Spring naar de content

Het is weer stil op Lampedusa

Jarenlang was Lampedusa toegangspoort voor Afrikanen die hun geluk wilden beproeven in Europa. Maar door een afspraak tussen de Italiaanse premier Silvio Berlusconi en de Libische leider Moeammar al-Kadafi komt er geen migrant meer aan wal. ‘Dat ze wegblijven, is een economische ramp.’ door Ralf Groothuizen, foto’s Allard de Witte

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Onwrikbare armleuninkjes porden negen uur lang rug en lendenen beurs. Slaapbankjes waren er niet. Alleen iele blauwe stoeltjes. Straf voor wie het goedkoopste kaartje (42 euro) had gekocht. Op het dek zou plaats genoeg zijn om in een slaapzak te kruipen, en negen uur later te midden van azuurblauw water wakker te worden met rondspringende dolfijnen om je heen. Niet dus. Op het dek was wel plaats, maar de kaartjesverkoopster had er niet bij gezegd dat het er koud was, dat je nat zou worden en dat het er waaide als in een windtunnel. En dat het ademen bemoeilijkt zou worden door twee heel grote pijpen die zwarte rook uitspuwden. Nee, het was geen pretje om als toerist met veerdienst Siremar vanuit de Siciliaanse havenplaats Porto Empedocle het 205 kilometer zuidelijker gelegen eiland Lampedusa te bereiken. Al was de reis bij lange na niet zo erg als die van de Afrikaanse migranten die in gammele bootjes vanuit Noord-Afrika koers zetten naar het zuiden van Europa. Siremar levert tenminste nog een gediplomeerde kapitein, en geen beunhaas die zich op een propvolle houten boot moet zien te behelpen met een kompas en een papiertje met coördinaten.

Op onze boot, die ruimte bood aan zo’n 850 mensen maar bij lange na niet vol was, lagen de meeste passagiers te snurken in hun kajuitjes. Op twee na, de arme sloebers die geen geld overhadden voor een duur kajuitticket: bovengetekende en Mamadou uit Senegal, een zogenoemde gelukszoeker. Met vijf rugtassen volgeladen met riemen en Afrikaans houtsnijwerk stond hij drie uur eerder op de wal in Porto Empedocle, tussen ijs etende Italiaanse families, de jengelende kinderen alvast in hun pyjamaatjes gestoken, en gebruinde homostellen die om middernacht nog een zonnebril droegen. Ik hielp hem zijn tassen de boot op te sjouwen, en daarna waren we naast elkaar gaan zitten op die plastic rotstoeltjes. Mamadou droeg een ijsmuts op zijn hoofd met zwart-witte kamelen erop. Hij pakte een doosje eieren uit zijn tas. Ik dacht eerst dat ze nog rauw waren, maar hij had ze gekookt. Hij at er zes achter elkaar op. Hij had honger, zei hij.


In een mengelmoes van Engels, Frans en Italiaans vertelde Mamadou dat vrienden van hem ooit als migranten op Lampedusa waren gestrand. Zij hadden hem verteld dat er juist op dat eiland gouden bergen te halen vielen. Toen ze door de kustwacht met hun houten boten naar de haven van Lampedusa werden begeleid, hadden ze een heleboel blanke mensen onder parasolletjes zien zitten. En toen de vrienden met de bus naar het vreemdelingencentrum op het eiland waren gebracht, hadden ze in de verte allerlei leuke winkeltjes, restaurantjes en groepen mensen in kleurige zwembroekjes gezien. Lachende mensen. Mensen die graag wat euro’s gaven aan een goedlachse Afrikaan.

Mamadou heeft zijn eigen theorie over Lampedusa. Het mooie eiland in de azuurblauwe zee is voor veel wanhopige Afrikanen een tussenstation op weg naar de rest van Europa, en te klein voor de bewoners en toeristen om te doen alsof dat probleem niet bestaat. Om hun schuldgevoel af te kopen, kopen mensen op Lampedusa eerder riemen en houten beeldjes dan op het Italiaanse vasteland. Dus besloot Mamadou met een vriend uit Senegal juist in Lampedusa geld te gaan verdienen. Vorig jaar zomer had hij er goede zaken gedaan, en nu gaat hij het weer proberen. Via via huren ze een kamer waarin ze met vier man wonen. Ze betalen duizend euro per maand, en blijven de hele zomer.

Naar dat kamertje zijn we nu op weg, met al die rugzakken. Na negen uur op de boot met die rotstoeltjes zijn we aangekomen op Lampedusa, een eiland ter grootte van Schiermonnikoog. We slepen de tassen door straatjes waar het naar verse vis ruikt. Het is 35 graden. Ik heb een fles water bij me. Mamadou niet.


