Spring naar de content

Revolutie in Philips-wijk

Van industriestad is Eindhoven veranderd in een voorpost van innovatie. De metamorfose van de fabrieksterreinen van Strijp S illustreert de nieuwe allure. ‘Dit wordt une grande fte,’ voorspelt architect Jo Coenen, ‘une fte urbaine.’ door Matt Dings, foto’s Jos Lammers

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Wie Eindhoven per trein binnenkomt, ontwaart aan de rechterkant van het spoor een verbazend postindustrieel landschap. Machtige witte fabrieksgebouwen, deels verlaten, rijzen daar op tussen bergen zand en vermalen puin. Een rechthoekige hal wordt net afgebroken; shovels sjouwen met roestig ijzer en brokken beton. Een grote lege vlakte wacht zo te zien op nieuwbouw.

Langs het uitgestrekte industrieterrein, Strijp S geheten, zingen borden dat hier straks niet meer wordt geschaft maar geluncht en dat arbeiders zullen plaatsmaken voor flaneurs. Die beweringen doen onwerkelijk aan voor wie de puinhopen en verlaten fabrieken vanuit de trein passeert. En toch is achter deze stille façade wel degelijk een intrigerende metamorfose gaande, die de voormalige Philipswijk langzaam maar zeker gaat omtoveren tot een – onalledaags – stadsdeel.

In het jaar 2004 maakten fotograaf Jos Lammers en ik voor dit blad een reportage over de herontwikkeling van industrieel erfgoed. Daarbij deden we ook Strijp S aan, met zijn 27 hectare een van de grootste stedelijke herontwikkelprojecten van de Benelux. De transformatie, die tot omstreeks 2020 zal duren, levert Eindhoven een stedelijk gebied op dat net zo groot is als zijn binnenstad en daar vlakbij ligt. De bedoeling is er een levendige stadskern van te maken, gekenmerkt door industriële monumenten, ambitieuze nieuwbouw en een creatieve spirit.

Als we dat proces nu eens een jaar of vijf gingen volgen, zeiden we tegen elkaar; als we al die te verwachten danceparty’s, festivals, evenementen en spektakels nou eens af gingen; als we de dromen, de plannen, de opstekers en de afknappers eens onderzochten en de betrokkenen ontmoetten; dan kon dat een flink boek opleveren. Dat boek is net verschenen: Het nieuwe leven van Strijp S.


De renaissance van oude industriële gebouwen en terreinen is een internationale trend. Bekende voorbeelden zijn de tot lofts verbouwde pakhuizen van New York, de culturele cluster rond de Amsterdamse Westergasfabriek, het Londense museum Tate Modern (een voormalige energiecentrale) en het Parijse Musée Quai d’Orsay (voorheen een treinstation).

Vaak wist men aanvankelijk geen raad met de verweesde terreinen waar de in-dustrie wegtrok, om er tochtige hallen, werkloze schoorstenen, asbest en oud ijzer achter te laten. Maar ze boden ook sfeer en ruimte, die stedelijke rafels, ze hadden een ziel. Er hing sociale geschiedenis onder de dakspanten, de heroïek van uitvindingen en zwaar werk, de geur van roet en smeerolie. En de lege hallen, mer endeels van een maatvoering die de verbeelding tartte en gedecoreerd met het schilderachtige roerende goed van de industriële revolutie, bleken geknipt voor artistieke nieuwlichters die sfeer en betaalbare vierkante meters boven comfort verkiezen.

Op Strijp S kwamen de fabrieksgebouwen vrij doordat Philips, de eigenaar, er wegtrok. Door grote saneringen nam de dominantie van Philips in de stad gaandeweg af. In dezelfde tijd ontstonden in en rond Eindhoven duizenden creatieve bedrijven en bedrijfjes, die de regio tot voorpost van innovatie maakten. De Eindhovense fabrieksarbeider werd een kenniswerker.

Die vernieuwers denken niet alleen anders, ze staan ook anders in het leven: ze willen spanning, cultuur, identiteit en esthetiek – zaken waar Eindhoven niet in grossiert. Maar juist tussen de monumenten van de oude industrie schiet nu een nieuwe stedelijkheid op, die tegemoetkomt aan de vraag naar een enerverende omgeving om te wonen, te werken en iets te beleven. Een urbane kern die ook past bij de omvang van een stad van 210.000 inwoners en die Eindhoven, van oudsher een verzameling dorpen zonder vitaal hart, meer samenhang kan geven.


