Spring naar de content

Wo ist hier ein Wilders?

Duitsland lijkt tijdens verkiezingscampagnes altijd erg op Nederland. Toch zijn er ook verschillen. door Roelof Bouwman

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Redactie

Nederlandse toeristen vinden het doorgaans een van de ergste dingen die ze in het buitenland kan overkomen: aangezien worden voor een Duitser. We vinden dat vooral zo vervelend omdat nogal wat Nederlanders in de veronderstelling verkeren dat onze ‘gezellige’, ‘tolerante’, ‘egalitaire’ en ‘ongecompliceerde’ volksaard radicaal verschilt van die van onze oosterburen. Want de gemiddelde Duitser, is die niet arrogant, lawaaierig, humorloos en gesteld op orde en hiërarchie?

Maar toch, misschien moeten we niet te hard oordelen over al die onpartijdige waarnemers die ons met Duitsers plegen te verwarren. Want zeker nu Duitsland in de ban is van de Bondsdagverkiezingen die zondag zullen worden gehouden, valt op hoeveel overeenkomsten er zijn met Nederland.

Zo lijkt er in beide landen sprake te zijn van een soort heimwee naar de tijd dat het politieke landschap nog werd gedomineerd door Grote Persoonlijkheden. Want net zoals er in Nederland met de regelmaat van de klok wordt gemijmerd over de gloriejaren van charismatische en verbaal hoogbegaafde politieke kopstukken als Joop den Uyl, Dries van Agt en Hans Wiegel, leeft ook in Duitsland een onderhuids verlangen naar de politici ‘van vroeger’. Boulevardkrant Bild zette ze onlangs nog eens op een rijtje: Konrad Adenauer, Ludwig Erhard, Willy Brandt, Franz Josef Strauss, Herbert Wehner, Helmut Schmidt, Helmut Kohl – dát waren pas karakters. Je was vóór ze, of juist heel erg tegen, maar ze stónden tenminste ergens voor. Zeker, ze hadden, behalve een duidelijke missie, ook scherpe kantjes en de nodige krassen op hun ziel, maar juist dat maakte ze écht en dus groot(s). Kom daar maar eens om, bij de huidige generatie Vinex-politici.


Een andere overeenkomst tussen de politieke constellatie in Duitsland en Nederland heeft een wat zakelijker karakter: de omstandigheid dat beide landen de afgelopen jaren werden geregeerd door een centrum-links coalitiekabinet onder aanvoering van een christen-democratische premier. Eveneens opmerkelijk: in beide landen pakte die samenwerking slecht uit voor de sociaal-democratische juniorpartner. Want net als de PvdA kreeg ook de SPD de afgelopen jaren zware electorale klappen. Ter illustratie: zowel de PvdA (12 procent) als de SPD (20,8 procent) boekte in juni bij de Europese verkiezingen een historisch lage score. Gevolg: in zowel Duitsland als Nederland is een flink gat ontstaan tussen de regeringspartijen. In het voordeel, uiteraard, van de christendemocraten.

Frappant is ook dat PvdA en SPD de afgelopen jaren beide werden geconfronteerd met een nieuwe en succesvolle electorale concurrent ter linkerzijde. In Nederland was (en is) dat de SP, een voorheen maoïstisch-stalinistische splinterpartij die zich gaandeweg wist te ontwikkelen in links-populistische richting. Tezelfdertijd kreeg de SPD te maken met de politieke erfgenamen van de SED, de voormalige ‘staatspartij’ van de DDR. Na de val van de Muur ontdeed die partij zich van haar belangrijkste communistische geloofsartikelen, waarna een fusie volgde met een aantal links-dissidente SPD’ers onder aanvoering van Oskar Lafontaine. De aldus ontstane politieke partij Die Linke timmert sindsdien aan de weg met parolen (‘Reichtum für alle’) die sterk aan ‘onze’ SP doen denken. Net als in Nederland blijken ook in Duitsland met name kiezers uit de lagere welstandsklassen – van oudsher het kernelectoraat van de sociaal-democraten – daar zeer gevoelig voor.


Maar verschillen tussen de politieke stand van zaken in Duitsland en Nederland zijn er ook. Het eerste wat opvalt, is de positie van de liberalen. Zowel de Nederlandse VVD als haar Duitse zusterpartij FDP voerde de afgelopen jaren oppositie tegen een centrum-linkse regering. Maar terwijl dat Mark Rutte in de peilingen slechts verlies opleverde, groeide de FDP van Guido Westerwelle – die constant hamert op de noodzaak van belastingverlagingen – als kool. Meest waarschijnlijke consequentie: Merkel zal regeringspartner SPD na de verkiezingen gaan inruilen voor de FDP. Dat zou betekenen dat Duitsland voor het eerst sinds het langjarige kanselierschap van Helmut Kohl (1982-1998) weer zal worden geregeerd door een centrum-rechts kabinet.

Minstens zo opvallend is dat het Duitsland ontbreekt aan een politicus van het kaliber Geert Wilders. Wie niet beter weet, zou diens PVV wellicht op één lijn willen stellen met de kleine Nationaldemokratische Partei Deutschlands (NPD), die bij de Bondsdagverkiezingen van 2005 1,6 procent van de stemmen kreeg. Maar die vergelijking gaat mank, aangezien het in de NPD wemelt van onversneden nationaal-socialisten die – in tegenstelling tot Wilders – fel van leer trekken tegen de drie hoofdvijanden die ook Adolf Hitler al op z’n lijstje had staan: het kapitalisme, het ‘Amerikaanse imperialisme’ en het door Israël belichaamde ‘internationale zionisme’. Al te veel kritiek op orthodoxe moslims – die immers óók tegen Israël, Amerika en het kapitalisme zijn – past slecht in dat plaatje, waarbij dan ook nog bedacht moet worden dat Duitse neonazi’s doorgaans niet zijn vergeten dat de Waffen-SS tijdens de Tweede Wereldoorlog in Hongarije en Bosnië werd ondersteund door speciale moslimdivisies.


Voor zover Wilders in Duitsland geestverwanten heeft, moeten die eerst en vooral worden gezocht op de rechterflank van de CDU en de Beierse CSU.

Dat ze zich – anders dan Wilders – niet losmaken van hun moederpartij, heeft niet alléén te maken met de voor nieuwkomers las-tige kiesdrempel van vijf procent die Duitsland kent. Minstens zo beslissend is dat de Duitse christen-democraten zich altijd openlijk hebben geprofileerd als hoeders van zowel christelijk-sociale, liberale als conservatieve denkbeelden. Ook in het nieuwe, eind 2007 vastgestel-de Grundsatzprogramm van de CDU staat dat al op de eerste bladzijde zwart op wit vermeld. In elk geval op papier heb- ben rechtse kiezers in Duitsland dus een solide politiek dak boven hun hoofd.

Zouden de Nederlandse christen- democraten daar nog wat van kunnen leren? Misschien wel. Al was het maar omdat de CDU bij de aanstaande Bondsdagverkiezingen op het punt staat om (wederom) meer dan 35 procent van de stemmen binnen te slepen. Ter vergelijking: het CDA – dat momenteel in de peilingen rond de twintig procent balanceert – lukte dat voor het laatst in 1989, alweer twee decennia geleden.

Onderwerpen