Spring naar de content

Kruitvat Kaukasus

De explosieve situatie tussen de Kaspische Zee en de Zwarte Zee wordt steeds gevaarlijker voor de regering in Moskou. Met de oorlog tegen Georgië wist het Kremlin dan wel respect af te dwingen, maar het streven naar onafhankelijkheid houdt aan. En moslimfundamentalisten vechten intussen voor een kalifaat.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

De oude man die in Moskou wordt gezien als de meest gezaghebbende ideoloog van de radicale islam en als een gevaarlijke onruststoker op Russisch grondgebied, laat thee serveren. Een warme wind waait van de Kaspische Zee omhoog tot in zijn woning boven Machatsjkala, de hoofdstad van de republiek Dagestan. In het zuiden zijn de hellingen te zien van de Kaukasus, de bergketen tussen de Kaspische en de Zwarte Zee die al eeuwenlang een speelbal van de grote mogendheden is. Ali Alijev, zoals zijn burgerlijke naam luidt, sluit de ramen en zet de airconditioning aan, zodat het bezoek het niet te warm krijgt.

Maar de 77-jarige grijsaard is beter bekend onder zijn kunstenaars- en oorlogsnaam Adallo. Hij heeft dromerige gedichten geschreven: “Alleen bij het feest van het leven glimlach ik naar alles wat mijn hart beroert,” staat in een ervan. De dichter heeft een lange baard, sneeuwwit als zijn hemd; de pijpen van zijn grijze broek vallen tot op zijn blote voeten.

“Ik kan alleen maar lachen als mensen mij de Bin Laden van de Kaukasus noemen,” zegt hij, en hij zoekt naar een internationale opsporingslijst waarop hij voorkomt, samen met de ondergedoken oprichter van het terreurnetwerk Al-Qaida. “Ik kan niet eens Arabisch lezen.”

Adallo trok in de jaren negentig zij aan zij met de Tsjetsjeense verzetsleider Sjamil Basajev door de nabijgelegen bergen. Met diezelfde Basajev, die zelfs in ziekenhuizen nog mensen gijzelde, net als zijn geestverwanten later kinderen gijzelden in de school van Beslan. Sinds hij uit Turkse ballingschap is teruggekeerd, staat Adallo onder huisarrest. Hij is kennelijk niet veranderd, want een terreurdaad zoals die in Beslan, waarbij in 2004 naast 31 aanvallers ook 334 schoolkinderen, ouders, leraren en soldaten om het leven kwamen, houdt hij nog steeds voor gerechtvaardigd: “De Russen hebben in de oorlog tegen Tsjetsjenië veel meer onschuldige mensen gedood.”


Adallo geldt als de geestelijk leidsman van de mannen die dromen van een islamitische Kaukasus, als pleitbezorger van een grensoverschrijdend kalifaat waar de sharia geldt. In de regio doden ondertussen ondergrondse strijders voor deze zaak dagelijks vertegenwoordigers van de staatsmacht, en Moskou slaat met dezelfde meedogenloosheid terug.

Alleen al in de eerste vijf maanden van dit jaar zijn in de Kaukasus meer dan driehonderd aanslagen gepleegd. Daarbij kwamen 75 politiemensen en 48 burgers om het leven. De autoriteiten op hun beurt ‘liquideerden 112 bandieten’, zoals de Russische president Dimitri Medvedev het uitdrukte.

De regio vormt ‘een van de grootste problemen van het Kremlin’, waarschuwde afgelopen woensdag Alexej Malasjenko, veiligheidsexpert bij het Carnegie Moscow Center. Het geweld bedreigt ‘in toenemende mate de hele regio’, bekrachtigde diezelfde dag Gennadi Saizev, de vroegere leider van antiterreurcommando Alpha.

Adallo ziet dat anders. Als iemand met een machinepistool jouw woning binnen dringt, zegt hij, dan mag je je toch zeker met een bijl verdedigen? Met die woning bedoelt hij de Kaukasus, en Rusland is de indringer. Dan begint hij over Charles de Gaulle, zijn favoriete westerse politicus, omdat die ervoor had gezorgd dat Algerije zijn onafhankelijkheid had gekregen, zij het na een koloniale oorlog die met extreme wreedheid werd gevoerd. “Ook voor de Russen is de tijd gekomen, hier in de Kaukasus.”

Het is een jaar geleden dat Moskou in deze regio oorlog voerde tegen Georgië. De strijd richtte toen opnieuw de aandacht van de wereld op het kruitvat dat de Kaukasus is. Het was een oorlog om de kleine separatistische republiek Zuid-Ossetië, die zich had afgescheiden van Georgië en door Tbilisi weer zou worden ingelijfd. Rusland wierp zich op als beschermheer van Zuid-Ossetië en bracht het Georgische leger in vijf dagen een verpletterende nederlaag toe. Maar wat betekent deze overwinning voor de rest van de regio?


