Spring naar de content

Zomerfeuilleton IV: De sportloze Sportzomer

‘Hallo!’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Frank Heinen

We waren nog zo’n honderd meter van het toegangshek van Rody’s villa verwijderd.
‘Hallo! Rosie!’
De journalist stond nu op de stoep, pal voor ons. Doorlopen zou botsen betekenen.
‘Ik wil je graag wat vragen. Je wilde me altijd te woord staan, je belde me met nieuws en als het dan moeilijk wordt, geef je dan niet thuis? Is dat hoe het werkt?’
‘Laat me met rust,’ zei Rosie zacht. Ze stond een beetje schuin achter ons, haar stem droeg niet ver genoeg om de journalist te bereiken.
‘Dat je haar met rust moet laten,’ zei Rody. Hij maakte aanstalten om door te lopen, de journalist aan de kant te schuiven als een pak yoghurt dat over de datum was.
‘Met geflipte oud-voetballers heb ik niets te maken,’ zei de journalist. Ik herkende hem vaag, misschien was hij eens op tv geweest om Rosies successen te becommentariëren. In de aanloop naar haar zekere goud op de Spelen had een trosje zwemspecialisten zijn kans schoon gezien om overal en nergens op te duiken. Het leek wel alsof heel Nederland plots bereden werd door de droom van goud op de schoolslag, of tenminste door de droom van Rosie in een nauw gesneden badpak. Het verwonderde me hoe terloops journalisten haar voorkomen betrokken in de analyses van haar races. Mannen die haar vader hadden kunnen zijn noemden haar consequent ‘de Meermin van Monnickendam’. In werkelijkheid kwam Rosie uit Purmerend, maar dat allitereerde niet zo lekker. De NOS-zwemcommentator, die opeens te pas en te onpas in talkshows opdook om de vorderingen ‘richting Rio’ te duiden, herhaalde meermaals dat hij nog nooit zo’n mooie vrouw zo hard had zien zwemmen. Een columnist van een landelijke krant had verzonnen dat hij iedere week een ode aan een ander lichaamsdeel van Rosie zou brengen. Ja, echt. Die serie stierf na een aflevering of drie een plotse dood. Tot het misging, toen waren haar benen opeens niet meer ‘zo lang als een vijftigmeterbad’, en haar ‘oortjes’ niet meer ‘klein maar vastberaden’.
Was hij het niet, vroeg ik me opeens af, die kerel van die serie?
‘Je neemt je telefoon niet op. Ik dacht dat we een afspraak hadden? Ik doe gewoon mijn werk, dat weet je toch wel? Je hebt me belazerd, Rosie, je hebt iedereen belazerd.’
‘Als je nou niet snel weggaat,’ zei ik, zonder te weten wat er achteraan moest komen.
‘En wie ben jij dan wel?’ vroeg hij, terwijl hij een stap naar voren zette. Mijn aarzeling leek hem zekerder te maken.
Ik noemde mijn naam. Herkend werd ik eigenlijk nooit, maar mijn naam zei de meeste mensen nog wel wat. Mijn gezicht was al kopje onder gegaan richting de vergetelheid, en mijn naam dreef nog even gezichtloos op de oppervlakte, tot hij zich vol met water zou zuigen en tenslotte ook zou zinken. Ik kon niet wachten tot het zo ver was.
‘O,’ zei de journalist. Kennelijk was hij in zijn naspeuringen naar de achtergronden van de Meermin nog niet op mijn naam gestuit. Dat kon twee dingen betekenen: of hij had niet erg grondig gezocht, of mijn rol in Rosies leven was bescheidener dan ik me die voorstelde.

Lees hier deel één, twee en drie van De sportloze Sportzomer van Frank Heinen.

Onderwerpen