Spring naar de content

Waddencultuur

Op Terschelling gaan ze met hun tijd mee. Het aloude klompendansen heeft plaatsgemaakt voor Oerol. Daar zullen ze straks in New York nog van opkijken. door Michiel Blijboom, foto’s Ilvy Njiokiktjien

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Het is ruim na middernacht als ik aan de rand van het bos zit te kijken naar een vrouw die zich door een ezel laat beffen. Warm word ik er niet van. Wel koud. IJskoud. Het heet vandaag een midzomernacht te zijn, maar daar is bar weinig van te merken. Nee, dan de dame die de snuffelende snuit van het lastdier tussen haar dampende dijen begraaft. Voor haar is de gevoelstemperatuur vele tientallen graden hoger dan voor de honderden voyeurs die haar bij haar bestiale uitspatting gadeslaan. En als dat niet zo is, dan speelt ze het. En als ze het speelt, dan speelt ze het bijzonder goed. Maar dat kun je een lid van het gesubsidieerde toneel wel toevertrouwen.

De aanwezigheid van minister Plasterk van Cultuur in het gezelschap gluurders bewijst dat we hier inderdaad met hoogwaardig theater van doen hebben. Onder regie van Karina Kroft geven de dames en heren van Toneelschuur Producties vannacht een eigen interpretatie ten beste van Midzomernachtsdroom, William Shakespeares doldwaze relatieklucht vol verwisselingen en verwarring en in die zin de zestiende-eeuwse voorloper van John Lantings Theater van de Lach (“Níet! In! De slaapkamer!!”). Het oorspronkelijke stuk kent drie lagen en een blootliggend staartje, een aanhangsel dat door regisseuse Kroft met beide handen werd vastgegrepen en uitgetrokken tot het lang genoeg was om aan een door haarzelf geplante boom vast te knopen. Dit was een heel moeilijke zin, maar het is dan ook een heel moeilijk stuk. Moeilijk, maar mooi, betoverend mooi. Door het geheel ‘s nachts op te voeren op een open plek aan de rand van het bos, met een statige duinenrij op de achtergrond en badend in een zee van sprookjesachtig licht, zorgen de makers ervoor dat je Midzomernachtsdroom ervaart alsof je in een échte droom zit…


Maar dan wel eentje die je droomt terwijl je met je blote billen op het koude zeil ligt!

Rillend, nee schókkend blaast het verkleumde publiek zich een weg naar het einde van het honderd minuten durende blijspel – en daarna naar de talloze fietsen die her en der tussen het geboomte zijn gedumpt. We zijn namelijk op Oerol, het culturele bos-, duin- en straatfestival op fietsparadijs Terschelling, waarvan de openingsdag is afgesloten met de wereldpremière van Krofts Midzomernachtsdroom. Dat stuk met die vrouw dus – en die ezel. En met, eerlijk is eerlijk, duizelingwekkende dialogen die met voortreffelijk vakmanschap worden voorgedragen. Toptoneel dus, al zal dat je een zorg zijn als je met je bevroren ballen op je fietszadel ploft. Trappen nu, zo goed en zo kwaad als het gaat. Op naar café De Dammesaan in het nabijgelegen Midsland, waar ze nog gewoon Bad Moon Rising van Creedence Clearwater Revival draaien en de diskjockey door de muziek heen praat, maar waar genoeg alcohol voorradig is om alle verkleumde lichaamsdelen weer op kamertemperatuur te brengen – en daarboven.

Het is geheel des Oerols dat dit niet het eerste verwarrende moment van het etmaal is. Zes uur eerder heb ik al vol bewondering gekeken naar een vent die een emmer behangerslijm over zijn hoofd goot. Deze Ko van den Bosch, grofgebekt kopstuk van theatergezelschap D’Electrique (voorheen Alex d’Electrique) was geboekt voor de officieuze opening van het festival en deed dat middels een gloedvol betoog over ruimtewezens waar de spetters vanaf vlogen, al was het voor de neutrale toeschouwer niet goed te zien of het hier lijm betrof of speeksel. Voor het officiële gedeelte van de ceremonie had men een artiest uit het politieke circus van Den Haag laten invaren: staatssecretaris Timmermans voor Europese Zaken. De bewindsman, met veel pathos: “Het gras dat hier tussen de planken groeit, dat is de verbeelding! De theatermakers liegen hier tien dagen lang de werkelijkheid bij elkaar!”


Dat is toch al gauw driehonderd dagen minder dan hij in zijn natuurlijke omgeving gewend is.

“Verbeelding betekent optimisme, in deze barre tijden! Grenzen vervagen, doordat hier mensen naar toneelvoorstellingen gaan die normaal het theater niet van binnen zien! En de voorstellingen zelf overschrijden de grenzen die het traditionele toneel stelt! En ook de landsgrenzen vervagen, met de internationale expansie van Oerol!” Met dat laatste refereerde Timmermans aan het gegeven dat Oerol binnenkort samen met De Parade, het culturele zusje van het vasteland, naar Governor’s Island bij Manhattan vertrekt, om daar deel te nemen aan de festiviteiten rond het vierhonderdjarig bestaan van New York. Van Midsland tot Manhattan: zo ver kan het dus komen.

