Spring naar de content

Laat de erfenis van Drees met rust

Gemorrel aan de AOW betekent veel meer dan een bezuiniging van een paar miljard. Het versterkt een reeds onderhuids aanwezig gevoel van willekeur en bestaansonzekerheid, en ondermijnt het vertrouwen dat het in Nederland allemaal goed geregeld is. door Dirk-Jan van Baar

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Het moet in de jaren negentig zijn geweest, in die onbestemde tijd dat ik tussen de dertig en de veertig was, dat ik met telefoontjes werd bestookt. Of ik weleens aan mijn oude dag had gedacht (niet echt), en of ik mij ervan bewust was dat er over dertig jaar geen AOW meer zou zijn (die trouwens toch niet voldoende was om een leuk leven te leiden). Ik weet niet hoeveel mensen zich toen hebben laten overhalen tot de aanschaf van een ‘extra stukje zekerheid’, dat later als woekerpolis bekend werd. Ik wil zelfs niet weten of mijn eigen flexibele ‘product’ zo’n afzuigpost is. Maar ik weet wel dat verzekeraars in het spookbeeld van de ‘onbetaalbaar wordende AOW’ toen al een gat in de markt zagen. Zeg niet dat de financiële wereld niet gewaarschuwd heeft of niet visionair is; als er ergens met uw toekomst wordt meegedacht, dan daar.

Zo gek is dat niet. Iedereen die kan rekenen, voelt wel ongeveer aan dat met de vergrijzing (al decennialang een voorspelbaar gegeven) een demografische tijdbom tikt. Als steeds meer ouderen AOW ontvangen en ook nog eens langer leven, lijkt het niet meer dan logisch dat de lasten voor de jongere generaties die het moeten betalen, steeds zwaarder worden. Maar omdat de vergrijzing een probleem was voor de lange termijn en het Nederland in de jaren negentig economisch eindelijk weer voor de wind ging, beperkte de Haagse politiek zich tot kleine en stiekeme aanpassingen. Het is de poldervariant van ‘wie dan leeft, wie dan zorgt’, waarbij calvinistische rekenmeesters nooit helemaal open kaart spelen en graag wat achter de hand houden.

Nederlanders zijn enorme spaarders, en vergeleken met andere landen staan wij er voor onze oude dag goed voor. Dat geldt bij uitstek voor hoogopgeleide babyboomers, die volop hebben geprofiteerd van de gestegen huizenprijzen, graag vervroegd met pensioen gaan, en onbedoeld bijdragen aan het jaloersmakende Zwitserleven-gevoel.


Het idee dat we tegenwoordig ook ‘rijke bejaarden’ hebben, verleidde Wouter Bos drie jaar geleden al tot zijn voorstel om die te laten meebetalen aan de financiering van de AOW. Het voorstel kostte hem het premierschap, al had het de sympathie van enkele CDA-denkers die Bos om zijn ‘moed’ prezen. Maar het bezwaar was dat ook mensen die helemaal niet rijk waren en zelf voor een aanvullend pensioen gespaard hadden, daar na hun 65ste voor moesten boeten. Het idee leeft overigens voort in onbegrijpelijke compromissen. Het kabinet wil de spaarzin bevorderen en tegelijk met financiële prikkels langer doorwerken stimuleren. Dat de ontvoogde burgers zelf liever eerder stoppen met werken, en inkomensverlies op de koop toenemen, blijft buiten beschouwing. Misschien speelt ook hier de beeldvorming ons parten. Niemand geeft graag openlijk toe niet zo’n werkbij te zijn, en politici immer dienstbaar aan de publieke zaak kunnen zich al helemaal niets anders dan werken voorstellen. Bij Piet Hein Donner, onze plichtsbewuste minister van Sociale Zaken, is dat echt zo.

