Spring naar de content

Klein Turkije

Tussen de probleemwijken op Zuid bevindt zich een veilige enclave, de Oranjeboomstraat, waar bijna alleen Turken wonen. Iedereen kent elkaar en misdaad komt er vrijwel niet voor. door Suna Floret, foto’s Ilvy Njiokiktjien

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

De Oranjeboomstraat in Feijenoord. Een bruisende straat waar bijna alleen maar Turken wonen. Op veiligheidsindexen scoort Rotterdam-Zuid slecht, maar in de Oranjeboomstraat en de buurt oostelijk daarvan is bijna nooit narigheid. Geen inbraken, geen kapot gegooide ramen, geen diefstallen en berovingen. De wijk heeft percentueel het minste aantal aangiftes en politiemeldingen van heel Rotterdam-Zuid. Feijenoord staat ook niet bij de Vogelaarwijken, terwijl het gemiddeld inkomen soms lager en het aantal werkzoekenden soms hoger ligt dan in de aangrenzende wijken die wel als problematisch te boek staan.

Klein Turkije noemen de bewoners de buurt. De meesten wonen er al meer dan dertig jaar. In Feijenoord beleven ze het ‘Turks zijn’ intenser dan in hun geboorteland.

Het is zo donker in koffiehuis Taksim dat het lijkt alsof het al laat in de avond is, maar de bebaarde en besnorde mannen zitten al om twee uur in de middag rummikub te spelen. Een enkeling heeft zijn külh afgezet. Kleine tafels, rode kleedjes en veel Turkse kranten. Hier geen rookverbod; het ruikt naar sigaretten en donkere thee. Geen vrouw te bekennen.

Eigenaar Rifat maakt een handgebaartje naar een personeelslid: er wacht iemand op zijn thee. Rifat kent al zijn bezoekers. Hij woont al twintig jaar in dezelfde straat en wil er niet meer weg. “De Oranjeboomstraat is mijn hele leven. Als ik ‘s ochtends opsta ga ik naar de bakker om verse pide te halen. Ik sta dan vaak even met de buren te babbelen. Dan breng ik nog een bezoekje aan de sigarenboer, koop ik mijn Hürriyet en pakje Marlboro.

“We letten hier op elkaar. Er gebeurt nooit wat, geen rottigheid, geen diefstal, niks. Juist omdat iedereen een bekende is, herkennen we onbekenden onmiddellijk en kunnen we een oogje in het zeil houden. Is toch fijn, zo’n straat? Laatst zag ik een zoon van een goede vriend van mij op straat lopen met een sigaretje in zijn handen. Die heeft lef! Hij dacht dat ik het niet zag, maar ik heb hem meteen aangesproken. Die durft het geen tweede keer. Soms komen er dieven van andere wijken hier en dan proberen ze gestolen spullen te verkopen. Maar die boeven worden meteen aangepakt en dan komen ze geen tweede keer. Al is het een zeer drukke wijk met een slechte naam, deze straat geeft mij een veilig gevoel.”


Serkan heeft eindelijk zijn ranke kopje thee gekregen. Hij zegt dat de bewoners echt klaar staan voor de buren. “Als er iemand is overleden, hebben we samen verdriet, en als er een stel gaat trouwen, bouwen we met z’n allen een feest. Als het lekker weer is, staan de stoelen al snel voor de voordeuren, tafels met lekkernijen en thermoskannen. Gewoon één grote familie.”

Naast de koffiehuizen zijn er veel groenteboeren, supermarkten, moskeeën, een bibliotheek en een nagenoeg geheel door Turkse kinderen bevolkte basisschool te vinden in de Oranjeboomstraat. Groenteboer Ali Baba verkoopt ook brood. En olijven natuurlijk, die veel beter zijn dan de Griekse. Bij bakkerij Karadeniz staat een collectebusje op de toonbank voor arme mensen in Turkije.

Op straat lopen meer mannen dan vrouwen, maar in Sahan supermarket zijn de moeders in de meerderheid. Ze zoeken paprika’s en aubergines voor het avondeten uit. Het personeel merkt onmiddellijk dat de fotografe en ik onbekenden zijn en we worden uitgebreid verwelkomd. “We hebben gasten!” roept een vrouw met een kleurige hoofddoek. We krijgen baklava, koffie en snoepjes aangeboden. “Krijg je energie van,” zegt de vakkenvuller. Kinderen rennen in de rondte en eentje struikelt bijna over een doos die nog uitgepakt moet worden. Achter in de supermarkt staat een rij. De klanten wachten op hun bestellingen bij de slager.

Terwijl slager Yusuf met volle kracht met zijn hakmes een lap vlees te lijf gaat, vraagt hij aan zijn klant hoe het met de studie van haar zoon gaat. “Zijn vader heeft hem een kleine auto beloofd als hij zijn school afmaakt, dus insjallah gaat hij nu harder werken, anders moet hij maar gaan werken en geld thuisbrengen.” De bezorgde moeder slaakt een zucht.