Aangekomen bij het kamertje doet een man in een lang gewaad de deur open. Hij stelt zich voor als Mohammed en roept zijn zoon, die ook Mohammed heet. De zestienjarige jongen heeft een shirt aan van het Nederlands elftal, met ‘V. NISTELROOY’ op de rug. Hij kent bijna alle voetballers van het Nederlands elftal. Zij gaan eten, maar Mamadou gaat slapen. Hij is moe van de reis. Hij vertelt dat hij al 62 is. “Have a nice time,” zegt hij. “See you on the beach,” zeg ik. Ik als zonaanbidder, hij als riemenverkoper.

Mamadou, Mohammed en Mohammed zijn momenteel de enige Afrikanen op Lampedusa. Er is veel veranderd sinds er in januari rellen uitbraken in het opvangcentrum voor migranten in het onbewoonde midden van het eiland. De aanleiding was een besluit van de Italiaanse minister van Buitenlandse Zaken Roberto Maroni. Tot dan toe werden de migranten vanuit Lampedusa binnen 48 uur naar Sicilië overgebracht, waar besloten werd of ze asiel mochten aanvragen. Maar omdat de migrantenstroom steeds groter werd, bepaalde minister Maroni dat ze voortaan langer op Lampedusa moesten blijven, waardoor het detentiecentrum, dat plaats biedt aan hooguit zevenhonderd mensen, er op een gegeven moment meer dan het dubbele herbergde. De migranten braken uit en zetten koers naar het enige stadje op Lampedusa, om samen met de Lampedusianen tegen de Italiaanse regering te demonstreren.

De Afrikanen protesteerden tegen de erbarmelijke omstandigheden waarin zij in het kamp moesten leven. Natte bedden, voedselbonnen, beddentekort, honger, mishandeling en ander leed. Enkele hulporganisaties, waaronder Artsen zonder Grenzen (AzG), bevestigden dat er problemen waren en trokken aan de bel. De Lampedusianen op hun beurt betoogden tegen de komst van een tweede vreemdelingencentrum op het eiland. Er was al begonnen met de verbouwing van een oude Amerikaanse legerbasis voor dit doel. ‘


Guantánamo Bay’, gonsde het over het eiland. Maroni was namelijk van plan om migranten die niet tot de asielprocedure zouden worden toegelaten, op Lampedusa vast te houden. De Lampedusianen, die voor tachtig procent afhankelijk zijn van het toerisme, vreesden voor de reputatie van hun eiland. Het zou de doodsteek zijn voor het toerisme, dat toch al was teruggelopen vanwege alle negatieve berichten in de media over de stroom migranten, van wie sommigen de overtocht niet eens overleefden. Sinds de Lampedusa-route in de jaren negentig in zwang raakte, kwamen er steeds meer migranten naar het eiland. In 2008 alleen al waren het er dertigduizend. En de Lampedusianen vreesden dat hun eiland van amper twintig vierkante kilometer door het beleid van Maroni binnen een paar jaar tienduizenden migranten zou huisvesten. Te veel voor hun speldeknop in de Middellandse Zee.

In een moeite door betoogden de Lampedusianen ook tegen andere misstanden. Het kraanwater op Lampedusa is niet te drinken, de scholen verkeren in slechte staat, en er zijn veel te weinig artsen. Zo is er geen gynaecoloog op het eiland aanwezig, met als gevolg dat er vrijwel geen kind meer op het eiland wordt geboren, en dat raakt het trotse vissersvolk in hun ziel. En het komt herhaaldelijk voor dat zieke mensen niet op tijd bij een dokter op Sicilië waren, omdat ook het vervoer naar de rest van Italië slecht geregeld is. Dus waarom wel geld besteden aan een tweede vreemdelingencentrum en niet aan de ruim vijfduizend bewoners van het eiland?

In de haven liggen twee grote boten van de Guardia Costiera en de Guardia di Finanza klaar om uit te rukken. Voor de poort die toegang biedt tot de haven staat een jeep van de Italiaanse kustwacht. Ernaast staan drie kustwachten te kletsen, met grote Ray-Bans op hun neus. Gisteren hadden ze een dagje vrijaf gekregen van hun bazen. Ze hadden de gelegenheid te baat genomen om wat mooie toeristes mee te nemen op hun boot, die normaal gesproken uitvaart om migrantenscheepjes te onderscheppen. Nu namen ze zonnebadende meisjes mee voor een tochtje om het eiland. Er is, kortom, niet zo gek veel meer te doen op Lampedusa.


Vanaf zee komt een klein bootje aanvaren, met een stuk of tien mensen aan boord. “Afrikanen?” zegt Cesare Dellacroce, die het woord voert namens het drietal, voor de grap. Het blijken gewoon heel bruine Italianen te zijn, die zijn wezen vissen. Dan worden de kustwachten weggeroepen via de walkietalkie. Er ligt een vissersbootje verkeerd aangemeerd. “Dat wordt slepen. Andere koek dan een houten boot met hongerige, zieke en dorstige Afrikanen.” Dellacroce wil nog wel even snel op de foto. “Voor de vrouwtjes in Nederland.” Smile!

