Spring naar de content

‘Vechten in Afghanistan is een mooie baan’

Zijn baan als staatssecretaris van Defensie smaakt naar meer, maar met Jan Peter Balkenende zou hij ‘voor geen goud’ willen ruilen. Jack de Vries over het kabinet in crisistijd, zijn voorkeur voor de Joint Strike Fighter en het zegenrijke werk in Afghanistan. ‘Ik moet de ouders van onze jongens recht in de ogen kunnen kijken.’ door Claudia van Zanten, foto’s Arenda Oomen

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

U bent jarenlang politiek assistent geweest van premier Balkenende. Nu maakt u zelf deel uit van het kabinet. Een kabinet waar veel kritiek op is. Hoe vindt u dat het gaat?

“Het is helder dat het kabinet in een lastige periode zit, omdat het een economische crisis voor de kiezen krijgt. Dat verlangt dat je heel lastige maatregelen neemt. Je moet een mindswitch maken. We zijn aan deze rit begonnen als een investeringskabinet. Met het gevoel: we hebben drie kabinetten-Balkenende gehad, de hervormingen zijn geweest en we staan er goed voor – nu kunnen we gaan investeren in de samenleving. En vervolgens die crisis. Nu komen daar ook de Europese verkiezingen overheen, waarbij zowel CDA als PvdA verliest. Dan is het wel een uitdaging om voldoende slagkracht met elkaar te blijven ontwikkelen.”

Is Jan Peter Balkenende daarvoor wel de juiste leider?

“Balkenende is een leider die precies weet wat hij wil, zonder dat het leidt tot enorme bemoeizucht met de bewindspersonen. Waar Lubbers zei: ‘Zal ik eens even met je meedenken?’ laat Balkenende mensen wel hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Maar als er conflicten zijn tussen bewindspersonen of politieke partijen, is hij wel degene die het moet oplossen. Dat doet hij goed en onafhankelijk.”

Wat vindt u van de kritiek van André Rouvoet, dat het kabinet ondermaats heeft gepresteerd de afgelopen twee jaar, en dat er nu echt ‘een tandje bij moet’?

“Ik vind dat ons kabinet al een heleboel lastige dingen heeft weggezet – beoogde doelen zijn gerealiseerd. Maar hij heeft gelijk in die zin dat we niet naar andere partijen moeten kijken. We moeten niet zeggen: de economische crisis overkomt ons. Nee. Willen wij meer steun krijgen in de samenleving, dan is er maar één partij die we moeten aankijken en dat is het kabinet zelf. Dus, alle discussies van Wilders zus of Wilders zo – nee, we moeten zelf daadkracht tonen.”


Is dat de manier waarop Geert Wilders wél kan worden bestreden?

“Ik heb in de jaren van Balkenende I tot en met III wel geleerd dat het uiteindelijk gaat om je eigen geloofwaardigheid en herkenbaarheid. Dicht bij jezelf blijven. Dan kan er tijdens de rit wel kritiek zijn op de maatregelen die je neemt, maar als je laat zien dat het resultaat heeft en dat je consistent bent in je doelstelling, dan is dat uiteindelijk de beste voorwaarde om steun van de kiezer te krijgen. Als je je standpunten laat afhangen van de peilingen en de waan van de dag, krijg je een zigzagkoers en ben je uiteindelijk niet geloofwaardig meer.”

Had u niet liever in een anders samengestelde coalitie gezeten?

“Ik denk dat deze coalitie een prima samenstelling heeft voor deze tijd. Niet wie of wat je bent, maar wat je bijdraagt aan deze samenleving is bepalend. Vandaar ook het motto ‘samen werken, samen leven’. Dat is niet vrijblijvend. We vragen iedereen een bijdrage te leveren. Het is aan ons om daarvoor de randvoorwaarden te scheppen. Deze coalitie heeft het in huis om goede antwoorden te bieden. Streng voor wie niet wil, sociaal voor wie niet kan. Zo kun je de drie partijen samenvatten, en dat is wat deze tijd nodig heeft.”

Was het met de VVD niet beter geweest?

“We hebben met de VVD heel goed samengewerkt in de tijd dat de hervormingen nodig waren. Maar in deze tijd zegt de VVD: ‘Dan gaan we maar voluit bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking’. Dat is niet de keuze die ik maak, dat is niet de keuze die deze coalitie maakt.”

CDA-prominent Hans Hillen zei kortgeleden dat het CDA, elke keer dat het met de PvdA regeert, door die partij geïnfecteerd raakt.