Van oudsher staat de AOW echter buiten de arbeidsmoraal, al blijft het belangrijk de AOW niet als aalmoes of bijstand te zien, maar als iets dat echt is verdiend. In de opbouwjaren is de AOW gevierd als welverdiende oudedagsvoorziening voor al die noeste werkers die zich in barre tijden voor de natie hadden ingezet. Dat gaf de AOW extra legitimiteit als het kroonjuweel van onze naoorlogse verzorgingsstaat, waarbij in de volksmond over ‘het trekken van Drees’ werd gesproken. Hoewel dankbaarheid niet verplicht was, was die er wel, vooral jegens de PvdA. De oorspronkelijke opzet was van geniale eenvoud: elke Nederlander die 65 werd, arm of rijk, in loondienst of zelfstandig, werkend of niet-werkend, kwam ervoor in aanmerking. Dat was uitvoeringstechnisch makkelijk en voorkwam willekeur. De AOW was sober (niet meer dan een minimale basis) en ‘welvaartsvast’, wat wil zeggen dat de hoogte van het uitgekeerde bedrag met de welvaart kon mee stijgen, maar óók mee dalen (op zich al een ingebouwde kostendemper). Omdat iedere Nederlander mocht hopen zijn 65ste te halen, en elke Nederlander voortaan ook in de zorg voor zijn bejaarde ouders werd ontlast, was het draagvlak om eraan mee te betalen maximaal.


Op basis van welbegrepen eigenbelang valt er geen oudedagsvoorziening te bedenken die rechtvaardiger en kos-tenefficiënter is dan de AOW. Dan is het logischerwijze ook onzin om de AOW als onbetaalbaar voor te stellen en juist die sociale wetgeving op de snijtafel te leggen die elke economische toets der kritiek kan doorstaan. Elke regelverandering maakt de AOW duurder, of zorgt voor scheve ogen die het (verzekeringstechnisch belangrijke) maatschappelijke draagvlak ondermijnen.

Het is onthutsend hoe weinig mensen dit zien. Deels zal dit komen doordat pensioenen een ingewikkelde zaak zijn en het deksels moeilijk is om voor een periode van veertig jaar in de toekomst te kijken. Onheilsprofeten staren zich blind op de schaduwzijden van de vergrijzing die wel makkelijk te becijferen zijn; economen verdiepen zich liever in rekensommen dan in de (principiële) overwegingen die daaronder zitten, en de politiek is opportunistisch of laat zich misleiden door ondeugdelijke redeneringen. Daarbij wordt de kredietcrisis (een incident) door het kabinet aangegrepen om de AOW-leeftijd (een historisch vastgelegde afspraak) naar 67 op te rekken en alvast een besparing van vier miljard in te boeken. Alsof dat niet met (dure) reparatieregelingen gepaard zal gaan. Het opent een doos van Pandora vol onzalige uitzonderingen, versterkt een reeds onderhuids aanwezig gevoel van willekeur en bestaansonzekerheid, en doorbreekt de band met jongeren voor wie de AOW toch al iets voor oudjes is. Ondertussen krijgen de ‘sociale partners’ nog een kans om die vier miljard ergens anders te vinden, om te onderstrepen dat een staatspensioen dat bij uitstek duurzaam moet zijn ook als politiek ruilmiddel kan worden misbruikt. Zoiets heet wanbestuur.


Wat totaal ontbreekt, is het inzicht dat de AOW er niet alleen is voor ouderen, maar ook voor jongeren, die er de illusie van een onbezorgde oude dag aan kunnen ontlenen waarover ze nu nog niet echt na hoeven te denken. Zelf je oude dag regelen is een zorgelijke bezigheid, en de kredietcrisis heeft laten zien hoe verraderlijk dat kan zijn. Zonder AOW moet er op jongere leeftijd meer worden gespaard en worden oudedagsvoorzieningen nog ondoorzichtiger, met meer kans op woekerpremies. En een AOW vanaf 67 betekent voor velen een gat van twee jaar dat alleen door de gelukkigen die nog leuk werk hebben en in goede gezondheid verkeren, werkend wordt overbrugd. Wie aan de AOW gaat morrelen, zet niet alleen de deur open voor onvoorspelbare nieuwe ingrepen, maar ondermijnt ook het vertrouwen dat het in Nederland allemaal zo goed is geregeld. Zo gezien moeten we hopen dat een monsterverbond van oud-links (FNV, SP en het onverbeterlijke deel van de PvdA) en boos rechts (PVV) een regering vol toegewijde mannenbroeders van ondoordachte hervormingsplannen weet af te houden. De oude Drees zou zich in zijn graf omdraaien.

Onderwerpen