Spring naar de content

Niet bij Bach alleen

De Nederlandse Bachvereniging is beroemd om haar passiemuziek, maar doet veel meer dan Bach.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Een gesprek met de jubilerende muzikaal leider Jos van Veldhoven over transparantie, oude oren en de omstreden kleine bezettingen. door Oswin Schneeweisz

Eén gedachte is in elk geval geruststellend. Hoezeer de nationale muziekcultuur ook wordt overspoeld door de instanthits van sterren als Marco Borsato en René Froger: Johann Sebastian zal ongeschonden op zijn sokkel blijven staan. Dat doet Bach immers al eeuwen. Daarom maakt dirigent Jos van Veldhoven, muzikaal leider van de Nederlandse Bachvereniging, zich niet druk over alles wat men tegenwoordig met Bachs muziek uithaalt. Van Veldhoven (‘s-Hertogenbosch, 1952): “Als Hind of Rob de Nijs in het televisieprogramma Mattheus Masterclass aria’s uit de Passion wil zingen, moeten ze dat vooral doen. Als Jan Rot de Matthäus in het Nederlands wil vertalen, moet hij dat vooral niet laten. Natuurlijk gaat dat ten koste van allerlei wezenlijke details uit de oorspronkelijke tekst, maar ach, Bach is uiteindelijk toch niet kapot te krijgen.”

Dit jaar viert Van Veldhoven zijn 25-jarig jubileum bij de Nederlandse Bachvereniging. Dat ensemble is misschien wel het best bewaarde geheim van de Nederlandse authentieke uitvoeringspraktijk. Want bij oude muziek in Nederland denk je vooral aan grootheden als Ton Koopman met zijn Amsterdam Baroque Orchestra of Frans Brüggen met zijn Orkest van de Achttiende Eeuw. De Nederlandse Bachvereniging kennen de meeste mensen vooral van hun jaarlijkse portie Matthäus Passion. Terwijl het ensemble zich de laatste jaren heeft ontwikkeld tot een van de meest toonaangevende ensembles op het gebied van Bach en zijn erfgenamen, tijdgenoten, voorgangers en geestgenoten.


In een niche van de moeilijke klassiekemuziekmarkt heeft het zich met bijzondere thematische programma’s een plek en een vast publiek weten te veroveren. Begin dit jaar bracht men een programma rond de kroning van koning James II. Voor de plechtigheid die op 3 mei 1685 plaatsvond in Westminster Abbey schreven enkele vooraanstaande componisten uit die tijd muziek, onder wie Henry Purcell en John Blow. Voor de Nederlanders die de plechtigheid destijds niet konden bijwonen, werd een soort journalistiek verslag geschreven onder de titel De Krooninge van Jacobus de Tweede. Dit historische document werd tijdens de concertreeks voorgedragen door nieuwslezer Philip Freriks.

Het zijn dit soort thematische en verhalende programma’s waarmee de Bachvereniging keer op keer weet te scoren. Cd’s als Death & Devotion, Saints & Sinners getuigen daarvan. Specialistische, maar laagdrempelige programma’s met een hoge aaibaarheidsfactor. Het zijn pareltjes in een steeds monotoner wordend muzieklandschap, want de rijkdom van de jaren tachtig is niet meer. In economisch zware tijden nemen zalenboeren en programmeurs het zekere voor het onzekere: men grijpt vaker naar bekende namen en bekende werken. Van Veldhoven bevestigt die indruk. “Ik heb ook het gevoel dat de avontuurzin van de jaren tachtig langzamerhand aan het verdwijnen is. Het wordt allemaal weer een beetje middle-of-the-road. Er worden minder risico’s genomen, want men weet heel goed welk repertoire volle zalen trekt.”