Het tweede vreemdelingencentrum is er uiteindelijk niet gekomen. Sterker nog, de migranten komen ook niet meer. De Italiaanse premier Silvio Berlusconi heeft een ‘Vriendschapsverdrag’ gesloten met de Libische leider Moeammar al-Kadafi. Berlusconi beloofde de komende 25 jaar 3,5 miljard euro in Libië te investeren als tegemoetkoming voor dertig jaar kolonisatie. In ruil daarvoor mogen Italiaanse kustwachten in de Libische wateren patrouilleren en de migrantenscheepjes terugsturen naar Libië, van waaruit ze meestal vertrokken zijn. Eind mei werden de laatste migranten op Lampedusa naar Sicilië overgebracht, en sindsdien zijn er geen nieuwe meer aangekomen. Dat is goed te merken. Zo rustig als de mannen van de kustwacht het hebben, is het bij alle instanties op Lampedusa.

De toegangspoort van het vreemdelingencentrum staat op een kiertje. Er liggen twee soldaten te suffen in de schaduw. De laatste journalist die in het kamp is geweest, was een Italiaan van het blad l’Espresso.

Hij had zich voorgedaan als migrant en was op Lampedusa aangespoeld. Hij werd in het centrum gezet en schreef achteraf een verhaal over de omstandigheden waarin de Afrikanen moesten leven. Sindsdien gaat de overheid nog voorzichtiger om met journalisten die het centrum willen bezoeken. Wie naar binnen wil, moet duizend keer bellen met de prefect in het Siciliaanse Agrigento. En die belt nooit terug, maar laat zo nu en dan via een secretaresse weten dat je aanvraag in behandeling is. Je komt, kortom, niet binnen.


Het centrum zelf staat intussen leeg. Op de 89 werknemers na die wachten op een nieuwe migrantengolf die misschien nooit zal komen. Voor het centrum staan twee blauwe bussen op een stoffige parkeerplek. LampedusAccoglienza, staat er in een vrolijk lettertype op geschreven. Het zijn de bussen die de migranten vanuit de haven van Lampedusa buiten het zicht van de toeristen om naar het opvangcentrum moesten brengen.

De hele migrantenmachine is stilgevallen. De artsen van AzG doen al dagen weinig anders dan in hun kuipstoeltjes voor hun huurhuisje zitten, vertelt de arts Santa di Prima vanuit haar kuipstoeltje. “We wachten eigenlijk met z’n allen op nadere orders vanuit Rome. Blijven we hier of vertrekken we?” ‘s Avonds drinken de artsen bier en eten ze ijsjes in het centrum van Lampedusa. Net vakantie.

Wat vindt zij van het terugsturen van de migranten naar Libië? Er is daar amper medische controle, en niemand weet precies waar ze terecht komen. “Wij zijn artsen, geen politieke organisatie. We kunnen geen stelling nemen. Maar als je me het als mens vraagt, dan zou ik een ander antwoord geven.” Toch heeft AzG de Italiaanse regering opgeroepen de Afrikanen niet langer terug te sturen naar Libië. “Het terugsturen van migranten en hun bij voorbaat de toegang tot de asielprocedure te ontzeggen, is illegaal en staat buiten alle nationale en internationale wetgevingen.”

Voor de hulpverleners van Save the Children ziet de dagvulling er niet veel anders uit. Af en toe hebben ze een vergadering met andere hulporganisaties op het eiland, maar verder valt er weinig te doen. Fitsum Siom komt uit Eritrea en is 31 jaar oud. Hij werkt als tolk voor Save the Children. Zelf is hij drie jaar geleden via Lampedusa in Italië aangekomen. “Gelukkig hadden wij een stevige boot, en iemand die wist hoe je een boot moest besturen.” Siom is blij in Italië wat voor zijn landgenoten te kunnen betekenen. Maar nu dus even niet. En dat valt hem zwaar. Want het zou kortzichtig zijn te denken dat er geen migratie meer is nu er geen boten meer aankomen op Lampedusa. De migranten stranden in Libië. “Heb je de film Come un uomo sulla terra gezien?”


Die film is momenteel populair in linksige kringen in Italië. De maker is Dagmawi Yimer, een Ethiopiër die ook ooit met een boot op Lampedusa is geland. In zijn film legt hij uit dat er in Libië een hele industrie van mensenhandel bestaat. Migranten worden mishandeld in gevangenissen en pas na betaling van een borg weer vrijgelaten, waarna ze opnieuw in handen van mensenhandelaren vallen en uiteindelijk op gammele bootjes richting Lampedusa worden gezet. Maar tegenwoordig verdwijnen ze met medeweten van de Italiaanse regering in Libische gevangenissen. “Dat Italië de migranten terugstuurt, is heel ernstig. Ze maken dezelfde dingen mee die ik in mijn film heb laten zien.” Yimer begrijpt niet waarom de Europese Unie Italië niet op de vingers tikt. Kennelijk vindt Europa het zo wel best.