Toen Eindhoven in 2001 had besloten Strijp S een nieuw leven te gunnen, vroeg de stad het stedenbouwkundig bureau West 8 van Adriaan Geuze om een gedetailleerd plan. Geuze, van huis uit landschapsarchitect, trok om te beginnen een groene streep door het gebied. Dat wordt de Torenallee, een duizend meter lange en zestig meter brede esplanade met zes tot tien rijen gevorkte platanen. De bomen staan nu al te groeien bij een nabije hovenier.

In het plan wordt de Torenallee aan één kant geflankeerd door de Hoge Rug, een reusachtig ensemble van drie fabrieksgebouwen uit de jaren twintig, en aan de andere kant door nieuwbouw, waaronder twee ‘sculpturale’ torens van honderd meter. West 8 voorziet nog meer torens op Strijp S, en allemaal getooid met een soort hoed van gekleurd licht, zodat het gebied zich in het avonddonker aan de hemel aankondigt.

Het gebied rond de markante Machinekamer en het Ketelhuis moet het bruisende centrum van Strijp S worden, met een intiem plein en veel levendigheid in de plint van de Hoge Rug: horeca en culturele voorzieningen. Daaromheen komt een woonwijk, ontworpen door Jo Coenen, doorregen met steegjes en vol onverwachte hoeken, een intiem dwaalmilieu, gemodelleerd naar een kashba of een oude Zuid-Europese binnenstad. “Dit wordt une grande fte,” voorspelt Coenen, “une fte urbaine.”

Het nieuwe leven van Strijp S begon vijf jaar geleden in een voormalige bakelietfabriek die met een groot uurwerk is getooid en daarom het Klokgebouw heet. Einde 2004 was ik daar om te zien hoe jonge mensen met attributen sleepten voor het eerste oudejaarsfeest dat er ging woeden en waarvoor tot in de Randstad toe vijfduizend kaartjes waren verkocht. De inrichting van de zalen werd afgestemd op verschillende soorten dance. Een kleinere ruimte was gestoffeerd met groene en paarse kussens waarop vermoeide feestgangers konden chillen. En in een hal waar de vorige week nog zware machines hadden gestaan, werden nu rode fluwelen gordijnen en kroonluchters opgehangen. De klanken van de industrie gingen hier plaatsmaken voor de beats van de vrije tijd.


Vijf jaar later vinden hier nog steeds grote dancefeesten plaats, maar inmiddels afgewisseld met evenementen als de Dutch Design Week en kunst- en technologiefestivals. Daarnaast herbergt het Klokgebouw nu een reeks oefenruimtes voor bandjes, twee fitnessstudio’s, een hotel in wording en de studio’s van een honderdtal creatieve bedrijfjes en individuen. Een hal verderop wordt gebruikt voor theatervoorstellingen. Een belendende loods is omgebouwd tot houten skateparadijs. Weer een ander fabrieksgebouw is herboren als klimhal annex kunstzinnig filmhuis. In de Machinekamer wordt biologisch slowfood geserveerd aan stoere lange tafels tussen wonderlijke pompen en compressoren.

Momenteel komt ook de Hoge Rug tot leven. Op de begane grond van het complex heeft zich Design Store Strijp X gevestigd. Ook betrokken de succesvolle jonge ontwerpers Kiki van Eijk en Joost van Bleiswijk er een groot atelier. Twee weken geleden nog verkenden allerlei kunstenaars tijdens het nieuwe festival Flux-S de nog lege zalen van de witte gebouwen. Weer een stap in de lange gang van dit stadsdeel.

Hoe lang die gang uiteindelijk zal blijken, hangt van het economische getij af. Of het bijvoorbeeld zal lukken Strijp S te tooien met woontorens van iconische allure, is door de crisis onzeker geworden. Diverse plannen zullen wel vertraging oplopen. Maar in de eerste jaren van de metamorfose is hier tussen de industriële kathedralen al zo veel creatieve kracht getoond, dat een toekomst als the place to be Strijp S amper kan ontgaan.

Matt Dings (tekst), Jos Lammers (fotografie): Het nieuwe leven van Strijp S. Per Se. €37,50.


www.uitgeverij-per-se.nl.

Onderwerpen