“Het is onmiskenbaar zo dat een coalitie met CDA en PvdA altijd iets meer discussie geeft. Het zijn allebei erg ideologische partijen. Dat geeft per definitie meer discussie dan partijen die puur pragmatisch zijn, zoals VVD en D66. Waar Hillen een terecht punt heeft, is dat het verleden van het CDA heeft uitgewezen dat je, op het moment dat je lang regeert, moet oppassen dat je niet verzuimt te blijven werken aan je eigen inhoudelijke vernieuwing. Voorkom dat je alleen maar bezig bent met besturen. Dat is ons in 1994 opgebroken, maar daar hebben we van geleerd. We dachten destijds dat we tot in de eeuwigheid de leidende partij in Nederland zouden zijn. Maar dat kan zó veranderen. Dat houd ik de CDA-jongeren, maar ook onszelf altijd voor: zekerheden voor de toekomst bestaan niet, je moet het elke dag opnieuw verdienen.”

Balkenende zal toch een keer opstappen. Zou u hem willen opvolgen?

“Wat mij betreft wordt Balkenende de langstzittende premier van Nederland en duurt het nog even voordat hij vertrekt. Ik heb vijf jaar voor de premier gewerkt, ik heb heel goed in de keuken kunnen kijken, en het is echt op alle fronten een slopende baan. Ik zou voor geen goud met hem willen ruilen. Laat mij maar mooi op Defensie.”

Wie zou wel een goede opvolger voor Balkenende zijn?

“We hebben op dit moment binnen het CDA voldoende talent rondlopen. Dat geldt voor Maxime Verhagen, Camiel Eurlings en Ab Klink.”

U blijft liever op Defensie. Zou u niet liever minister zijn van dat departement?

“De portefeuille van staatssecretaris van Defensie is geweldig, maar ik maak er geen geheim van dat ik het ook heel leuk vind als ik de minister op vrijdag mag vervangen in de ministerraad. Want ook andere politieke dossiers vind ik interessant, en het is een voorrecht om daarover te mogen meespreken. Dat mis je als staatssecretaris.”


Stoort het u dat Defensie-minister Eimert van Middelkoop niet in dienst is geweest?

“Nee. Ik vind het mooi voor mezelf dat ik die ervaring heb, maar het is geen voorwaarde om dit werk te kunnen doen. Neem iemand als Relus ter Beek, die in zijn jonge jaren zelfs pacifistisch is geweest. Maar hij was een perfecte minister van Defensie.”

U zegt dat, als het gaat om de economische crisis, u zich prettig voelt in deze coalitie. Als het gaat om de Joint Strike Fighter (JSF), dan zijn er wel erg veel conflicten met coalitiegenoot PvdA.

“Het is lastig, dat is waar. Wim Kok en zijn kabinet waren voorstanders van de JSF, maar Ad Melkert heeft daar als lijsttrekker in 2002 afstand van genomen. Sindsdien is de fractie van de PvdA kritisch. Ik vind wel, nog los van het defensiebelang, dat juist door de actuele situatie – de economische crisis en het belang van werkgelegenheid – er ook voor de PvdA een heel goed argument bij is gekomen om uiteindelijk voor te zijn. We hebben daar lastige discussies over gehad en uiteindelijk een goede uitweg gevonden. We gaan door in het ontwikkelingsproject, en behouden daarmee de kans op werkgelegenheid voor Nederland, zonder dat we nu al die heel grote beslissing nemen over aantallen vliegtuigen. Uiteindelijk is er een compromis, waar wat in zit van PvdA, CDA en ChristenUnie. Zo werkt dat in Nederland-coalitieland.”

U zegt dat de JSF juist in deze tijd goed zou zijn voor de werkgelegenheid. Maar zo’n toestel is extreem duur. Kan dat geld niet beter worden besteed?

“Het testtoestel is 113 miljoen euro, maar de uiteindelijke toestellen zijn zo’n vijftig miljoen euro per stuk. Dat is nog steeds veel geld. Mensen denken dat er nog deze kabinetsperiode zes miljard euro wordt uitgegeven aan dit project – daar is geen sprake van. Het is een project met een looptijd van twintig jaar. Het is ook geen extra geld – het wordt allemaal binnen de defensiebegroting uitgegeven. Er komt dus geen cent extra bij voor Defensie; was dat maar waar!”


Hoe noodzakelijk is het dat de F-16 wordt vervangen?

