Spring naar de content

Wanhoop & wangedrag

In Israël is het leger permanent actief binnen de eigen, omstreden landsgrenzen. Soms loopt dat flink uit de hand. Over een proefschrift, patriottisme en rotte appelen. door Els van Diggele

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Eerst blinddoekten Israëlische soldaten op de Westoever alleen verdachte Palestijnen, maar al gauw deden ze dat ook bij tieners die de avondklok negeerden. Ze lieten hen tien uur zo zitten en, zo bekennen soldaten tegenwoordig publiekelijk, ‘dat vinden we dan normaal’.

Tijdens elke patrouille vallen ze huizen binnen, scheiden mannen van vrouw en kinderen, bekijken documenten, maken van het huis een rommeltje en vertrekken. Terroristen of geen terroristen, het gebeurt gewoon. En dan het schieten. Urenlang bestoken ze de bebouwde kom. Wat betekent dit? “Dat deze toestand krankzinnigheid in de mens naar boven brengt,” zo eindigen bekentenissen van soldaten vaak.

Over deze ‘krankzinnigheid’ onder mannelijke Israëlische gevechtssoldaten op de Westoever gaat het proefschrift dat de antropologe Erella Grassiani vorige week verdedigde aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Grassiani (1977) groeide als Nederlands-Israëlische op in Nederland en ijvert in beide landen voor het beëindigen van de bezetting.

Uit bekentenissen van mannelijke ex-gevechtssoldaten die op de Westoever dienden, ontstaat het beeld van een uitgeputte en afgestompte Israëliër. Hij denkt niet in ideologische zin na over de bezetting, hij houdt het noodgedwongen eenvoudig: hij is naar de controlepost gestuurd en doet zijn werk.

De ‘echte oorlog’ die hij voert, is die tegen morele vervlakking en zijn eigen agressie. Hij noemt zichzelf ‘een arbeider’, ‘een dom beest’ of ‘een robot’. Het urenlange routinematige politiewerk bij controleposten frustreert hem, net als zijn angst en de extreme temperaturen. Hij hoopt dat ‘een gewapende terrorist de routine komt doorbreken’. Als dat niet gebeurt, zoekt hij zelf iets. Zo viel een eenheid volgens opdracht een woning binnen. Ze dirigeerde de familie, die naar de wereldkampioenschappen voetbal keek, volgens de richtlijnen naar een andere kamer. En plotseling zat de hele eenheid in de woonkamer voetbal te kijken.


Ik kwam deze jonge soldaten vaak tegen bij controleposten op de Westoever, maar ook in huiselijke kring. Tussen 1996 en 2006 woonde ik voor onderzoek in het ‘heilige land’. Thuis werd niet over hun werk op de Westoever gesproken. Bij de controlepost beperkte het contact zich tot een groet, een vraag naar mijn achtergrond, naar wat ik in Nabloes moest en of ik wel wist dat het ‘daar’ gevaarlijk was.

Geen vriendelijkheid, maar veel bevelen en gesnauw. Je legt je erbij neer en boort je reservoir mildheid aan. De soldaat staat er tenslotte ook niet voor de lol. Gelaten liet ik mijn tas doorzoeken, mijn foto’s bekijken; ik beantwoordde vragen als ‘waar is dit?’, ‘wie is dit?’. Als het moest, trok ik mijn schoenen uit of gaf ik een telefoonnummer van vrienden. En reizende per bus stapte ik pas weer in als ik daartoe het bevel had gekregen.

In discussie ging ik niet, ik aanvaardde de situatie. Niet uit onverschilligheid, nee, maar wel vanwege het besef van de complexiteit ervan: een terugtrekking van de Westoever zou soldaten verlossen van dit werk, maar zou deze operatie vrede of juist talloze nieuwe problemen voortbrengen? Dit werk corrumpeert, en dat is verontrustend, om maar te zwijgen van de ontwrichting van de Palestijnse samenleving.

Deze soldaten staan tegenover Palestijnse burgers onder wie zich onherkenbare strijders bevinden. Grassiani, die twee petten op heeft, wil als activiste de bezetting beëindigen en zo onschuldige Palestijnen verlossen van hun leed. Als academica trekt ze in haar proefschrift Morality and Normalcy in A-Symmetrical Conflict een conclusie die haar sterkt in haar overtuiging: jonge Israëliërs raken op de Westoever door omstandigheden (kou, hitte, stress, angst, frustratie) gevoelloos en afgestompt.


