Spring naar de content

Pingpongpang, zei Cristiano Ronaldo, en smashte een denkbeeldige bal

Er moest twee kilo af. Noem het een subdoel, want voor alleen een paar pond minder vlieg je niet naar het nadere eind van de wereld.
De vriendin: ‘Dat schrijf je toch niet op?’
Ik: ‘Maar het is toch niet waar?’
De vriendin: ‘Juist daarom.’
Het is een jungle, de autofictie. Of een tuin. Soms wied je de plantjes en laat je het onkruid staan, maar ach, zo gaan die dingen. Moedig zijwaarts.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen

Trouwens, de vriendin had wel wat beters te doen. Voorbereidingen voor een reis die, in voetbaltoernooientijd, anderhalf EK in beslag zou nemen. Naar het voetballand van morgen, al zeiden ze dat gisteren ook al. China, land van de rijzende ergernissen.
‘Zou je daar een beetje Tour kunnen volgen?’ vroeg ik me hardop zorgen makend af. ‘En hebben ze er ons toiletpapier wel? In de Lonely Planet staat dat je geen rauwe groente moet eten. En ook geen fruit. Let je daar op? Draag je je diarreepillen op je lichaam, voor het geval je koffer er bij een tussenstop op eigen houtje vandoor gaat? Kan een lichaam dat eigenlijk wel hebben, zes weken rijst?’
‘Als je de hele tijd de nadruk gaat leggen op wat ze daar allemaal niet hebben, kun je beter helemaal niet gaan. Dan wordt het volgend jaar gewoon weer een weekje Landal Park Heihaas.’
Onder de gordel; ik zag vreselijk uit naar mijn soloweekje Mooi Putten.
‘In Landal Park Heihaas zenden ze tenminste wel gewoon het EK uit.’
‘EK,’ nam de vriendin het woord op de borst aan, om het vervolgens in een moeite vol te raken: ‘Afkorting voor “Echt hee, Kun je ook iets anders dan gelijk spelen?” Hoe Finidi, George? Bovendien: ze hebben daar vast hun eigen EK. Of een sport waar ze daar voor uit hun dakkie gaan. Pingpongen met insecten, of snorkelend schermen of zo.’
‘Je gaat het allemaal meemaken,’ zei ik. ‘Ik pak toch een rolletje dubbellaags papier voor je in.’
U moet bedenken: te midden van al deze opwinding boemelde de schnabbeltrein van de vooraanstaande columnist intussen gewoon door. Dus terwijl de vriendin met een grote viltstift de dagen tot haar Phileas Fogg-vlucht van een uurtje zestig zat af te tellen op de keukenkast (‘Zie je die streepjes? Net chopsticks.’), lag de zinnenmaestro op de bank om tegen de achtergrond van Zwitserland – Polen metaforen met voetballers en watervogels erin te componeren.
‘”Arek Milik, de ooievaar van de Arena. Statisch, eenbenig en met een voorkomen waar menig vis ’s nachts zwetend van wakker schiet”. Wat vind je?
‘Muggenspul. Niet vergeten.’

Lang Lang
Vrienden (nou ja: vriendinnen) hadden in de weken voorafgaand aan de reis wel eens voorzichtig bij de vriendin geïnformeerd hoe het met de columpjesbakker zat. Of die niet meeging. Nooit als ik erbij was natuurlijk, ze keken wel beter uit. In mijn nabijheid dienen de vrienden en de vriendinnen van de vriendin te zwijgen. Meestal zit ik kunst te maken (dan kan ik natuurlijk geen lawaai hebben) en soms lijkt het alsof ik niets doe, maar dan ben ik vaak toch bezig kunst te maken (of ik rust uit van het kunst maken, en daarvoor heb ik ook totale stilte nodig).
De vriendin – de eerlijkheid zelve – moest dan ontkennend antwoorden. Ik ging niet mee. Die EK-wedstrijden analyseerden zichzelf niet, en hoe konden er nu Touretappes worden verreden zonder dat de Lucky Luke van het wielerbaksel (‘De man die sneller schrijft dan zijn schaduw’) er zijn verhelderend licht op liet schijnen?
Werk gaat voor het reisje, zeg ik altijd.
‘Ga je dan alleen?’ vroegen de vriendinnen – het zijn vasthoudertjes hoor.
Ook daarop moest de vriendin ontkennend antwoorden.

