Spring naar de content

Wedden om je leven

De Amerikaanse schrijver David Benioff kan razend knap vertellen. Een dramatisch oorlogsverhaal krijgt bij hem een luchtige toon. Niet voor niets doet hij het ook goed in Hollywood. door Herman Stevens

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Redactie

Er zijn nog lezers die geloven dat de beste literatuur voortkomt uit tegenslag en misère. Een goed debuut moet eerst door tientallen uitgevers worden afgewezen. Schrijvers krijgen de beste ideeën op een tochtig zolderkamertje, en wanneer erkenning en succes eenmaal komen, duurt het niet lang meer of er komt alleen nog rommel uit hun handen.

Deze zolderkamerromantiek is niet lang vol te houden als je kijkt naar de jonge Amerikaanse schrijver David Benioff, wiens nieuwe roman, City of Thieves, onlangs in ons land in vertaling verscheen als Stad der dieven. Benioff is alleen maar beter gaan schrijven naarmate het hem meer voor de wind ging. Vanaf het begin schreef Benioff naast literatuur ook filmscripts, want deze zoon van een Goldman Sachs-directeur had geen zin om op een houtje te bijten. Toen zijn eerste roman, The 25th Hour, was verschenen, maakte hij er zelf een filmscript van dat door Spike Lee werd verfilmd. Sinds het megasucces van de historische draak Troy kan Benioff twee miljoen dollar vragen voor een script, zoals bij The Kite Runner (De vliegeraar). Dit voorjaar kwam Wolverine uit, een film over ‘gemuteerde superhelden’ die Benioff samen met acteur Hugh Jackman bedacht.

Hollywood is het eindpunt van menige schrijverscarrière geweest. Waarom zou je zwoegen op een roman van vierhonderd pagina’s wanneer je een veelvoud verdient met een script dat hooguit 120 pagina’s telt? Toch is Benioff de literatuur trouw gebleven, en misschien komt dat doordat de literatuur voor hem ook de vrucht van ambacht en discipline is. Hij gaat niet op een terrasje op inspiratie zitten wachten. Literatuur is niet noodzakelijkerwijs beter dan film, alleen anders.


Voor zijn tweede roman, City of Thieves, grijpt Benioff terug op het verhaal van zijn grootouders van moederskant, wier achternaam hij heeft aangenomen. Benioffs grootvader Lev was een tiener tijdens de Duitse blokkade van Leningrad, een bijna negenhonderd dagen durende beproeving waarbij naar schatting een miljoen burgers omkwamen, van honger, door bevriezing of door wapengeweld. Hitler had zich voorgenomen Leningrad te veroveren (hij had al uitnodigingen voor het overwinningsfeest laten drukken), en toen dat niet lukte, moest er in elk geval maximale schade worden aangericht. De bevolking werd uitgehongerd en gek gemaakt met nachtelijke bombardementen.

Lev is net zeventien wanneer de eerste winter van de blokkade inzet. Hij is klein van gestalte. Het enige dat fors aan hem is, is zijn karikaturale jodenneus. Als de Duitsers de stad in handen krijgen, maakt hij met zo’n neus geen kans. Zijn moeder en zusje zijn al uit de stad geëvacueerd, maar Lev wil ‘Piter’, zijn stad, verdedigen. Hij blijft, terwijl op straat de bevroren lijken zich opstapelen en iedereen 24 uur per etmaal de stad afschuimt voor een korst brood.

City of Thieves is geen historische roman. Op geen moment krijgen wij tussen de regels informatie toegeschoven die ons overzicht op de oorlogssituatie geeft, want Lev weet ook niet wat er buiten zijn gezichtsveld allemaal aan de hand is. Het leven onder Stalin is absurd (Levs vader is opgepakt en verdwenen omdat hij een poëziebundel had geschreven die niet goed viel), en het Duitse beleg verhevigt die absurditeit alleen maar. Wanneer Lev wordt betrapt met een heupflacon schnaps van een dode Duitse parachutist wordt hij in de dodencel gesmeten, want alles van de vijand is staatseigendom. Hij krijgt al snel gezelschap van een opmerkelijk zorgeloze deserteur die graag over de literatuur praat.