Dat elk individu onder bepaalde omstandigheden zijn menselijke waardigheid en zelfrespect verliest, wisten we van Primo Levi’s Is dit een mens (1958) over het leven in Auschwitz (iedereen, dus ook Israëlische soldaten zouden het moeten lezen). Normen worden soms doorgebogen, breken en krijgen een andere inhoud. Afgezien hiervan blijken Grassiani’s twee petten verwarrend; zo heet de soldaat ‘dader’, en dat is ‘een analytische keuze’. Niet dat elke gevechtssoldaat in juridisch opzicht ‘crimineel’ is, schrijft ze, maar omdat zij de machthebbers zijn.

Als zodanig is hij verantwoordelijk voor zijn dagelijkse misdragingen zoals het uitschelden van Palestijnen, hen uren in de zon laten staan omdat ze voor de derde keer proberen te passeren, uit verveling schieten en voorwerpen breken in Palestijnse woningen. Of drie sloffen sigaretten pakje voor pakje bekijken en autosleutels innemen van taxichauffeurs die ‘niet gehoorzamen’.

Uiteindelijk stelt Grassiani het leger en de regering aansprakelijk voor dit wangedrag. “Maar,” zegt ze in haar Amsterdamse woning, “iedereen negeert het structurele probleem. Toen een soldaat in 2008 een Palestijnse arrestant in de voet schoot, veroordeelden het leger en de minister van Defensie dit als ‘zeer ernstig’ en ‘indruisend tegen de ethische gedragscode’. Ze bagatelliseren dit wangedrag als ‘gevallen’, als ‘rotte appels’, en weigeren het te zien als een structureel probleem dat geworteld is in de bezetting.”

De ethische gedragscode, die in 2001 is herschreven, schrijft voor dat een soldaat zijn uiterste best moet doen om burgerslachtoffers te voorkomen. Maar ter plekke moeten de soldaten te midden van een vijandige burgerbevolking en vele gevaren hun werk doen. Dit is al moeilijk genoeg met alle tegenstrijdige gedachten. Niemand blaast tenslotte graag een huis op. Vooral in Hebron heerst verwarring, omdat soldaten daar soms Palestijnen moeten beschermen tegen agressieve kolonisten. Dit alles is geestelijk zeer belastend voor deze jonge jongens. Gezegd moet worden dat, gegeven deze zware omstandigheden, voorvallen van uitzonderlijke wreedheid zeldzaam zijn.


Verreweg de meeste Israëlische burgers zien het gedrag van Israëlische gevechtssoldaten, hoe verwerpelijk ook, als een onvermijdelijk gevolg van een langdurige bezetting die moeilijk op een bevredigende manier te beëindigen is. Ze zijn verre van gelukkig met de huidige situatie, maar hun onvrede uit zich niet in activisme of kritiek op het leger.

Die hebben ze wel, maar uiteindelijk gaat het om de overleving van hun land, dat niet vecht omdat het wil, maar omdat het moet. Het gaat erom verdedigd te worden door een leger waarin soldaten, gemotiveerd en overtuigd van de hoogstaande moraliteit, graag dienen. In een uiterst ingewikkelde en een inmiddels nagenoeg uitzichtloze realiteit, gebeurt dat al decennia, en dat moet zo blijven.

“Er gaat van alles mis en we blijven horen dat het Israëlische leger het meest morele is ter wereld,” zegt Grassiani. “De aanpassing van de gedragscode was een mooie academische exercitie waarmee het leger kan schermen. Veel soldaten kennen deze code niet eens. Na elke operatie horen we over dezelfde misdragingen: uit wraakgevoelens schieten soldaten Palestijnse politieagenten neer, slopen ze muren en deuren van huizen, gooien de inboedel naar buiten en schieten mensen dood omdat ‘sluipschutters niet waren ingelicht’. Dat noemt zich het meest morele leger ter wereld? Altijd hangt er tijdens zo’n operatie onder de gevechtssoldaten een sfeer van ‘de maat is vol, we gaan de Arabieren voor eens en voor altijd een lesje leren’.