Cultuur op Terschelling. Ooit was dat niet veel meer dan folkloristisch volksdansen op een plankier achter café De Groene Weide in Hoorn. Jan Pierewiet met het ambachtelijke geklos van hout op hout. Man en vrouw tegenover elkaar, man legt rechterarm om middel van vrouw, zij legt linkerhand op zijn schouder en de andere in zijn handpalm, paarsgewijs draaien met walspas en eindigen met hak op de grond, op elke tel van de maat één lange pas en dan twee korte pasjes, linkervoet voor, rechter bijtrekken, linker voor, rechter voor, linker bijtrekken, rechter voor, links-rechts-links, rechts-links-rechts. En dan na afloop een juttersbittertje – of twee. Niet meer, want wie zich nog voor de geest kan halen onder welke omstandigheden Sil de strandjutter zijn drooggekookte aardappels zat te prakken, weet dat je voor de échte gezelligheid in die dagen niet op het godvrezende eiland moest zijn.


Begin jaren tachtig van de vorige eeuw kwam de ommekeer. Enerzijds toen kroegbaas Hessel van der Kooij van datzelfde café De Groene Weide de gitaar ter hand nam en dapper doorspelend uitgroeide tot de Bruce Springsteen van de Wadden, anderzijds toen het Oerol Festival het levenslicht zag. “De filosofie van Oerol is dat het eiland Terschelling dient als podium en inspiratiebron voor theatermakers, muzikanten en beeldend kunstenaars uit binnen- en buitenland,” heet het thans officieel. “Op ruim zestig plekken wordt op professionele wijze een tijdelijke theaterlocatie gerealiseerd. Strand, bos, duinen en polderlandschap zijn tegelijkertijd podium en decor. Op sommige plekken staan tenten, andere voorstellingen zijn gewoon in de open lucht. Maar ook in boerenschuren, boothuizen of oude bunkers kunnen voorstellingen te zien zijn. Het straattheater, de bakermat van het festival, zal ook zeker niet ontbreken in het scala van podiumkunsten dat jaarlijks wordt vertoond. Tel daar nog de vele muziekpodia in de Terschellinger kroegen, de openluchtpodia op de festivalterreinen Groene Strand en Westerkeyn bij op, en je krijgt langzaam een idee van dit unieke festival.”

‘Oerol’ is Terschellings voor ‘overal’ en verwijst naar het aloude gebruik om het vee in het voorjaar letterlijk overal op het eiland te laten grazen. Dit zorgde voor de, volgens de folder, ‘vrolijke dynamiek’ die later ook het festival zou gaan kenmerken, al gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat menige boer de naam van zijn Schepper ijdel heeft gebruikt als hij na zonsondergang weer eens met zijn fiets op een snurkende koe knalde. Heden ten dage blijven de runderen ook in het voorjaar achter het prikkeldraad en zijn het kunstenaars en kunstminnaars die achter elkanders staart aan lopen. Ruim vijftigduizend in getal.


Als creatief directeur is eilander Joop Mulder degene die de kudde leidt. “Het groeit vaak waar het niet groeien mag,” staat als citaat naast een foto van hem in het programmaboekje, “en het is moeilijk te stoppen.” Opmerkelijk genoeg doelt hij daarbij niet op het struikgewas dat bij hem tussen neus en lippen tiert, maar op het gras dat tien dagen lang door de festivalbezoekers gaat worden geplet. Thema van Oerol 2009 is ‘Gras tussen de planken’, en dat wordt door Mulder aldus gepreciseerd: “De eigenschappen van gras zijn ook eigen voor de kunsten. Gras leeft, groeit door, je moet het bijhouden, soms maaien. Maar het is ook een soort onkruid, anarchistisch.” Alsof hij het dus nog steeds over zijn snor heeft. Of misschien zijn het wel uitgewaaierde neusharen die oerol groeien. Want niets is wat het lijkt, op dit festival.

En zo zit ik maar een beetje te mijmeren in die dorpskroeg, waar Whatever You Want van Status Quo uit de geluidsinstallatie knalt en de asbakken ouderwets gevuld zijn met peuken, zoals het ook was toen het vee nog overal mocht grazen en Sil Droeviger zijn zoon in het gelaat beukte omdat hij aangespoelde spullen naar de strandvonder wilde brengen in plaats van achterover te drukken zoals zijn vrome vader hem had geleerd. Ik hou een kaars bij het programmaboekje en zie door het flikkerende licht dat ik dankzij die mossel- etende ezel de voorstelling Blik van Toneelgroep De Appel heb gemist, een tamelijk geniaal spektakel waarvoor midden op De Noordsvaarder, een immense zandvlakte aan de westkant van het eiland, een stukje snelweg is aangelegd, waarop de gemoederen hoog oplopen omdat er sprake is van filevorming, wat overigens net zo imaginair is als de vermeende escapades van die ezel, die trouwens geen echte ezel was, schiet me nu te binnen, maar een man met een ezelskop en een broek op zijn enkels, al herinner ik me nu ook ineens dat de kop al van de romp was gescheiden toen de dame, een blondine met een kont ter grootte van een vaste wastafel, met hem in de weer was, dus wellicht lag ze wel gewoon te gillen omdat het zo koud was…


Misschien van de week nog maar een keer kijken, want Midzomernachtsdroom staat tot en met 21 juni op het programma. En als ik het dan nog niet snap, ben ík de ezelskop.

Wat zál ik grazen!

Voor het volledige programma: www.oerol.nl

Onderwerpen