Spring naar de content

Lijnen kalken met papa

Henk Spaan (1948) is columnist en televisiepresentator. Onlangs verscheen zijn boek De rapen zijn gaar. Hij groeide op in Heerhugowaard en Amsterdam. door Matt Dings, foto Herman Wouters

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Redactie

Heerhugowaard is al geen wereldstad, en dan werd Henk Spaan ook nog eens geboren in een gehucht aan de rand van dat stadje, ‘t Kruis geheten. Het oord, indertijd niet veel meer dan een viersprong, telde in zijn herinnering een café, een bakker, een garage annex taxibedrijf, een handvol huizen en een lagere school, waar zijn vader les gaf. Het gezin woonde in het huis dat aan een deel van die school was vastgebouwd.

‘t Kruis had ook een voetbalveld en een voetbalclub, die de spelers kennelijk uit alle boerderijen uit de omgeving rekruteerde. Vader Spaan was er buitenspeler. Hij kon heel hard lopen, wat het publiek een beetje vreemd vond, omdat hij voor een dertiger erg grijs was.

Henk Spaans liefde voor het voetbalspel moet in ‘t Kruis zijn ontkiemd. Hij was niet tegen te houden als zijn vader moest voetballen en smeerde ‘m als kleuter al om langs de lijn te kunnen staan. Hij vond het ook altijd magische momenten als zijn vader zich ‘s zondags thuis omkleed- de, zijn knieën inzwachtelde en zijn kicksen aantrok, of als hij met hem mee mocht om de netten op te hangen en de lijnen te kalken.

Voetbal, denkt hij achteraf, was een verbond tussen hem en zijn vader.

Hij was zes, toen zijn vader een baan vond in Amsterdam en het gezin naar het gloednieuwe Slotermeer verhuisde. Het was een hele verandering. Als in ‘t Kruis ‘s avonds het licht uitging, was het pikkedonker en stil; in Slotermeer zag hij dan nog allemaal lichtjes en hoorde hij tramlijn 13 knerpend door de rails gaan. “Dat gaf een tintelend gevoel van opwinding,” herinnert hij zich. “We waren van een gat naar de grote stad gegaan. Een soort promotie. Maar toen ik mijn dochter laatst liet zien waar ik was opgegroeid, begon ze te huilen en zei: ‘Wat erg voor je, papa.'”


Slotermeer en de andere wijken van het uitbreidingsgebied Nieuw-West waren nog in opbouw. Je zag er halve huizenblokken in straten zonder stoepen, onderweg naar hun voltooiing. Hun eigen flat was voor tweederde klaar en stond in het zand. De bevolking was gerekruteerd uit de lagere middenklasse en bestond uit ambtenaren, onderwijskrachten en kleine middenstanders; jonge gezinnen, vervuld van pioniersgeest en vooruitgangsgeloof. In de omgeving van Henkie Spaan woonden drie jochies die het later stuk voor stuk zouden schoppen tot beste hoogleraar in het eigen vakgebied.

Door de bouwactiviteiten was Nieuw-West een ideaal speelterrein voor kinderen. Elke bouwplaats kende weliswaar een wacht, maar die vormde de natuurlijke vijand van elke straatjongen en werd sluipend gepasseerd. Het was mooi om elkaar na te zitten door halfklare woningen en te spelen in liften en trappenhuizen. Van een stuk elektriciteitsbuis maakten ze een blaaspijp waarmee ze elkaar en nietsvermoedende fietsers beschoten met pijltjes. Iedereen was bedreven in het rollen van die puntige pijltjes; het gladde papier van Katholieke Illustraties leende zich daar heel goed voor. En dagelijks werd er gevoetbald. Wedstrijden van straat tegen straat liepen nogal eens op slaag uit. Spaan hield ooit een bloedende hoofdwond over aan een steen die gegooid was door het zoontje van een bekende pacifist.

Van de katholieke lagere school staan hem de volle klassen van veertig leerlingen of meer nog goed bij. Die drukte stond de kwaliteit niet in de weg, want de broeders gaven fantastisch taal- en rekenonderwijs. Dat die broeders bij schoolwedstrijden langs de lijn stonden, vond hij weer minder. “Het was gnant als we tegen een niet-katholieke school speelden,” zegt hij. “Onze trainer had een lange zwarte jurk aan – we stonden voor aanvang van de wedstrijd al met 1-0 achter.”


De eerste keer dat hij met zijn vader naar het stadion ging om naar DWS te kijken, werd een merkwaardige ervaring. Die woede om hem heen, volwassen mannen die ongeremd stonden te schelden en te schreeuwen: hij vond het heel vreemd en beangstigend.

Zijn moeder leed aan een hartkwaal. De vier jonge kinderen Spaan wisten dat ze ziekelijk was – ze kon bijvoorbeeld niet meer de trap op komen – maar niet hoe erg het was. Op een mooie zomerochtend in 1960 kwam vader ‘s ochtends vertellen dat moeder die nacht was overleden. De verschrikking van dat feit drong tot de elfjarige Henk Spaan niet echt door. Kinderlijke afweermechanismes gaven hem in dat hoe gewoner alles bleef, hoe beter het was. Keken de jongens in de straat hem bijvoorbeeld meewarig aan, dan reageerde hij geprikkeld en eiste dat ze normáál tegen hem deden.

Zijn vader kreeg vrij snel verkering en hertrouwde al na twee jaar. “Weinig stiefmoeders kunnen het goed doen in zo’n situatie,” zegt Henk Spaan, “maar dan was deze ook nog eens niet zo gemakkelijk. Ik negeerde haar voornamelijk. Dat is niet rechtvaardig, maar ik voel me er op geen enkele manier schuldig over.”

Eerder bozig dan verdrietig werd hij een onhandelbare puber, die zich hevig verzette tegen zijn strenge vader en geborgenheid zocht in huizen van vrienden waar het gezellig was en een normaal gezinsleven bestond. Hij moest ook niets meer hebben van de kerk met zijn valse praatjes en loze gebeden. Zijn dwarsheid uitte zich evenzeer op school, waar hij op het gymnasium begon en acht jaar later van de hbs-A afzwaaide. Er was vaak trammelant over zijn te lage inzet, maar ook over zijn medewerking aan een rebels schoolblaadje, waardoor hij bijna van de hbs werd gestuurd.


Op zijn negentiende was het volbracht en kon hij Nederlands gaan studeren. Niet veel later betrok hij een klein pestkamer- tje op een zolder. Hij maakte deel uit van een groep vrienden die voortdurend bij elkaar langs gingen om de drankvoorraad – bij voorkeur de jenever – erdoor te jagen.

Op een beslissende dag kwam hij bij Propria Cures. Daar ontmoette hij men- sen die niet alleen een passie hadden voor literatuur, maar ook voor voetbal en die zich niet te artistiek achtten om naar een spelletjesprogramma op tv te kijken. “Gelijkgestemden,” zegt hij. “Ik had en heb een afkeer van kunstzinnige nuffigheid. Die houding is gevormd in Nieuw-West.”

Door zijn stukken in PC viel hij op bij de Haagse Post, die hem in 1973 als voetbalcolumnist inlijfde. Betaald stukjesschrijver: zijn volwassen leven was begonnen.

Onderwerpen