Spring naar de content

Boemerang

Hoe zou het eigenlijk met Rita Verdonk gaan? Het laatste dat ik van haar hoorde was dat ze de oplossing van het fileprobleem in handen had gegeven van een sympathieke medewerker van Verkeer en Waterstaat, een man die in het dagelijks leven met zo’n fluorescerend vest aan langs de snelwegen rijdt om van die oranje kegels neer te zetten als er ergens iets aan de hand is. Of nee, dat was het voorlaatste, daarna werd nog bekend dat de aanhang van ToN tot onder de foutenmarge van een opiniepeiling is gedaald en de minieme steun die de partij (sorry, ‘beweging’) scoort dus geheel uit ruis en misverstand zou kunnen bestaan. Het kan verkeren, en nergens is dat cliché zo van toepassing als in de politiek.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Redactie

Ze lanceerde zichzelf op een beurs voor aannemers en projectontwikkelaars. Daar zag je al wat mijn moeder altijd zei: a little learning is a dangerous thing. Je kunt wel in Amerika in de politieke communicatie gewerkt hebben – ik heb het over Verdonks voormalige vertrouweling Kay van de Linde – dat wil nog niet zeggen dat je ook goed bent. De beelden van de acceptance speech die Verdonk daar gaf, voorspelden het droeve lot van haar project eigenlijk al. Zodra de camera maar een beetje uitzoomt, zie je dat er nauwelijks naar haar wordt geluisterd: een klein groepje vrienden, familie, medewerkers en sponsors staat vooraan, klapt beleefd maar veel meer ook niet, daarachter gaat de bouwbeurs gewoon door. Van begin af aan was Verdonks strategie gericht op haar karakter; kennelijk beschouwden zij en Van de Linde dat als haar grootste troef, als de USP (unique selling proposition) waarmee het product Verdonk zijn weg naar het electorale winkelmandje zou vinden. “Ik ben niet links, ik ben niet rechts, maar rechtdoorzee,” luidde de non-sequitur waarmee ze haar toespraak afsloot. Je kunt ook zeggen: “Ik ben niet katholiek, ik ben niet protestant, ik ben soms wat kortaangebonden, vooral als ik veel aan m’n hoofd heb,” dus óf het team achter ToN had slecht nagedacht, óf het was een welbewuste keuze om politieke ideologie voor te stellen als een vorm van achterbaksheid – met Rita als zeldzame uitzondering.

In Amerika noemen ze dat framing. Framing the debate. Verdonk framet de politiek als een zaak van karakter. Maar met framing moet je oppassen. De bedoeling is om je tegenstander in dat frame op te sluiten, maar als je niet oppast blijf je zelf als enige gevangene over. Als politiek zuiver een kwestie van karakter is, wil je dan stemmen op iemand die liegt over het lidmaatschap van een politieke partij? De polls lijken die vraag ontkennend te beantwoorden.


Iets dergelijks gebeurt nu met Ab Klink en zijn horeca-rookverbod. Amerika ging ons hierin voor. In zijn boek Smoke in Their Eyes: Lessons in Movement Leadership from the Tobacco Wars beschrijft de Amerikaanse consumentenactivist Michael Pertschuk hoe dat verbod er uiteindelijk kwam. Aanvankelijk benaderde de antitabaksbeweging het als een gezondheidskwestie. Roken is slecht voor je, dus het is een zaak van publiek belang om dat gebruik op zo veel mogelijk plaatsen uit te bannen. Het werkte niet; eigenaren en bezoekers van bars en cafés zijn moeilijk te motiveren voor gezondheidsargumenten, en helemaal onbegrijpelijk is dat niet. Als je de horeca daarop gaat inrichten, moet je na het roken ook het drinken verbieden, dan die ergonomisch verfoeilijke barkrukken eruitgooien, vervolgens moeten de verlichting en de ventilator beter en je eindigt met een fitnesslokaal. En dus koos de antitabaksbeweging een nieuw frame: het ging niet om gezondheid, het was een sociale kwestie.

Een fairness issue, een kwestie van rechtvaardigheid. Horecapersoneel wordt immers onvrijwillig blootgesteld aan schadelijke stoffen, die hebben recht op bescherming, net als mijnwerkers en arbeiders in kerncentrales en chemische fabrieken. Dat appèl werkte wel, de publieke opinie begon te schuiven en het draagvlak voor een horeca-rookverbod groeide.

Ab Klink, voormalig directeur van het wetenschappelijk bureau van het CDA, kent die geschiedenis ongetwijfeld, en heeft ‘zijn’ rookverbod voor de horeca ook altijd nadrukkelijk geframed als een sociale kwestie. Bescherming van werknemers, daar ging het om. En net als Rita Verdonk zit hij nu gevangen in zijn eigen frame. Want als dát het ware oogmerk van die wet is, dan is dat ook het juiste criterium om die wet aan te toetsen. En als het dan mogelijk blijkt horecapersoneel tegen tabaksrook te beschermen zónder een categorisch rookverbod, terwijl er bovendien gelegenheden zijn die geen personeel hébben, tja, dan verandert het frame in een boemerang, als ik mij even een rommelige beeldspraak mag veroorloven. Want wie een frame bouwt voor een ander: enfin, ik zal het niet erger maken dan het al is, maar Rita en Ab kunnen ervan meepraten.