De volgende dag wordt het tweetal voor de commandant gebracht, die besluit hen nog niet te laten afschieten. Dat kan altijd nog. Eerst krijgen ze een ontbijt zoals ze sinds het begin van de blokkade niet meer hebben gezien, en ze krijgen de kans hun eigen leven te redden. Want de commandant heeft een probleem. Zijn dochter trouwt over een week. Ondanks het beleg wordt de bruiloft in grootse stijl gevierd, er ontbreekt alleen één ingrediënt voor de bruiloftstaart. In heel Leningrad zijn geen kippen meer te vinden, laat staan eieren. Als de twee jongemannen een dozijn eieren weten te vinden, zijn ze vrij.

Wedden om je leven. Het is een van de simpelste plotmechanismen, maar David Benioff laat zien dat simpel niet altijd fout hoeft te zijn. Aan deze scène kun je zien waarom hij een van de beste scenarioschrijvers van zijn generatie is. Alles klopt. De dialoog knispert en de setting is ijzersterk: twee jongemannen die elkaar voor het eerst in het daglicht zien en de gebutste commandant die hen tot elkaar veroordeelt. Alleen samen maken ze een kans. Ondertussen draait buiten de dochter van de commandant pirouettes op het ijs, gehuld in vossenbont, het zinnebeeld van de vrijheid.

Benioff is een vakman die een verhaal een goed stel benen weet te geven. Daarom verhoogt hij tegen het einde de inzet nog eens met een nieuwe weddenschap, wanneer Lev tegen een Duitser moet schaken voor zijn leven (en een dozijn eieren). Benioffs grootste troef is echter de metgezel die Lev op zijn tocht meekrijgt. Kolja is een vrouwenversierder die in veel opzichten Levs totale tegenpool is. Zo hoort het sinds Don Quichot en Sancho Panza eropuit trokken. Kolja is een handige man van de praktijk, maar ook een kletsmajoor die de godganse dag over zijn seksuele avonturen loopt te praten, al dan niet gefantaseerd. Lev durft amper een meisje aan te kijken en hij heeft nog nooit de trekker van een vuurwapen overgehaald. Zo wordt de barre tocht door eindeloze sneeuwvlakten, platgebrande dorpjes en langs een bordeel-boerderij uiteindelijk voor Lev een reis waarop hij ontdekt wat de liefde is. Weliswaar is hij aan het eind van hun avontuur nog steeds maagd, maar hij weet nu tenminste wat er tussen mannen en vrouwen gebeurt. En hij heeft ook de heldendaad verricht die een man van hem maakt.


Een slot met een traan. Je kunt al horen hoe City of Thieves in Hollywood als geheide succesfilm aan de man wordt gebracht: coming-of-age-verhaal, buddy movie, road movie, oorlogsavontuur, en dat alles voor één prijs. Het zijn allemaal manieren waarop Benioff de lezer in zijn greep heeft, en zijn greep is zeker. En toch zal het boek altijd beter blijven dan de film, want Benioff doet wel een beroep op onze gevoelens, maar blijft altijd ingetogen. Het wordt nergens een drama, en dat zal bij een verfilming wel anders lopen.

Als er één element is dat City of Thieves literatuur maakt, ondanks alle handreikingen aan Hollywood, is het wel die luchtigheid. Het boek speelt zich af tijdens een van de absolute dieptepunten in de geschiedenis van de mensheid. De lezer struikelt over de uitgemergelde lijken en de vuurgevechten liegen er ook niet om. En toch blijft het een vrolijk verhaal van twee montere jongemannen die al redetwistend en vuilbekkend door de sneeuw ploeteren. Dat is een kunstje dat maar weinig schrijvers ons flikken.

David Benioff: Stad der dieven. Vertaling Sandra van de Ven. Signatuur. €19,95.

City of Thieves. Penguin. Importeur: Sceptre. €9,95. Ook verkrijgbaar via www.ako.nl.

Onderwerpen