, dat moest wel iets heel bijzonders zijn. Maartje Luccioni onttrok zich met haar flamboyante stijl en zuivere ironie aan welk sjabloon dan ook. Moeilijk kiezen uit haar werk (minstens vier romans en een verhalenbundel), maar dan toch maar deze soort-van-utopische roman, uiteenvallend in twee delen: the goodlife in Amsterdam-Zuid, met prachtig kakkineus taalgebruik en opgeruimde seks, én een beschrijving van de ‘voortijd’, waarin vrouwen alle mogelijke functies uitoefenen en eens in het jaar paren met de mannengemeenschap.

12. De morgen loeit weer aan (1988)
Tip Marugg (1923 – 2006)

Özcan Akyol: De beste roman uit het Caribische gebied is aan het einde van de vorige eeuw geschreven. Het verschil met conventionele Nederlandstalige fictie – voor zover je daarvan kan spreken – is dat Tip Marugg in dit boek poëtische passages, soms van halve bladzijden, niet schuwt, maar ze vooral als vorm gebruikt om uiting te geven aan de diepgewortelde somberte van zijn hoofdpersonage, dat mijmert, hekelt en flirt met de dood. Vooral de beschrijvingen van de landschappen, vaak in archaïsch taalgebruik, zijn om eindeloos van te genieten, na elke leesbeurt weer. Dit boek is een ode aan de taal, een lofzang op de stilistiek. Het maakt andere schrijvers deemoedig.

13. De vergaderzaal (1974)
A. Alberts (1911 – 1995)

Arjen Fortuin: Ik geef het oeuvre van Harry Mulisch voor De vergaderzaal van A. Alberts en dat ligt niet aan Mulisch. In Alberts’ amper tachtig pagina’s dikke roman vallen we in het leven van meneer Dalem, een man die min of meer per vergissing de leiding heeft gekregen over een bedrijf, een hoedanigheid waarin hij geregeld moet vergaderen met een groep andere zakenlui. Iedereen heeft een grotere mond dan hij. Dalem laat de anderen uitpraten, wordt over hem gezegd. Dat is een diskwalificatie. Op een dag staat Dalem op en verlaat de vergaderzaal. Hij zwerft rond, voortgedreven door allerlei wanen die te maken hebben met een tragische familiegeschiedenis. Nooit werd het misplaatst-zijn van een mens in het bestaan zo eenvoudig, zo treffend en zo pijnlijk onder woorden gebracht. Dalem is dood-alleen in een volkomen onverschillige wereld. En het akeligste is nog hoe Alberts laat zien dat de mensen in die wereld er geen idee van hebben hoe onverschillig ze zijn.

14. De tienduizend dingen (1955)
Maria Dermoût (1888 – 1962)

Inge Schilperoord: Naar mijn idee is Maria Dermoût een van de beste Nederlandse schrijfsters van de twintigste eeuw. Dermoût bracht het grootse gedeelte van haar leven door in Nederlands-Indië en al haar verhalen hebben Indonesië als achtergrond. Haar verteltrant is wel eens ‘bekorend eentonig’ genoemd. Ze gebruikt weinig woorden, schrijft uiterst precies en haar toon is licht en dansend, haar ritme betoverend. De tienduizend dingen is haar meest omvangrijke werk. Het speelt zich af op een eiland in de Molukken, op een oude specerijenplantage. Ondanks dat het een bestseller werd in de Verenigde Staten, bleef Dermoût in Nederland relatief onbekend.

15. De eeuwige jachtvelden (1995)
Nanne Tepper (1962 – 2012)

Alex Boogers: De Nederlandse literatuur heeft mij nooit zo kunnen bekoren, behalve Max Havelaar van Multatuli, maar dat is – goddank! – geen vergeten boek. Maar buiten dat boek?  Er gebeurt niets spannends, als ik heel eerlijk ben. Het is toch allemaal hetzelfde en ons kent ons, en god o god wat doen we er allemaal toe. De vergeten werken zijn vergeten omdat ze waarschijnlijk nooit zijn geschreven, of omdat ze zo gezonken zijn of overreden door het literaire wiel dat al eeuwen dezelfde kant opdraait.
Als je mij voor een buitenlandse titel vraagt dan ben ik je graag van dienst.
Een uitzondering is misschien Nanne Tepper. Hij deed interessante dingen, in elk geval voelde je bij hem wel dat het kwam vanuit iets heel diep, vanuit iets puurs,  en dat het ontstond ondanks zichzelf, en ten koste van hemzelf. Tegelijk vraagt zo’n levensinstelling de discipline van een samoerai, anders ga je ten onder, en dwingen de demonen die in je kop rondgaan je tot een artistieke en soms ook fysieke harakiri.

16. Kinderjaren (1978)
Jona Oberski (1938-)

Thomas Heerma van Voss: Prachtig geschreven, zeer stijlvol boekje over een joods jongetje in en vlak na de Tweede Wereldoorlog. Doorgaans ben ik huiverig wanneer kinderen in literatuur aan het woord komen – hun taal en gedachtewereld worden al snel ongeloofwaardig, en het komt ook vaak voor dat het perspectief niet het meest boeiende is om een verhaal in te vertellen. Bij Kinderjaren werkt het perspectief juist heel goed, omdat het gaat over een zeer indringend onderwerp waar over al onvoorstelbaar veel gezegd is. Door de ogen van dit jongetje word je gedwongen op een net iets andere, meer onbevangen blik te kijken naar wat er allemaal om hem heen gebeurt. En dat maakt het des te schrijnender. Ja, een erg bijzonder, niet-pathetisch, strak gecomponeerd boek.