“Het klinkt extreem, maar dergelijke gevoelens leven op dat moment in de maatschappij, dus ook bij soldaten. Er is niets nieuws, altijd volgen dezelfde reacties van legerleiding en regering: o, wat erg, we gaan onderzoek doen, ons leger is het meest morele ter wereld en we zullen de rotte appels opsporen en straffen. Altijd weer de ‘rotte appel’-theorie en het ‘opnieuw uitleggen’ van de ethische gedragscode. Vergeet die code, het helpt niet. Misdragingen onder soldaten zijn structureel. Beëindiging van de bezetting is de oplossing.”


De meeste Israëliërs, die het afgelopen decennium vele illusies armer werden, willen geen tweede Gaza op de Westoever. Beschadigde infanteristen en gedupeerde Palestijnen zitten iedereen dwars, maar ze willen vooral een veilig bestaan zonder zelfmoordenaars of Qassam-raketten.

In 2002 moest Operatie Defensive Shield, na een reeks van vijf zelfmoordaansla- gen in een week, de Palestijnse infrastructuur van terroristen vernietigen. En in 2008 was de maat vol na acht jaar beschoten te zijn geweest met Qassam-raketten.

De huisbaas raakte buiten zinnen, zeg maar, en gevechtseenheden rukten uit in Cast Lead, ook wel Operatie Go Nuts genoemd. Iedereen besefte in deze gevallen: doomed zonder antwoord, damned met.

Israëlische gevechtssoldaten die gewoonlijk politiewerk doen, ervaren deze operaties ‘als een ongebruikelijke break in hun monotone werk’, zegt Grassiani. Soldaten kunnen in deze operaties, hoe inspannend ze ook zijn, ‘hun strijdideaal uitleven’. Maar ook hier ‘blijkt de morele afstomping’.

Ze zijn gemotiveerd en ze willen schieten, na vijf zelfmoordaanslagen in een week. “Geen wonder dat ik wilde schieten,” bekende een soldaat. Zijn commandant, uit een kibboets, wilde zich tijdens Defensive Shield, waarover Grassiani in haar proefschrift schrijft, niet laten meeslepen in de opwinding en de wraaklust van zijn soldaten, die hij nauwelijks kon bedwingen. Ze waren woedend na het verlies van familie en vrienden. “Sommigen zeiden: ‘Zij blazen zichzelf op en nu gaan wij dat huis binnen en iedereen doden.’ Ik wilde respectvol blijven,” aldus de commandant. “Ik zag de vernederingen. Alsof er geen mensen woonden en alsof er geen wc was deden ze het gewoon in de huiskamer. Toch kon ik hen niet veroordelen of stoppen, vanwege de toestand in Israël, na al die aanslagen…”


Een andere commandant herinnert zich zijn achttien- en negentienjarige soldaten. De kogels waarmee ze al die tijd rondliepen, konden ze nu, woedend als ze waren, plotseling gebruiken. “Ik haat ze ook, want ik zie elke dag op de televisie hoe ze zichzelf opblazen en mijn vrienden vermoorden. Dus waarom niet… Er is altijd een ‘waarom niet’. Je denkt niet te veel na.”

Israël heeft een lange staat van dienst als het gaat om soul searching. Na oorlogen praat elk gezin, elk bedrijf, elke school, elke instelling en ook het leger over de gevoeligheid voor het ‘morele gif’ van het slagveld, over ‘verdierlijking’, over ‘purity of arms’ en over de houding jegens Palestijnen, schreef Stuart Cohen in Israel and its Army – From Cohesion to Confusion. Nooit lag, zoals nu, de nadruk expliciet op soldaten die vechten tegen terroristen te midden van Palestijnse burgers.

Dit taboe doorbraken in 2004 een aantal (getraumatiseerde) ex-soldaten, mannen met een missie, met de oprichting van Breaking the Silence. Ze verzamelen getuigenissen en willen met ‘gewone’ Israëliërs in discussie over hun werk als gevechtssoldaat. Hun kritiek wijst niet per se op verminderd patriottisme of dienstweigering.

