Spring naar de content

Protestantse herinneringen

Wat hebben het Prinsenhof in Delft, het Binnenhof in Den Haag, Nova Zembla, Slot Loevestein, het Malieveld en Srebrenica met elkaar gemeen? Dat het plaatsen zijn waar zich gebeurtenissen hebben voltrokken die van groot belang zijn geweest voor onze nationale geschiedenis. Wat daar is gebeurd, en onze collectieve herinnering eraan, heeft onze nationale identiteit mede vorm gegeven.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Sinds halverwege de jaren tachtig bestaat er een nieuw en interessant historisch genre: het boek of artikel over plaatsen van herinnering. Omdat het genre in Frankrijk is ontstaan, bedacht door de historicus Pierre Nora, gebruiken we meestal de Franse woorden lieux de mémoire. Het gaat om plaatsen waar zich in het verleden een belangrijke gebeurtenis heeft afgespeeld die bepalend is geweest voor de identiteit en het zelfbeeld van een land. Het genre richtte zich dan ook vooral op het ontstaan van de negentiende-eeuwse natiestaten. Hoe hebben die zichzelf uitgevonden, door welke gebeurtenissen hebben ze hun identiteit laten bepalen, wat zit er in het collectieve geheugen van de verschillende volken waardoor zij zich een eenheid zijn gaan voelen?

Een paar jaar geleden is er een interessante, driedelige serie verschenen met artikelen van een keur van historici over de Nederlandse plaatsen van herinnering, van het Rembrandthuis in Amsterdam tot de Afsluitdijk. Maar ons land is natuurlijk altijd een sterk verdeeld land geweest, waarbij iedere groep en levensovertuiging zijn eigen beeld had van het nationale verleden. Liberalen hadden een geheel ander beeld van het verloop en het karakter van de Nederlandse geschiedenis dan katholieken, gereformeerden of socialisten.

In Het gereformeerde geheugen gaat het over de manier waarop de protestanten in Nederland zich het Nederlandse verleden hebben herinnerd. Omdat protestanten vanaf halverwege de negentiende eeuw een collectief geheugen met elkaar deelden, vormgegeven door historici als Groen van Prinsterer, is het jaar 1850 als beginpunt genomen. De bundel biedt fraaie en over het algemeen goed leesbare (korte) artikelen over het belang voor het protestantse zelfbeeld van ‘vaders’ als Johannes Calvijn, ‘zelfbeelden’ als de kleine luyden, ‘vijandbeelden’ als Rome en het communisme, ‘ordeningen’ als de verzuiling en het theocratisch ideaal, ‘leiders’ als Abraham Kuyper, en ‘sjibbolets’ als niet-ritmisch psalmzingen en de sprekende slang. Wie zich in het Calvijnjaar afvraagt hoe diens nazaten het in Nederland hebben gemaakt (en ze zitten nu eenmaal overal, tot in de regering toe, zoals HP/De Tijd enkele jaren geleden in een serie vaststelde), kan via dit boek de gereformeerde wereld leren begrijpen door hier in het geheugen van de Nederlandse protestanten te kijken.


Wat opvalt, is dat veruit de meeste scribenten op een volstrekt onthechte manier over hun eigen verleden schrijven. Ze hebben niets meer te verdedigen, geen geschiedenisvisie of beeld van het verleden of wat dan ook, en beschrijven alle herinneringen als menselijke constructies. Vaak staat zo’n vergruizingsactie in dienst van iets anders, om plaats te maken voor een nieuw beeld, maar wat dat zou kunnen zijn, wordt nergens duidelijk. Vermoedelijk daarom hield de doyen van de protestantse historici in Nederland, de beroemde Arie van Deursen, een wat mopperend toespraakje bij de presentatie van de bundel. Het was allemaal wat afstandelijk, vond Van Deursen, alsof ze een boek over een indianenstam hadden geschreven. Van persoonlijke betrokkenheid bleek nergens iets. Dat is een andere manier om te zeggen dat deze specifieke groep protestanten hun emancipatie in ieder geval in historiografisch opzicht heeft voltooid.

Bart Jan Spruyt

Het gereformeerde geheugen. Onder redactie van George Harinck, Herman Paul en Bart Wallet.

Bert Bakker. €39,95.

Onderwerpen