Spring naar de content

Gerespecteerde outcast

Ramsey Nasr (1974) is schrijver en acteur. Sinds begin dit jaar is hij Dichter des Vaderlands. Hij groeide op in Rotterdam.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Matt Dings

Ramsey Nasr woonde naar zijn gevoel meer in Blijdorp dan in Rotterdam. En zijn Blijdorp beperkte zich weer tot de drukke Statenweg waar hun huis stond, de Statensingel waar hij vaak zijn opa en oma bezocht en naar de koekoek in hun tuin luisterde, het Vroesenpark waar hij met vriendjes speelde, de school en Diergaarde Blijdorp.

Hij had een abonnement bij de dierentuin en kwam er elke dag om zijn vaste dieren op te zoeken, te proberen weer wat nieuws te ontdekken of zomaar dromerig door de laantjes te slenteren. Hij hield van de dieren, maar ook van de oude dierenverblijven met hun rondingen en sfeer. De architectuur van de zoo ademde een zekere grandeur en statigheid waar Rotterdam niet in grossierde. Diergaarde Blijdorp was zijn thuishaven. Een plek waar natuur en geschiedenis samenkwamen en waar hij als een ontdekkingsreiziger rondliep.

Hoewel hij veel vriendjes had, kon hij ook nogal op zichzelf zijn. Hij zat vaak te (strip)tekenen en genoot daar zo van dat hij zich voornam er later zijn beroep van te maken; zijn tekeningen legde hij alvast in de vensterbank, in de hoop door voorbijgangers ontdekt te worden als aanstormend talent.

Ook zat hij voortdurend met zijn neus in de boeken. Als er een proefwerk of overhoring was, wilde hij per se de hele stof uit het hoofd kennen omdat hij het onzin vond punten te vermorsen door iets niet te weten. Al vroeg raakte hij verslingerd aan de Griekse mythologie. De antieke goden sloegen voor hem een verbinding tussen religie en sprookje. Bovendien waren het heel goede en spannende verhalen over onderwerpen die hem tot de dag van vandaag bezighouden. Menige mythe ging over zien. Oedipus stak zich de ogen uit toen hij tot een gruwelijk inzicht kwam. Theresias was een ziener, en een blinde. Orpheus werd rigoureus gestraft omdat hij achterom keek. Het viel hem misschien op omdat hij zelf als tekenaar ook erg op zien was gericht.


Zo was hij ook gefascineerd door trompe-l’oeils. In zijn boekenkast staat nog steeds het jeugdboek De klepel of de klok. Je weet niet wat je ziet, het Boekenweekgeschenk van 1974 met tekeningen die de kijker steeds op het verkeerde been zetten. Op Escher met zijn veelvlakken raakte hij niet uitgekeken. “Bij Escher stroomt een waterval omhoog,” zegt Ramsey Nasr. “Dat kan natuurlijk niet, maar op de tekening klopt het. Je moet uitkijken met wat je ziet.”

Zijn vader is een Palestijn die tijdens een vakantie in Nederland verliefd werd op een Nederlandse vrouw met wie hij zou trouwen en drie kinderen zou krijgen. Zij is van origine katholiek, hij moslim, maar de religie stond niet voorop in hun huwelijk en in de opvoeding. Ramsey is naar zijn gevoel humanistisch opgevoed. Respect voor anderen en bescheidenheid inzake de eigen voortreffelijkheid stonden voorop.

Moeder doceerde wiskunde en Nederlands, vader Arabisch en Nederlands. Ze voedden hun kinderen eentalig en heel Hollands op. Vader Nasr had het als Palestijn niet altijd even gemakkelijk gehad in Nederland en wilde zijn kinderen dat lot besparen. Toch voelde Ramsey zich door zijn afkomst ‘anders’ dan zijn klasgenoten op het Erasmiaans Gymnasium. Die kwamen bovendien veelal uit rijkere milieus. Zijn schoolvrienden gingen bijvoorbeeld naar een dispuut in Kralingen, een soort voorbereiding op het corps, en daar hoorde hij niet bij. Bovendien was hij, doordat hij op de basisschool een klas had overgeslagen, altijd de jongste.

Uit bokkigheid en uit behoefte aan aandacht besloot hij dan ook maar écht anders te zijn. Hij trok overhemden achterstevoren aan, ging oude hippiekettingen van zijn moeder dragen, tooide zich met vreemde kapsels, buttons, lichtgevende bretels en een heleboel ringen. Anderzijds was hij óók degene die slaagde met de hoogste punten van het jaar, zich verbaal kon redden en preses werd van de schoolbond die allerlei feesten en culturele dagen organiseerde. Een outcast die een zeker respect genoot, vat hij het zelf samen.


In die tijd schreef hij zijn eerste gedichtjes en andere bijdragen in het schoolblad. Maar het gesproken woord sprak hem meer aan. Al vanaf de basisschool was hij gek op Neerlands Hoop en Freek de Jonge. Hij kende al hun oude shows uit het hoofd: toonbeelden van de kracht van taal. Zelf stond hij ook graag op de planken. Hij wilde nu niet langer striptekenaar worden, maar cabaretier of toneelspeler. Al sloot hij ook een toekomst als classicus of bioloog niet uit.

Tijdens een culturele avond, toen hij in de vijfde of zesde klas van het gym zat, droeg hij een collage van de Ursonate en ander werk van dada-kunstenaar Kurt Schwitters voor, een spervuur van klank en herhaling, dat een beproeving was voor de toehoorders. “Voor het eerst had ik er maling aan wat het publiek van me vond,” vertelt hij. “Het was meer een hommage aan Schwitters en de taal dan een hommage aan mezelf. Taal die door een vlies heen brak. Dat, ontdekte ik die avond, was wat ik echt wou.”

Op zijn zeventiende ging hij naar Antwerpen om daar aan de vermaarde Studio Herman Teirlinck een intensieve toneelopleiding te volgen. De leerlingen kregen dagelijks van negen tot zeven les en bereidden zich ‘s avonds voor op de volgende dag. Behalve toneel werd er ook filosofie, literatuurgeschiedenis, piano, koorzang, bewegingsleer, schermen, tapdans en ballet gedoceerd.

Een plezierige gewaarwording op de toneelschool was dat hij niet langer het buitenbeentje was, want er zaten wel meer onalledaagse types. En had hij zich op de middelbare school altijd lelijk gewaand, nu kwamen meisje uit het vierde jaar, de stoten van de school, hem zeggen dat hij een mooie jongen was. Hij werd kwaad omdat hij dacht dat het om een soort ontgroening ging, maar ze meenden het. Voor het eerst voelde hij zich niet zozeer gewaardeerd om wat hij kon, als wel om hoe en wie hij was.


Op de toneelschool ontdekte hij ook dat hij echt wilde schrijven. Op dat moment dacht hij nog vooral aan toneelmonologen voor eigen gebruik; misschien dat hij op zijn oude dag nog eens een dichtbundel zou publiceren. Na een paar jaar aan het toneel debuteerde hij in 2000 als poëet. Vijf jaar later werd hij verkozen tot stadsdichter van Antwerpen en begin dit jaar tot Dichter des Vaderlands.

Ramsey Nasr: Tussen lelie en waterstofbom.

De Bezige Bij. €15. www.ramseynasr.nl

Onderwerpen