Spring naar de content
bron: ANP/AFP Foto/Jonathan Näckstrand

In de ogen van Chantal Blaak zat het wezen van de sport

Na afloop van het WK op de weg vroeg Herman van der Zandt aan Tom Dumoulin of hij Peter Sagan had gezien in de koers.
Dat had Tom. Iedere keer dat hij achterin verzeilde, zag hij Sagan daar zitten. “Hij had geen overschot.” Tom zei het er niet bij, maar ik stel me dat als volgt voor: hij liet zich een beetje afzakken om de concurrentie in ogenschouw te nemen, misschien richtte hij zich even op. Rug strekken, handjes van het stuur, beetje imponeren. Bergop een banaantje pellen. En terwijl hij in het zootje ongeregeld van de pelotonstaart verzeild raakte, hoorde hij een onrustbarend geluid.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Frank Heinen

Het soort briesen dat je kent van het zeeleeuwenverblijf in Artis. Toen hij omkeek, moet hij het paars aangelopen hoofd van de schuimbekkende Slowaak hebben gezien. En op dat moment moet Tom Dumoulin hebben gedacht: “Daar hebben we in elk geval geen last meer van.”

Twintig minuten later was Sagan wereldkampioen.Een van de schitterendste aspecten aan het wielrennen is dat het nooit voorbij is, voor het echt afgelopen is. Lenny Kravitz zingt er wel eens over.

Een week geleden nog maar werd, bij wijze van WK-voorbereiding, in Cesenatico de Memorial Marco Pantani gereden. Een zware eendagswedstrijd met de nodige coureurs die gisteren bij het WK aan de start stonden.
Die wedstrijd werd gewonnen door Marco Zamparella. Een 29-jarige jongen uit een ploegje ter grootte van een speldenknop. Zamparella reed de hele dag in de voorhoede, werd achterhaald door onder meer Diego Ulissi – gisteren in een niet-Oscarwaardige bijrol – en versloeg hem in de sprint alsnog. Zamparella’s carrière is, ondanks een veelbelovende start, nooit werkelijk van de grond gekomen. Tegenwoordig is hij semi-prof: om de huur te betalen, verdient hij tussen de trainingen wat bij als pizzabakker in de lokale trattoria.

De volgende dag twitterde hij aan al zijn 67 volgers: “Een winnaar is gewoon een dromer die zich niet gewonnen heeft gegeven.”
Zamparella liet zien wat koers kan zijn. Hij bewees dat alles altijd kan. Als een pizzabakker een semiklassieker kan winnen, kan al het andere namelijk ook. Ik beweer niet dat alles lukt, zolang je maar dringend genoeg wil dat het gebeurt. Dat voor wie niet opgeeft uiteindelijk altijd een beloning ligt te wachten. Daarin geloof ik niet.

Integendeel: juist in het wielrennen is het een klein clubje supertalenten dat het merendeel van de wedstrijden onder mekaar verdeelt. Wat dat betreft is de koers net het leven. Zoals mijn moeder zei als ze, met wat lullige huisjes op Arnhem en Den Haag, werd aangeslagen voor straatgeld, terwijl ik (hotels op Haarlem, Rotterdam en Utrecht) tweede werd in een schoonheidswedstrijd: de duvel schijt altijd op de grote hoop.

Chantal Blaak
Beeld:

Ik moest aan mijn moeder denken toen ik Chantal Blaak zaterdag over de finish zag rijden. Wereldkampioen. Alleen en onbedreigd. Ze legde haar handen op haar helm, het gebaar van iemand die uit haar eigen lijf treedt en van bovenaf toekijkt hoe zich iets voltrekt wat nauwelijks voorstelbaar is. Anderhalf uur eerder lag ze nog op het asfalt. Ze strompelde rond met een gat in een broek en iedereen, inclusief zijzelf, dacht: dat was het dan. Jammer maar helaas. Geen ramp ook, want op Chantal Blaak had niemand in Nederland werkelijk zijn hoop gevestigd. Zelfs Chantal Blaak zelf niet.

Chantal Blaak had op dat moment makkelijk kunnen opgeven. Het moet door haar hoofd geschoten zijn. In een auto gaan zitten, die knellende kloteschoentjes losklikken en een lekker nummertje op de autoradio zoeken. Ervan af zijn. Niemand zou het haar kwalijk nemen, niemand zou na de finish op haar af komen stormen met de vraag wat ze in godsnaam wel niet dacht.

Maar Chantal Blaak gaf niet op. Ze reed door, door de pijn en de vermoeidheid heen naar voren. En eenmaal achterhaald door tegenstanders met meer vorm, meer fitheid en zonder gat in de broek had ze zich zonder gewetensbezwaren kunnen laten lossen. Ze had gedaan wat ze kon, meer dan dat. Winnen zat er toch niet meer in, in principe. De duvel schijt toch altijd op de grote hoop.

En weer zette ze door. Hees zich naar boven, met krachten die uit het geheime flesje komen waar in krulletters ‘wilskracht’ op geschreven staat. Bij de eerste de beste gelegenheid demarreerde ze. Bleef voorop. Wereldkampioen. Handen op de helm. Tranen.
Na afloop werd de verse kampioene van microfoon naar camera gesleept. Ze liet het allemaal gebeuren, haar wil had ze tot de laatste druppel opgebruikt. En overal waar ze kwam, werden mensen verblind door de schittering in haar ogen. De schittering van iemand die er ondanks alle tekenen van bovenin is blijven geloven.

Je weet maar nooit

Er zijn mensen die het jammer vinden als in het wielrennen de sterkste niet wint. Als de sterkste het onderspit delft, raakt hun rechtvaardigheidskompas wat in het warretje. Alsof wielrennen een krachtsport is. Alsof intelligentie geen kracht is, alsof doorgaan, het er niet bij laten zitten, ook als niemand het je kwalijk zou nemen als je dat wel zou doen.

Het zijn overwinningen als die van Zamparella en Sagan en Blaak waardoor ik weer een beetje extra van wielrennen houd. Het zijn die momenten waaraan ik denk wanneer ik me op de lopende band van de tijd me uit de voeten maak voor de glimmende messen van de deadlineversnipperaar. Dat het niet over is voor het helemaal over is. Dat je nooit fulltime pizzabakker moet worden. Dat de duvel niet altijd op de grote hoop… Dat je bij twijfel moet gaan. Dat opgeven altijd nog kan, maar dat je beter kunt doorzetten, nog heel effe, steeds tot de volgende bocht.

Omdat je maar nooit weet.