17. Elias of het gevecht met de nachtegalen (1936)
Maurice Gilliams (1900 – 1982)

Jeroen van Kan: ‘Nooit is het mij erom te doen geweest in de literaire actualiteit aanwezigheid af te dwingen,’ schreef de Vlaamse auteur Maurice Gilliams over hoe hij zich tot zijn eigen werk verhield. Je kunt niet anders dan vaststellen dat hij is geslaagd in zijn missie. Zelfs zijn mooiste boek, Elias of het gevecht met de nachtegalen, is weliswaar bijgezet in de literaire canon, maar wordt nauwelijks nog gelezen. Bijzetting is dan ook meestal een vorm van doodverklaring.
Elias of het gevecht met de nachtegalen is een novelle die het niet moet hebben van de handelingen. Er gebeurt weinig spectaculairs op het kasteeltje waar Elias samen met twee tantes en zijn neef Aloysius woont. Elias bewondert zijn neef, hij vouwt papieren bootjes en laat ze wegdobberen op het water… Wat het boek meesterlijk maakt is de gevoelswereld van Elias, die door Gilliams zo goed wordt verbeeld dat je gedurende het lezen zelf Elias bent.
Elias voelt veel, waardoor alles wat hij aanraakt of overdenkt emotioneel geladen wordt. Toen ik het boek de eerste keer las, lang geleden, voelde het alsof ik in een koortsdroom was beland. Net als A.L. Snijders begin ik nu onmiddellijk met herlezen, in de hoop dat die koorts terugkeert. Alleen langs de weg van de literatuur kun je, als je geluk hebt, het wonder van al die nieuwe zintuiglijke ervaringen die je als kind had voor even vernieuwen.

18. Brutus heeft honger (2011)
Mathijs Deen (1962-)

Joubert Pignon: In 44 korte verhalen van ieder maximaal twee pagina’s laat Mathijs Deen de levens van verschillende mensen op beslissende momenten in de wereldgeschiedenis zien. We maken de opkomst van de menselijke soort mee en zijn onvermijdelijke ondergang – van de hap uit de eerste appel tot die uit de laatste. Deen durft het aan om met kleine woorden en summiere beschrijvingen grote gebeurtenissen te vertellen. Ieder verhaal toont een enorme zeggingskracht en dendert nog dagen door in je hoofd. Een moderne klassieker.

19. Het bloed in onze aderen (2011)
Miquel Bulnes (1976-)

Anna Enquist: IJzersterke historische roman over de nederlaag van het Spaans bezettingsleger tegen de Berbers, in een onherbergzame setting. Hitte, droogte, dorst. In het verloop van het boek ontstaan er nog allerlei intriges die me niet echt zijn bijgebleven, maar die wanhopige soldaten die bovenop een heuvel op water wachten herinner ik me nog goed.

Pieter Steinz en Anna Enquist kozen – zonder het van elkaar te weten – allebei voor een roman van Miquel Bulnes. De bijdrage van Pieter Steinz leest u hier.

download (8)20. Tjies (1960)
Vincent Mahieu (1911 – 1974)

Walter van den Berg: Ik las Tjies van Vincent Mahieu toen ik een jaar of twintig was. Ik was zoekende naar wat boeken konden betekenen voor me; ik wist dat ik wilde schrijven, maar ik wist nog niet dat ik wilde lezen. Ik kwam weinig Nederlandse boeken tegen die ik wilde lezen, en dat zal voornamelijk aan mijn jeugdige onrust hebben gelegen, verdomme, moest ik het dan zelf allemaal gaan schrijven? Maar zie, daar was Charles Bukowski, en J.D. Salinger, man, die konden het! Jammer alleen dat er in de Nederlandse literatuur niemand was die ruw en mooi schreef, zoals ik het wilde hebben.
Zo voelde dat, tot ik Vincent Mahieu tegenkwam. Tjies stond als Salamanderpocket bij mijn bieb, en daar was die Nederlandstalige literatuur die wel ruw én mooi was, in zinnen die tegelijkertijd hoekig en vloeiend waren. Dat die verhalen in het oude Indië speelden: prima. Die verhalen gingen over puberjongens met geweren, over boksers, over pijn en viezigheid, en kennelijk hadden die verhalen dat decor nodig.
Vincent Mahieu bleek nog meer namen te hebben: Tjalie Robinson, Jan Boon, een oude Indo, met af en toe een opleving van bekendheid als er weer een biografie door een liefhebber uitkwam, en daarna weer een onopgemerkte duikeling, terug de vergetelheid in.
Maar ik vergeet Tjies en zijn andere verhalenbundels niet meer. Ruw en mooi, voor zoekende mannen, van welke leeftijd dan ook.

21. De man die zijn haar kort liet knippen (1947)
Johan Daisne (1912 – 1978)

Jan Siebelink: De man die zijn haar kort liet knippen van Johan Daisne heeft voor mij de status van een onbekend en ongekend meesterwerk. Het raadselachtige en dus intrigerende zit ‘m in de biecht van een leraar die het meisje uit zijn klas op wie hij verliefd was heeft omgebracht. Maar is het wel waar? Ik herinner me dat mijn docent Nederlands midden jaren 50 van deze roman zei: ‘Aan dit boek kun je aflezen hoe schitterend Vlaamse schrijvers het Nederlands beheersen.’

Bekijk hier het eerste deel van de lijst.