Toch plaatsen ze zich met hun discours en met hun antibezettingsretoriek buiten de maatschappelijke soul searching: ze vinden dat hun regering hen deel laat uitmaken van ‘een ondemocratisch systeem dat leidt tot zelfvernietiging en nationaal moreel verval’, aldus Breaking the Silence. Ze verwijten de staat dat ze ‘als infanteristen van de meest ethische defensiemacht ter wereld terechtkwamen in een krankzinnige toestand op de Westoever’. Daar zagen ze geen vijand, maar ‘een maatschappij’ die ze moesten afschrikken zodat die zou zien dat het geen zin heeft het Israëlische leger aan te vallen. Ook verzetten ze zich tegen de ‘oorlog is nu eenmaal oorlog’-houding van commandanten.


Deze luis in de Israëlische pels biedt een platform voor bijvoorbeeld soldaten met wie Grassiani heeft gesproken. Na enige uitleg over Breaking the Silence vertellen ze wel hun verhaal, maar aansluiting bij die groep gaat ze net iets te ver. Hiervoor is het leger te diep verankerd in de Israëlische maatschappij, hoe frustrerend velen de vervlechting van leger en bepaalde groepen burgers ook vinden.

Grassiani noemt Israël militaristisch. “Gevechtssoldaten worden opgehemeld. Mijn vriendinnen zeggen na de geboorte van veel jongetjes: ‘We hebben over achttien jaar vast veel soldaten nodig.’ De staat cultiveert het slachtofferschap en alle mythes over heldhaftigheid. Abnormaliteit is normaal geworden,” vindt Grassiani, die getuigenissen van Breaking the Silence gebruikte en zelf 29 ex-soldaten vond. “Ze hadden geen verhaal, vonden ze, maar na even aandringen kwam er van alles. Dit is typerend: ze zien niet hoe ernstig het is. Hun werk wordt normaal gevonden.”

“Jesj lanoe brera?” klinkt het in Israël – hebben we een keuze? Negentig procent stond achter de aanval op Gaza in 2008. Iedereen weet dat in oorlogen ‘krankzin-nige’ dingen gebeuren en dat bij vechten tegen een vijand zoals Hamas onvermijdelijk burgerslachtoffers vallen, ondanks voorzorgsmaatregelen. “Angstaanjagend,” zegt Grassiani, die samen met Breaking the Silence een roepende in de woestijn is. “Het gaat hier niet meer om verdedigen, maar om wangedrag en oorlogsmisdaden.”

Uit de eerste hand kregen de Israëliërs te horen hoe soldaten in Gaza oorlog voerden tegen gewapende terroristen, te midden van anderhalf miljoen burgers. Veel doorgewinterde reservisten herkenden zich niet meer in het leger. “Altijd moesten we burgerslachtoffers vermijden, maar nu moesten we geen risico’s nemen – ‘moreel besef opzij, later huilen we’,” zei een van hen in het dagblad Haaretz. Ze waren ‘stomverbaasd’ over de vechtgrage houding die ‘sterk afweek’ van hun ervaringen. “Schiet en maak je geen zorgen over de gevolgen,” was de boodschap. Ook vielen ze over opvattingen van sommige commandanten over de vijand in Gaza: “Allemaal terroristen of Hamas-strijders.”


Dat de soldaten spraken, en de regel ‘jij vraagt niets, wij vertellen niets’ doorbraken, betekent dat hun morele waarschuwingslichten aangingen. De toegenomen strijdlust kan komen door de gemotiveerde maar gemarginaliseerde groepen (Russen, Ethiopiërs en Arabische joden) die via het slagveld carrière willen maken. Ze zijn, zo blijkt ook uit onderzoek, agressiever tijdens militaire operaties dan hun voorgangers, de Asjkenazische elite. Die verloor eind jaren negentig de motivatie door het politiewerk ‘in de gebieden’ en door bovengenoemde operaties. Carrière maken kan sinds de computerrevolutie en de globalisering ook via de hightech eenheden, een moreel minder belastende route dan via roem op het slagveld.

‘Hevig ontsteld’ en ‘vrezend voor ernstig moreel falen’ onderzoeken regering en legerleiding de operatie en de ‘rotte appels’ op basis van de getuigenissen. “Niets nieuws onder de zon,” zegt Grassiani. “Alweer dat zogenaamde onderzoek, terwijl hier structureel iets mis is: Israël is een bezettende macht.”

Er zijn vele structurele problemen in het Midden-Oosten. Een ervan is dat Israël, ‘de zionistische entiteit’, na zestig jaar nog steeds niet welkom is in de regio. Dat is wat er structureel mis is.

Onderwerpen