En dan hebben we het natuurlijk niet over werken van onbekende componisten als Weckman, Tunder en Ritter, van wie de Bachvereniging repertoire samenbracht op de cd Death & Devotion. En zo’n programma met bijbelse hoogliederen van Georg Böhm, Heinrich Schütz en Johann Christoph Bach is natuurlijk ook niet echt sexy. Alhoewel, op de recent verschenen cd Beloved & Beautiful (let op de fraaie bloemencover en de ondertitel: Meine Freundin, du bist schön) krijgen deze geestelijke liederen zelfs nog iets sensueels. Voor die aanpak valt veel te zeggen, want de oud-testamentische teksten inspireerden componisten uit de zestiende en zeventiende eeuw tot prachtige liefdesliederen die op magistrale wijze worden uitgevoerd door Nederlands zangtalent als Johannette Zomer, Marcel Beekman en Harry van der Kamp. Een uitvoering wars van het soms kille academisme van de historische uitvoeringspraktijk, maar ook wars van gemakzuchtige semi-religieuze spiritualiteit. Een uitvoering in de beste traditie van de Nederlandse Bachvereniging: klein, maar fijn.


Het verkleinen en flexibel maken van de bezettingen is een van de belangrijkste veranderingen die Van Veldhoven in de afgelopen tien jaar heeft doorgevoerd. Hij zweert bij kleinere bezettingen. “Het probleem is dat we ondanks een halve eeuw historische uitvoerin gspraktijk nog steeds met negentiende-eeuwse oren naar oude muziek luisteren. We willen decibellen horen, want we zijn gewend geraakt aan massale orkest- en koorpartijen. Als we de muziek van Bach en tijdgenoten willen waarderen zoals die ooit is bedoeld, zullen we ook ons verwachtingspatroon moeten veranderen. Dan zul je dat andere klankbeeld gaan waarderen, want het is helderder, meer in evenwicht en rijk aan details.”

In 2007 voerde hij de Hohe Messe uit in een extreem kleine bezetting op een festival in Regensburg. Een criticus noem- de het deel vóór de pauze maar matig interessant. Hij suggereerde dat Van Veldhoven in de pauze als een voetbaltrainer met zijn team had gesproken waarna de tweede helft een triomf werd. Van Veld- hoven: “Het gedeelte na de pauze omschreef hij als een van de allermooiste uitvoeringen die hij ooit had gehoord.

Natuurlijk heb ik in de pauze geen peptalk staan houden; ik heb in de kleedkamer gewoon een kop koffie gedronken en ben daarna weer het podium opgegaan. Wat veranderde, was het verwachtingspatroon van de man zelf. Hij had gewoon tijd nodig om zijn luistergedrag aan te passen. Toen stond hij open voor al het fraais van een kleinere bezetting. In Groot-Brittannië zeggen ze: The proof of the pudding is in the eating.”

Dus nog maar eens naar de cd-kast gewandeld en zijn Matthäus Passion uit 1995 opgezocht. Van Veldhoven presenteerde deze Passion in de kleinste versie ooit: slechts vier solisten, die waar nodig versterkt werden door vier ‘ripienisten’. Musicologen en Bach-fanaten struikelden over elkaar heen. Bachspecialist Gert Oost riep dat je dan net zo goed ook de dirigent kon afschaffen, weigerde mee te werken en schreef een boze ingezonden brief aan de Volkskrant waarin hij de authentieke uitvoeringspraktijk verweet slechts bezig te zijn met ‘productvernieuwing’. Maar Van Veldhoven staat niet alleen. De Amerikaanse specialist Joshua Rifkin ging hem voor in de zoektocht naar de ideale kleinere Bach-bezetting, en specialist Andrew Parrott deed het in 2000 nog eens dunnetjes over met zijn boek The Essential Bach Choir.