Het vliegtuig zou op maandag opstijgen, dus het inpakken begon op woensdagochtend. Wat voor veel mensen een sprint is, is voor de vriendin een marathon. En wat voor veel mensen een marathon is, nou, daar begint zij niet eens aan.
De laatste dagen van ons samenzijn deelden we de woonkamer met een derde huisgenoot: vriend Samsonite, die met zijn geopende bek, in een soort eindeloze gaap, geduldig op input lag te wachten. De stand zaterdagavond was: twee jurkjes, een Lonely Planet en een tekenpen. Af en toe legde de vriendin iets op de bodem, keek er van een afstandje schattend naar – de blik van de schilder op de fruitschaal – en herschikte dan weer wat.
‘Zes weken,’ zei ik. ‘Dat is een beetje als die bekende pianist. Hoe heet-ie?’
‘Ja ja,’ zuchtte ze.
‘Nee,’ zei ik en prikte met een chopstick in haar been. ‘Lang Lang.’
De vriendin pakte het stokje uit mijn handen, wierp het zo door het geopende raam, het Utrechtse uitgaanspubliek in en joeg mij terug naar de bank, naar de plek waar al die haarscherpe analyses en die fijne zinnetjes ontspruiten (mocht het Letterkundig Museum – afdeling Sportcolumnistiek – interesse hebben die bank over te nemen, dan brengt de vriendin hem graag een keer langs).
Daar was de chloroformpot Kroatië – Portugal in volle gang.

Putten
Toen ik wakker werd, zag ik in een oogopslag Messi en Ronaldo.
Op het scherm in de hoek dartelde Messi. Het rossige NOS-hondje, bedoel ik, dat ik sinds het concretiseren van de vakantieplannen van de vriendin niet anders kan zien dan als een wandelende snack.
Links stond Cristiano Ronaldo. In Portugees tenue, nog nastomend van de verlenging en met een pingpongbatje in zijn hand.
‘Pingpongpang,’ zei hij en smashte een denkbeeldige bal in mijn richting.
Naast hem stond een reusachtige, goudkleurige koffer, waarop, in zilver, “CR7” stond gegraveerd.
‘Ik ben er klaar voor,’ zei hij.
‘Waarvoor?’ vroeg ik.
‘Aardbei. Haha, China natuurlijk! De master bedroom van de wereldeconomie van morgen,’ riep de wereldster vrolijk.
‘Je ging toch alleen?’ vroeg ik de vriendin.
‘Ik ging niet met jou. Over alleen heeft niemand het gehad.’
‘Jaja, noem dat maar een saai EK,’ riep Cristiano. ‘Wacht wacht, wat doe ik na?’ Hij pakte de aangevreten noodreep Tony Chocolonely van tafel en maakte een hummend geluid.
Ik gaf het op. Ik had het allemaal tegelijk opgegeven.
De vriendin liet een reisflesje Betadine tollen en haalde haar schouders op.
‘Lekkere trexit,’ gierde Cristiano. ‘Humor!’
De rest van de zondag pakten de Cristiano Ronaldo en de vriendin in. Zij haar koffer en hij haar. Voor mij was een plekje in de slaapkamer bedacht. Daar mocht ik ‘mijn stukjes schrijven’ – alsof je tegen Shaqiri van Zwitserland zegt dat hij in het schuurtje zijn ‘omhaaltjes mag oefenen’.
Ik vroeg me af hoe dat nou moest met de kwartfinale van Portugal, ik zag dat Quaresma de flexe strandstoelenverhuurder en die Bloedbottelaar van een Pepe nog niet allemaal op eigen houtje klaren. Maar goed, mijn zaken niet. Ik had een column die af moest. Ieder z’n lot.
Af en toe klonk er een hoog gegiechel aan de andere kant van de deur. Voorpret.

Vanochtend heel vroeg waren ze al vroeg vertrokken, zo rond de deadline van dit stukje. Het schermpje van mijn telefoon knipperde. Een foto van Portugals nummer zeven en de vriendin – lachend, de gladde wangetjes tegen elkaar.
‘Veel plezier in Putten,’ stond er.