Spring naar de content

Ground zero

In Oosterwei, de beruchte Goudse probleemwijk, hebben Marokkanen hun eigen wereldje opgebouwd. In het leven van alledag gaat dat goed. Wie intimidatie vreest, neemt de sluiproute. door Mark Traa, foto’s Arie Kievit

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

We namen de bus in Gouda.

Dat was een jaar geleden nog een volstrekt nietszeggende mededeling. Maar inmiddels doet een reisje met lijn drie van Connexxion qua beladenheid weinig onder voor een patrouille door Uruzgan. Sterker nog, Geert Wilders had militairen uit Afghanistan naar Gouda willen halen om er de rust te bewaren. Want hier, in de wijk Oosterwei, liep het met de jonge Marokkanen de laatste tijd echt de spuigaten uit. Hier wilde Connexxion vorig jaar, na de zoveelste bedreiging van een chauffeur, geen bus meer laten stoppen.

Grote consternatie. Chocoladeletters in De Telegraaf. Cameraploegen in de wijk. Politici met spierballentaal. ‘Gouda’ werd hét voorbeeld voor iedereen die zijn gelijk wilde halen over de multiculturele samenleving.

Maar nu kan het weer. Er zitten camera’s op de bus, en chauffeurs die zich onveilig voelen kunnen begeleiding krijgen, lazen we in de krant.

We namen dus de bus in Gouda.

De zon scheen, in de binnenstad zaten de terrassen vol. Na een kwartiertje reden we Oosterwei binnen. We staken eerst de Bernadottelaan over. Daar werden in mei enkele politieagenten met stenen bekogeld toen ze twee insluipers wilden aanhouden. De buschauffeur meldt ongevraagd dat hij hier ooit eieren tegen zijn voorruit kreeg gegooid. En o ja, ooit ging zo’n Marokkaantje in zijn auto met tien kilometer per uur voor hem rijden. Niet eventjes, maar kilometers lang. Térgend was het. Maar de chauffeur windt zich er nu niet meer over op; hij zit tegen zijn pensioen aan.

De bus draait rechtsaf, de De Rijke-straat in. Het is een straat van nog geen honderd meter lang met aan de ene zijde winkels en aan de andere zijde een parkeerplaats waaraan een C1000 grenst. Dat is de C1000 waarin een cameraploeg van EénVandaag zich schielijk moest terugtrekken toen ze door een groep Marokkanen werd belaagd. Aan de kop van de straat, op de hoek met de Verzetslaan, bevindt zich bakkerij Maridi. Vlak ervoor is de bushalte. Daar ging het in juni mis. Een jonge Marokkaan schopte tegen de bus en blokkeerde de weg, de chauffeur stapte uit, de Marokkaan bespuugde hem, de chauffeur sloeg en werd vervolgens getrapt door de Marokkaan en twee vrienden.


Die vrienden maken deel uit van een groep, zoals heel Oosterwei één microkosmos is met De Rijkestraat als ground zero. Het is de openbare huiskamer van de Marokkaanse mannen in de wijk. De straat telt een bakker, een slager, een groenteboer, een informatiepunt van de gemeente, een shoarmazaak, een onduidelijk koffiehuisachtig iets en nog een bakker. Het is er een komen en gaan van jonge mannen, veelal in joggingpak en sandalen. We zien een begroetingsroutine van mensen die elkaar allemaal kennen: een voortdurend handen schudden, blikken van verstandhouding. In de De Rijkestraat is geen enkele Marokkaan een vreemdeling.

Een toonbank is hier geen barrière tussen winkelier en klant. Door de winkels loop je naar de achterliggende weg, de De Kortestraat. Daar hangt altijd wel een groepje. Aan de overzijde van de Verzetslaan, tegen een van de flatgebouwen, verzamelt zich de jonge jeugd in een trosje fietsen. Een jongen deelt huzarenslaatjes uit die hij bij de C1000 haalde. De groep barst in geproest uit wanneer een oudere blanke vrouw met een immense boezem uit de bus stapt.

De kinderen wagen zich niet op de A-locatie voor Marokkaanse hangjongeren: de straathoek bij bakkerij Maridi, tien meter verderop. Nu leunt er een handvol jongens tegen de winkelruit. Er klinken lachsalvo’s, kreten in het Marokkaans. Er stoppen auto’s, ook met Marokkanen erin, die nét iets te snel weer optrekken. Het is zien en gezien worden in de De Rijke-straat.

En het is soms ook zorgen dat je juist níet wordt gezien. Dat betreft dan het autochtone winkelende publiek aan de overzijde van de parkeerplaats. Het zijn vooral oudere mensen; ze vormen een flink deel van de twintig procent van de Oosterweiers die níet van allochtone komaf zijn. Stel, je móet via de De Rijkestraat naar huis, met je boodschappen. Dan werp je vanaf de parkeerplaats voor de C1000 van onder je wenkbrauwen een blik op bakkerij Maridi. Als er volk staat, neem je de sluipweg. Rechts de parkeerplaats af via een uitgesleten zandpaadje en dan even over de smalle stoep aan de overzijde van de winkelstraat zó het blok uit.


Dat is dan zo’n ongeschreven code in Oosterwei, dat zich dezer dagen toont in lome alledaagsheid. Eendjes kwetteren in de singels die de wijk omringen, Perzische tapijten hangen over de balkons te luchten. Hé, een politieauto – de eerste in bijna twee dagen. Het is later op de avond wanneer de bus weer vertrekt uit de De Rijkestraat, waar het brommende luchtrooster van de shoarmazaak inmiddels de straatgesprekken overstemt. Lijn 3 sukkelt de De Rijkestraat uit, slaat linksaf en rijdt dan over een lint van blauwgeverfde straattegels. De Vredeskerk en de As Salam moskee, aan de overkant van de weg, worden erdoor verbonden. Dat was in 2005 bedoeld als teken van verbroedering. Maar dat is alweer een eeuwigheid geleden.

Onderwerpen