De oplaaiende emoties rond Van Veldhovens mini-passie werden vooral ook veroorzaakt door een ander fenomeen. Nederlanders gaan prat op ‘hun grote Bachtraditie die geworteld is in de oratoriumcultuur. Geen land ter wereld kent zo’n grote koordichtheid. In elk dorp vind je wel een ‘Kunst na Arbeid’ of ‘Zang en Vriendschap’. Wie in de uitvoeringspraktijk het koor zo’n beetje afschaft, pleegt broedermoord, en als je dat dan ook nog doet bij de Nederlandse Bachvereniging – wat ooit de representant was van de traditionele gevestigde Hollandse koortraditie – maak je het helemaal bont. Kortom, met het ter aarde bestellen van het koor – in dit soort projecten – had Jos van Veldhoven een taboe opgegraven.

De mini-passie, die vermoedelijk in 2010 op cd wordt gezet, klinkt fraai en helder, maar de kleine bezetting heeft wel een erg licht soortelijk gewicht. Het wil maar niet wennen. Dat heeft niets te maken met de uitvoeringskwaliteit; dat zit tussen de oren. Míjn oren. Bij andere muziek uitgevoerd door de Nederlandse Bachvereniging – zoals de Huwelijkscantate op de cd Beloved & Beautiful, mis ik het grote koor namelijk geen moment.

Het heeft iets moois: zo’n ensemble dat dwars tegen de tijdsgeest in zijn eigen weg gaat. Dit is immers geen tijd waarin je scoort met intimiteit. Grootschaligheid is de norm. Operasterren vullen met gemak voetbalstadions en met moeite concertzalen. Van Veldhoven: “Ik heb het altijd vreemd gevonden dat specialisten prat gaan op authenticiteit en dan wel met een klavecimbel in de grote zaal van Vredenburg gaan zitten. Dat kan natuurlijk niet. Daar is dat instrument niet voor gemaakt. Die mevrouw op rij twee kan het nog horen, maar verder reikt het geluid niet.


“De Bachvereniging stemt de zalen zo veel mogelijk af op het repertoire. Sommige werken van Händel kunnen prima in een grote zaal, maar Bachs meerstemmigheid is gebaat bij kleinere concertzalen en kerken. Het hele harmonische concept is op dat soort ruimtes toegesneden. Via dat netwerk van kleine podia en kerken hebben we een eigen vast publiek kunt opbouwen. Of we nu in Kampen, Groningen of Maastricht spelen: die kerken zitten vol.”

Belangrijker dan kleinschaligheid is flexibiliteit. Van Veldhoven maakte een einde aan de traditie van het ouderwetse solistendom. Een solist was iemand die langskomt, gaat zitten en wacht op zijn beurt. Dat is echter een negentiende-eeuwse uitvinding. In Bachs tijd bestond die sterrencultus niet. Een solozanger was iemand die in het koor zong en af en toe met een aria op de voorgrond trad. Dat concept werd bij de Bachvereniging weer ingevoerd.

Ook smeedde Van Veldhoven het topzware koor van weleer om tot een flexibel, veelzijdig ensemble dat in allerlei formaties kan optreden. Verder werkt de Bachvereniging als een van de weinige ensembles in de oude muziek niet onder één dirigent. Het is – zoals het Orkest van de Achttiende Eeuw of het Amsterdam Baroque Orchestra – niet opgehangen aan één man. Van Veldhoven is weliswaar de kapitein op het schip, maar er wordt regelmatig samengewerkt met specialisten als Richard Egarr, Paul McCreesh, Peter Dijkstra en Rinaldo Alessandrini. Van Veldhoven: “Dat is een bewuste keuze. Zo hou je de zaak fris en voorkom je sleur.” Hij is er de man niet naar om zichzelf op de voorgrond te dringen. Heeft ook helemaal niets met dat romantische concept van de grote dirigent. Van Veldhoven; “De maestro à la Toscanini en Von Karajan is een product van de negentiende en twintigste eeuw. Zet zo iemand op de bok en hij trekt alle aandacht naar zich toe. Bij barokmuziek werkt die benadering niet: daar moet de dirigent juist zo min mogelijk aanwezig zijn. In Bachs tijd zong of speelde de dirigent gewoon mee.”