“Als ik kijk naar de missie in Afghanistan, dan vragen we heel veel van onze mensen. Gevaarlijk werk. Vanwege de bermbommen schaffen we de Bushmaster aan, zodat de militairen een veilige pantserwagen hebben. Voor onze mannen in de lucht moet ook gelden dat zij de beste spullen hebben. Ik moet die ouders wel recht in de ogen kunnen kijken. En op termijn is de F-16 voor wapens vanaf de grond veel kwetsbaarder dan de JSF.”

Uw liefde voor de JSF heeft uw objectiviteit niet beïnvloed?

“Er wordt wel gezegd dat ik vind dat het allemaal Amerikaans moet zijn, maar we kopen onze pantservoertuigen bijvoorbeeld in Zweden. Het gaat mij erom dat we de beste spullen kopen. Dat geeft de beste garantie dat onze militairen hun werk goed doen en veilig terugkeren. De JSF is beter, maar uiteindelijk ook goedkoper dan andere kandidaten.”

U heeft het over ouders recht in de ogen kunnen kijken. U bent bezig met rekrutering, ook op roc’s. Dat zijn echt nog kinderen, die lekker worden gemaakt met geld en een spannende, avontuurlijke carrière in het leger. Hebben zij wel weet van de werkelijke gevaren die hun te wachten staan?

“Als je naar de media in Nederland kijkt en ziet hoeveel aandacht ieder slachtoffer krijgt, of hij nou gewond is of overlijdt, dan kan niemand zeggen: daar weten mensen te weinig van. Ook in de voorlichting worden de risico’s helder naar voren gebracht. Op de roc’s komen mannen en vrouwen spreken die zelf in Afghanistan zijn geweest. We zien ook dat ouders veel nauwer dan in het verleden betrokken zijn bij de afweging wat hun kind gaat doen. Daarnaast is het zo dat de uitval op roc’s het laagst is bij defensieopleidingen. De garantie dat mensen een startkwalificatie halen en kansen hebben op de arbeidsmarkt, of dat nu binnen of buiten Defensie is, is het hoogst via dit traject. En natuurlijk, er zijn slachtoffers te betreuren in Afghanistan, maar voor het merendeel gaat het ontzettend goed, komen mensen er veel sterker uit en voegen zij iets toe aan hun leven en carrière. Dat we ze een mooie baan bieden, is ook echt wel een werkelijkheid.”


Toch komen veel militairen getraumatiseerd terug.

“Nazorg voelen wij als een dure plicht. Niet alleen nazorg, maar ook voorzorg en zorg tijdens het traject. En iedereen wordt nog een keer persoonlijk gewogen voordat je op uitzending gaat. Bij twijfel gaat iemand gewoon niet naar Afghanistan. En natuurlijk, dan kun je nog niet voorkomen dat mensen daar traumatische ervaringen oplopen. Gelukkig ligt het percentage mensen dat PTSS (posttraumatische stressstoormis – red.) krijgt, onder de vijf procent. Dat is gelijk aan het gemiddelde van Nederland als geheel.”

Het is niet zo dat militairen relatief gezien vaker getraumatiseerd raken dan een gewone burger?

“Je loopt vooral meer risico. Laatst sprak ik enkele PTSS’ers van Libanon, die bij Stichting Centrum ’45 zitten. Ik vroeg hun: ‘Wat zou je nu het liefste willen?’ En wat die mannen dan zeggen: ‘Het liefst weer naar Afghanistan.’ Het is dus niet zo dat ze anti-leger zijn geworden. Ze missen juist de waardering en het íemand zijn, zo zeiden ze dat letterlijk, binnen Defensie. Dat was het probleem met Libanon: veel dienstplichtigen verlieten, meteen na hun missie, Defensie en gingen de samenleving in. Wat we nu weten, is dat je het beste zo lang mogelijk binnen je eigen peloton blijft, met de mensen die hetzelfde hebben meegemaakt. Dat helpt beter bij het verwerken van trauma’s.”

U heeft twee jonge zoons. Zou u het toejuichen als zij later mee zouden willen doen met een missie als die in Afghanistan?

“Het meest vreselijke dat je kunt meemaken is om als ouder je kind te verliezen. Dat is ook voor mij, als vader, een nachtmerrie. Maar als zij die keuze zouden maken, dan zou ik ook enorm trots zijn. Dat is het dubbele gevoel: hij zou zich in geen andere baan gelukkiger voelen, ik zou er nachten van wakker liggen als hij op uitzending moest. Het zou vreemd zijn als dat anders was.”

Onderwerpen