Spring naar de content

‘Flapdrol zeggen in de Kamer moet kunnen’

Wim van de Camp, CDA-lijsttrekker voor de Europese Verkiezingen: “Hier ben ik het absoluut mee oneens. Ik ben van duidelijke taal, maar het parlement moet trots zijn op zichzelf en zich niet verlagen tot dit soort uitspraken. Het gebeurde ook buiten de microfoon om, wat het nog kwalijker maakt. Je kunt best zeggen: ‘Onzin’, of: ‘U jokt’, om maar een voorbeeld te geven. Maar ministers uitschelden voor ‘flapdrol’ is niet goed voor de democratie.”

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Marianne Thieme, voorzitter PvdD-fractie Tweede Kamer: “We zijn het eens met de stelling. Voorzitter Gerdi Verbeet houdt uitstekend toezicht op het taalgebruik. Zij heeft geen probleem met ‘flapdrol’, wij ook niet.”

Johan Remkes, Tweede Kamerlid VVD: “Het onderwerp parlementair taalgebruik is wat mij betreft een geheel andere discussie dan die over de vrijheid van meningsuiting in het maatschappelijk debat. Het scheldwoord ‘flapdrol’ zou niet tot het parlementaire jargon moeten behoren: beneden een zekere waardigheid die de parlementaire omgangsvormen horen te kenmerken.”

Bas van der Vlies, voorzitter SGP-fractie Tweede Kamer: “De Tweede Kamer is geen kroeg. De kloof tussen kiezers en gekozenen kan niet gedicht worden door politici die zichzelf verlagen, maar door politici die het volk ten voorbeeld zijn, ook in hun taalgebruik.”

Boris van der Ham, Tweede Kamerlid D66: “Koenders vergeleek als Kamerlid het kabinet met een communistisch regime, omdat het geen openheid gaf over de oorlog in Irak. Dat is een heel zwaar verwijt. ‘Flapdrol’ is niet echt een schokkend scheldwoord. Er staan soms grote belangen op het spel in de politiek, dan moet je niet te bang zijn voor een stevig debat. Al moet dat natuurlijk in principe beschaafd worden gevoerd. Het had Marijnissen gesierd als hij het in de microfoon had gezegd. Dan had Koenders ook in het debat kunnen reageren.”

Onderwerpen