Spring naar de content

Pissen op het graf van ZKHP Bernhard

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Arthur van Amerongen
Queridos amigos e amigas! Wat moet ik nu toch weer lezen in mijn favoriete ochtendbode? Prins Bernhard was ‘een gewetenloze, gierige, egocentrische man'! Juliana-biograaf Jolande Withuis laat naar verluidt geen spaander heel van wijlen de Prins. Een roedel wolven jankt nu plotseling mee in de spectaculair groeiende anti-Bernhard-processie. Let wel, we hebben het over dezelfde Bernhard die bij leven door heel Nederland werd gevierd als een vrolijke belhamel, een heerlijke deugniet, een playboy in de polder die het prinsheerlijke leven leidde dat iedere Nederlandse man in het diepst van zijn gedachten graag had willen leven ware hij niet een treurige meelzak (vrij naar het schitterende protestlied van wijlen Herman van Loenhout, a.k.a. Armand) die zich iedere dag weer met de pest in zijn lijf en een plastic zakje kleffe boterhammen met zweetkaas in zijn aktetas naar zijn droefgeestige kantoortuin moet slepen voor de aanbetaling van de hypotheek van zijn nog droefgeestigere nieuwbouwwoning in een suïcidale slaapwijk van een middelgrote gemeente. Ach, wat mis ik Armand! Maar goed, ZKHPB alias Benno dus. Wat is dit nu weer voor een collectieve polderrazernij, zo vraag ik mij af in mijn zelfverkozen Zuid-Portugese ballingsoord met minimaal 3600 zonne-uren dagen per jaar al heeft het net vijf dagen gehoosd maar dat kwam omdat oom Rob Hoogland op visite was en de weergoden zijn hem kennelijk niet gezind. Wat voor Beeldenstormsentimenten komen er nu eens opeens los in de Hollander nu de Prins al enige jaren ‘een tuintje’ op zijn buik heeft? Bij leven kon Bernhard geen dorp bezoeken of de lokale fanfare stond klaar, plus een van de zenuwen trillende burgemeester met een bos anjers in zijn handen en een hele reeks wenende verzetshelden in blijde verwachting van nog een koninklijke onderscheiding omdat zij op 5 mei 1945 met vereende krachten hun buurmeisje hadden kaalgeknipt omdat de snol de voorkeur had gegevens aan een frisse Germaanse soldaat met chocolade en sigaretten in plaats van hun naar bloembollensoep riekende hongerwintermondjes. Is er nu niets meer heilig in mijn moederland? Ik ga te rade bij Neêrlands meest betrouwbare Oranjoloog, mijn oude journalistieke strijdmakker René Zwaap. Toen René nog redacteur was van De Groene Amsterdammer belde prins Bernhard iedere week naar zijn hoofdredacteur Martin van Amerongen (G’d hebbe zijn ziel) om te vragen waarom ‘die vreselijke Zwaap’ nog steeds in het colofon stond. Martin werd door de prins – die in tegenstelling tot wat Withuis beweert juist heel gul was, zeker voor mensen van wie hij iets te duchten meende te hebben – overladen met de beste champagne en mocht iedere verjaardagspartijtje van de prins op Soestdijk komen opdraven, samen met intimi van de prins als autocoureur Tonio Hildebrandt, dierenvriend ‘Pistolen Paultje’ Wilking en het lokale chapter van een motorclub, die vrolijk over de gazon van het paleis raasden op hun opgevoerde brommers in een hartverwarmend huldeblijk aan de oude en vereenzaamde Juliana in de Baarnse vleugel van het paleis (Bernhard bewoonde de Soester vleugel, of andersom, en de uit elkaar gegroeide echtelieden troffen elkaar eigenlijk zelden tot nooit). Intussen bleef Zwaap in De Groene en in het legendarische royaltymagazine Appeltjes van Oranje (dan was het stil op straat hoor, als dat werd uitgezonden en de misdaad in Amsterdam halveerde omdat alle Mocro’s ernaar keken) op de al even legendarische Amsterdamse piratenzender Mokum TV vrolijk doorpubliceren over Bernhards deelname aan het nationaal-socialistische