Het gemeentehuis van Lampedusa moet wel het meest toegankelijke gemeentehuis ter wereld zijn. Alles en iedereen loopt er door elkaar, zelfs honden en kinderen, en alle deuren staan open. Een receptie is er niet. Mauro Buccarello is wethouder Immigratiezaken op het eiland. Een officieel e-mailadres van de gemeente heeft hij niet; daar doen ze op Lampedusa niet aan. Op zijn visitekaartje prijkt een gewoon hotmailadres. Hij is even achter het bureau van de burgemeester gaan zitten.

Buccarello klaagt dat het toerisme is teruggelopen door de berichtgeving in de media. “Natuurlijk speelt de economische crisis ook een rol, maar ga er maar van uit dat de mensen gewoon geen zin meer hebben om naar dit eiland te komen.” Het is alsof hij een cassettebandje afspeelt. Buccarello heeft dit verhaal al honderden keren verteld. “De mensen denken dat ze overal migranten op straat zullen zien, en dat de boten massaal op het strand landen alsof het D-day is.”


Maar het enige dat nog aan die landingen herinnert, is een botenkerkhof op een afgelegen plek die alleen de eilanders weten te vinden. Daar liggen honderden vermalen migrantenboten met Arabische letters op de zijkanten. En op de begraafplaats van Lampedusa staan een tiental anonieme houten kruisjes met plastic bloemen. Hier rusten migranten die dood zijn gevonden in het strakblauwe water rond Lampedusa.

Het cassettebandje gaat op pauze als Buccarello de vraag krijgt voorgelegd of hij blij is dat hij van die Afrikanen af is. Van al die mediaberichten over de migranten in plaats van over de mooie blauwe zee, de beschermde zeeschildpadden, en de couscous waar het eiland beroemd om is. Geëmotioneerd schudt Buccarello van nee. “Dat er geen migranten meer aankomen is misschien goed voor ons toerisme, dat nu in een diep dal zit, maar uit menselijk oogpunt is het verschrikkelijk dat de Italiaanse regering hen naar Libië terugstuurt. Wij zijn ook migranten, moet je weten,” zegt de wethouder. “Onze vaders gingen naar Tunesië. Om te vissen. Om van Tunesische vissers te leren. Hoe je vis inmaakt. Al die heerlijke gerechten die jij hier eet, komen uit de Tunesische keuken. Hoe smaakte de couscous?”

Buccarello wijst besmuikt op een medaille die achter hem hangt aan de muur, naast een portret van de Lampedusiaanse beschermheilige, de heilige maagd Maria di Porto Salvo. “Die medaille hebben we gekregen vanwege onze verdiensten voor de migranten. Maar daar schieten we niets mee op.” Want hij vreest dat nu er geen migranten meer naar Lampedusa komen, het eiland snel van Berlusconi’s prioriteitenlijstje zal verdwijnen. En dan komen die nieuwe scholen, de betere vervoersmogelijkheden, het schone drinkwater en de betere medische voorzieningen er nooit. “Daar hebben wij volgens de Italiaanse wet gewoon recht op, maar het lijkt wel of die wet niet voor Lampedusa geldt. Zijn wij wel Italianen?”


Mohammed in het Van Nistelrooy-shirt loopt met een rugtas door de straten. Hij zweet. Hij is moe en hij heeft niets verkocht. Hij ziet iedere dag dezelfde gezichten op het strand, en diezelfde gezichten zien hem iedere dag. Ze kopen niets meer. Er zijn te weinig toeristen.

Iets verderop is het auto- en scooterverhuurbedrijf van Salvatore. Ook hij heeft niets te doen. “Het is een economische ramp dat die migranten wegblijven. Eerst was Lampedusa nog in het nieuws, wel vanwege de migranten, maar goed, we waren in het nieuws. Straks niet meer. Dan worden we vergeten door de regering én door de toeristen.”

Daar zit hem de crux. Want in zekere zin heeft Lampedusa de migranten gewoon nodig. Vraag een willekeurig persoon waar ook ter wereld naar Lampedusa en hij zal antwoorden: ah, van die migranten. Met een beetje geluk heeft hij in het televisiejournaal ook gezien dat Lampedusa een schitterend eiland is in de Middellandse Zee en overweegt hij er in zijn vakantie naartoe te gaan. En dan hebben Mamadou, Mohammed en Mohammed ook weer wat klandizie voor hun leren riemen en hun houtsnijwerk.

Onderwerpen