De slager begint vanzelf tegen ons te praten: “Zo gaat het bij ons hier. Iedereen kent elkaar. We vertrouwen elkaar. Ik heb klanten die zonder te betalen boodschappen bij me komen doen. Dan weet ik dat ze op dat moment het geld niet hebben om het vlees te betalen, maar ze moeten toch eten! Dan kunnen ze over een maand alle boodschappen in één keer betalen. Ik kom niet bij alle buren thuis, maar ik weet zo ongeveer wel wat er zich in ieder huis afspeelt. Zo helpen we elkaar.”

Op de vraag of er weleens een overval is gepleegd op deze supermarkt, antwoordt hij met een brede glimlach: “Nee meid, dat komt hier niet voor. Je gaat toch niet inbreken bij één grote familie? Of het moet iemand zijn die deze buurt helemaal niet kent, maar die zal niet ver komen. Een onbekende die een beetje verdacht overkomt, wordt vaak meteen aangesproken. Ik vind het wel jammer dat er zo weinig Nederlanders bij ons in de straat wonen. Bijna niet eigenlijk. Onze kinderen hebben daarom een taalachterstand. Ze horen Turks op tv, op straat praten ze Turks met elkaar en zelfs op school. Onze kinderen moeten meer met Nederlandse kinderen spelen.”

De Turken hebben er niet bewust op aangestuurd dat het noorden van Feijenoord bijna honderd procent Turks is geworden. Ze voelen zich zelfs in de steek gelaten door de Nederlanders. “Onze deuren stonden altijd open, we gaven eten en cadeaus met de feestdagen en toch zijn ze weggegaan,” zegt een wijkbewoner.

Het middaggebed is net afgelopen. De straat stroomt vol met oudere mannen die de Anadolu-moskee uit lopen. De meesten lopen voorovergebogen met de handen hangend op de rug en allemaal hebben ze een rozenkrans tussen de vingers. Een groepje heren blijft in de moskee hangen en we lopen naar binnen. Meteen is duidelijk dat het meer dan een moskee is. Er is een soort kantine waar een biljart- tafel staat. Iemand duwt vijftig eurocent in het muntvakje en daar rollen de ballen. We vallen op. “Dames, wat komen jullie hier doen?”


Hij is al op leeftijd, heet Mehmet, heeft een witte baard, maar oogt nog sterk. Als we uitleggen dat we een reportage maken over de straat waar ze wonen, is hij enthousiast. “Maar toch niks negatiefs, hè! Dat laten we niet toe, hoor!” Hij merkt mijn accent en gebrekkige Turks op. We vertellen dat we ook uit Rotterdam komen. “O! Ik ken hier een grote universiteit! Weet niet meer precies hoe het heet, maar mijn kleindochter heeft er jaren geleden op gezeten! De Euromast Universiteit!”

Iedere dag na het middaggebed gaan de mannen naar de kantine om te biljarten. Soms wel vier potjes achter elkaar. “Wat moeten we anders?” zegt Salih, die op zijn beurt wacht om te spelen. “Mijn vrouw is thuis aan het koken of is boodschappen aan het doen; de kleinkinderen zitten op school. Hier zie ik mijn vrienden en dan gaat de tijd in ieder geval wat sneller. In de avonduren gaan we na het avondgebed naar het koffiehuis om thee te drinken. En tussendoor naar huis om te eten. En ‘s morgens is het weer hetzelfde verhaal. Zo gaat dat als je ouder bent, kindje. Wie is die blonde die naast je staat? Verstaat ze Turks?”

“Nee meneer, ze is Nederlandse en ze is fotograaf.”

“Ze mag geen foto’s maken van de gebedsruimte, hoor. Dat is verboden bij ons.”

Imam Ramazan vertelt dat er niet alleen maar wordt gebeden in zijn Anadolu-moskee. “We praten ook over alledaagse dingen. Hoe we onze kinderen het beste kunnen opvoeden bijvoorbeeld. De ouders vragen me advies over hoe ze de kinderen kunnen overtuigen om te gaan studeren. Dat gebeurt helaas nog te weinig in deze buurt. De jongeren willen geld thuisbrengen, dus gaan ze op hun achttiende al werken. Als er jongeren komen bidden, probeer ik ze te overtuigen dat ze zich moeten vasthouden aan de normen en waarden van onze cultuur. Die zullen de jongeren helpen om verleidingen zoals drugs en gokken te weerstaan.”


De meeste bewoners van de Oranjeboomstraat zijn afkomstig uit Midden-Anatolië. Ze hebben hun geboortestreek verplaatst naar Rotterdam. Een bewoner zegt: “Als ik op vakantie ga naar Turkije, dan mis ik mijn Oranjeboomstraat, omdat het hier aanvoelt als thuis, meer dan mijn eigen geboorteland”.