verenigingsleven (NSDAP, SA én SS), bracht hij als eerste na de oorlog de huwelijksfoto van Juul en Benno waar de hooggeëerde gasten collectief de Hitlergroet brachten terwijl het Horst Wessellied schalde door de Haagse Schouwburg en was hij de drijvende kracht achter De Grote Interprovinciale Oranje-Quiz van mijn bloedbroeder Robbie Muntz, die de bescheten VPRO nooit heeft durven uitzenden, o.m. omdat de hamvraag was wat het lidnummer van de prins was bij de nazipartij. Nou, dat wist mijn koempel Rene Zwaap dus wel: nummer 2583009. Enfin, ik vroeg mij dus af wat Zwaap, die tegenwoordig hoofdredacteur is van het onvolprezen magazine De Republikein, nu denkt van al die jakhalzen die staan te pissen op het graf van de meest aanbeden Oranje-prins aller tijden. Hij zei – en ik citeer: ‘In wezen regeert Bernhard over zijn graf heen. Als je toch eens had kunnen zien hoe Mark Rutte zich in de Tweede Kamer in alle bochten stond te wringen om die geheime belastingdeal die Bernhard begin jaren ’70 bij het kabinet heeft afgedwongen uit de wind te houden…Het was te gênant voor woorden. Bernhard heeft de politici van Nederland nog altijd stevig onder de duim. En de journalistiek even goed. NRC Handelsblad heeft nu alweer drie keer uit eigen beweging een verhaal gerectificeerd waarin stond dat Bernhard ooit steekpenningen ontving van Lockheed. Kan niet bewezen worden, zeggen ze dan. Hoe krijg je het voor elkaar? Ik bedoel, Bernhard moest van Den Uyl zelfs belasting betalen over het ontvangen smeergeld! Hoe gedienstig kun zijn als perslakei?’ ‘Dat Bernhard zo’n ongelofelijke machtspositie kon opbouwen in Nederland dat hij werkelijk overal mee wegkwam is een brevet van onvermogen voor zowel het Nederlandse openbaar bestuur als van de vaderlandse media,’ vervolgde Zwaap. ‘Direct na de oorlog zette hij het ministerie van Buitenlandse Zaken in om hem van de ledenlijst van de NSDAP te schrappen. In 1948 liet hij datzelfde BZ opdraven om een aflevering van het West-Duitse weekblad Der Spiegel uit de roulatie te halen omdat daarin zijn lidmaatschap van de Reiter SS stond gememoreerd. Overigens zat Bernhard is dezelfde bereden afdeling van Hitlers elitekorps te paard als Werner von Braun, de rakettengeleerde, en Hans Kammler, die de gaskamers van Auschwitz heeft laten bouwen. Ons ministerie van BZ zorgde er overigens ook voor dat Bernhard als enige ex-nazi geld ontving uit een Wiedergutmachungsfonds voor nota bene oorlogsgedupeerden! Omgekeerd was Den Haag weer zeer in de nopjes met het lumineuze prinselijke idee om veroordeelde Nederlandse vrijwilligers van de Waffen SS naar de Oost te sturen om Soekarno mores te leren. Intussen stond een hele linie wetenschappelijke pluimstrijkers onder leiding van wijlen Cees Fasseur maar al te graag klaar om ieder smetje van het prinselijke blazoen te verwijderen… Ach, laten we zeggen: ieder land krijgt de prins die het verdient.’ Aldus de wijze slotwoorden van Rene Zwaap. Overigens wil ik aan deze stemmingmakerij nog toevoegen dat ik met blind respect voor ons koningshuis – dat immers de Hemelse Pottenbakker vertegenwoordigt op deez’ aard – ben opgevoed. Mijn moeder was vernoemd naar vorstin Wilhelmina en het scheelde niet veel of ik had Hendrik geheten. Mijn moeder heeft gelukkig niet meer hoeven mede te maken dat ik aspirant-lid was van het Republikeins Genootschap. Ik moet daar aan toevoegen dat Martin van Amerongen, mijn legendarische hoofdredacteur van De Groene Amsterdammer, mij coöpteerde nadat hij mij een fles oude jenever had gevoerd. Ik ben namelijk wars van verenigingen, indachtig het credo van Groucho Marx: I don't want to belong to any club that will accept me as a member.