Dit seizoen vierde Van Veldhoven zijn jubileum met een uitvoering van Haydns oratorium Die Schöpfung. “Een geweldig werk,” zegt hij. “Een stuk waar je als dirigent echt verliefd op kunt worden. Ik vind het samen met Bachs Hohe Messe een van de mooiste partituren uit de achttiende eeuw.” Het typeert de man. Ook in een jubileumjaar spreekt hij liever over de muziek dan over zijn eigen triomfen. Heeft hij het liever over de zeventiende-eeuwer Buxtehude voor wie de Bachvereniging ooit een lans brak en ‘wiens muziek zo’n mooie wereld is om in te verkeren’, dan dat hij praat over alle loftuitingen die hem ten deel zijn gevallen.

NRC Handelsblad typeerde hem ooit als de ‘topman van de oude muziek’. Terecht, want onder zijn leiding groeide een sleets geraakt gezelschap vol goedwillende amateurs uit tot een uiterst professioneel ensemble dat nationaal en – inmiddels ook – internationaal meetelt. “Toen ik in 1983 werd gevraagd artistiek leider te worden van de Nederlandse Bachvereniging, kon ik de reikwijdte van die stap nauwelijks overzien,” schrijft Van Veldhoven in het voorwoord van het in 1996 verschenen jubileumboek van de Nederlandse Bachvereniging. “In het voetspoor van Anthon van der Horst en Charles de Wolff mocht ik nu zelf de Matthäus Passion dirigeren op die imposante plek in Naarden. Het werden de rijkste jaren uit mijn loopbaan en nog altijd is er geen horizon zichtbaar of voelbaar.”

Mede door Van Veldhovens aanpak om die jaarlijkse Matthäus om de twee jaar door een andere specialist te laten dirigeren, groeide de Naardense Passion uit tot een kwalitatief hoogstaand evenement. Aan publiciteit ontbrak het niet, want sinds jaar en dag gaan op Goede Vrijdag kopstukken uit de politiek, het bedrijfsleven en de kunstwereld in Naarden ter kerke. Het is Bachs boekenbal.


Bestuursvoorzitter Aart van Bochove: “Bach is en blijft de scharnier waar alles bij ons om draait, maar ik kan mij voorstellen dat we in de nabije toekomst meer profiel gaan geven aan al die andere activiteiten die we naast de passiemuziek doen en waarmee we nationaal en internationaal succes hebben. We merken de laatste jaren dat onze positie aan het verschuiven is. Deuren waarop we vroeger nog eindeloos moesten kloppen, gaan nu vanzelf voor ons open. We zijn onder meer uitgenodigd door het befaamde Tanglewoodfestival in Amerika.”

Voor Aart van Bochove (ex-president-directeur van Martinair) is de Bachvereniging naast een zestal commissariaten een van zijn maatschappelijke activiteiten. Van Bochove: “Wat de afgelopen jaren ons bestuurlijk wapenfeit is geweest? Dat we een jaar of vijf geleden zijn omgeschakeld naar het werken met louter professionals. Dit was een moeilijk en emotioneel proces. Het betekende dat we afscheid moesten nemen van mensen die soms al een leven lang in de Bachvereniging zongen. Die koers zullen we in de toekomst moeten vasthouden, en in een krimpende sponsormarkt gaat dat niet vanzelf.”

De thematische lijn zet de Bachvereniging voort. Voor volgend seizoen is er met het oog op het Händeljaar aandacht voor de bijbelse figuren Saul en David. Een van de hoogtepunten is de Nederlandse première van het oratorium David azione sacra per musica van de Italiaanse hofcomponist Bartolomeo Conti.

De Nederlandse Bachvereniging is met ‘Beloved & Beautiful’ op tournee van 12 tot en met 17 mei. Het programma is verkrijgbaar op cd.