Die betekent dat Moskou sindsdien dubbel onder druk staat. In de Kaukasus-republieken Dagestan, Ingoesjetië en Tsjetsjenië moet Moskou zich nu meer dan ooit bewijzen als handhaver van de orde, die veiligheid garandeert, welvaart creëert en de islamisten aan banden legt. Voor de staten in het zuiden van de Kaukasus moet Moskou echter zijn aantrekkingskracht vergroten, zodat behalve Georgië niet ook Armenië, tot nog toe de trouwste bondgenoot, en het olierijke en nog steeds tussen Moskou en Washington laverende Azerbeidzjan onder Amerikaanse invloed raken.

Maar nergens smeulen in een klein gebied zo veel conflicten als in de Kaukasus. Op een oppervlakte zo groot als Zweden komen ongeveer veertig volkeren met ruim vijftig taalfamilies met elkaar in aanraking. Er wonen hier slechts 26 miljoen mensen, maar zij worden gescheiden door grenzen met een totale lengte van 3500 kilometer, die bovendien vaak worden betwist. Zes oorlogen hebben hier gewoed sinds de afbrokkeling van de Sovjet-Unie, en het is de gevaarlijkste grensregio van de Europese Unie.

Uitgerekend door dit gebied moet ooit gas uit Centraal-Azië en Azerbeidzjan naar Europa gaan stromen. De pijpleiding ligt op nog geen honderd kilometer van de grens van Zuid-Ossetië, de inzet van de meest recente oorlog, waar Moskou nu zijn tanks in stelling heeft gebracht.

De grote mogendheden houden deze regio dan ook nerveus in de gaten. Nauwelijks had de Russische president Medvedev begin juli zijn Amerikaanse tegenspeler Barack Obama in Moskou ontvangen, of hij spoedde zich demonstratief naar Zuid-Ossetië. Niet veel later beloofde Obama’s vicepresident Joe Biden de Georgische president Michail Saakasjvili de steun van Washington. Tegelijkertijd stuurde Amerika de torpedobootjager USS Stout naar de Georgische kust, terwijl Rusland 8500 soldaten op de been bracht voor de oefening Kaukasus 2009.


Wie zal het dus in de toekomst voor het zeggen hebben in de Kaukasus? Het Westen? De Russen? De islam?

Moskou heeft zich door de snelle overwinning van vorig jaar om te beginnen respect verschaft in de regio, waar macht als grote deugd wordt gezien en zelfs een cultus is. Het is met de twee afvallige gebieden Zuid-Ossetië en Abchazië twee protectoraten rijker, maar heeft tegelijkertijd ook een geloofwaardigheidsprobleem. Terwijl het Kremlin de onafhankelijkheid van Zuid-Ossetië en Abchazië van Georgië heeft bevochten, onderdrukt het vergelijkbare separatistische aspiraties in eigen land, in het geval van Tsjetsjenië tegen de prijs van twee oorlogen met vermoedelijk meer dan honderdduizend doden.

“U hoeft maar om u heen te kijken in Dagestan en de Kaukasus,” zegt de dichter Adallo in Machatsjkala. “Hier kan niemand meer rustig slapen. De mensen niet, en de machthebbers ook niet.”

Acht weken geleden werd de Dagestaanse minister van Binnenlandse Zaken op een bruiloft door een scherpschutter midden in het hart getroffen. De minister, die de reputatie had zelf graag een handje te helpen bij het folteren van ondergrondse strijders, werd postuum door Moskou geëerd als ‘Held van Rusland’. De burgemeester van Machatsjkala, eveneens een man met een twijfelachtige reputatie, heeft vijftien aanslagen overleefd. Hij bestuurt de onrustige kustplaats inmiddels vanuit een rolstoel.

Vanuit Machatsjkala voert een nieuwe betonweg naar de bergen in het zuidwesten, waardoor Russische pantservoertuigen en Dagestaanse politiepatrouilles zich sneller kunnen verplaatsen op hun jacht naar opstandelingen. Het aantal rebellen wordt alleen al in deze streek op duizend geschat. Het zijn mannen die in de Kaukasus geen werk meer kunnen vinden en die in Rusland geen baan krijgen omdat ze daar als tweederangs burgers worden beschouwd. Dat wakkert de geest van verzet van de strijdbare bergvolken alleen maar verder aan.


Het gehucht Goebden is omsingeld door troepen van het Russische ministerie van Binnenlandse Zaken en van de binnenlandse geheime dienst FSB: om de zoveel meter staan controleposten. De verontwaardigde inwoners tonen foto’s van twee doden die sporen vertonen van verschrikkelijke folteringen. Het avondnieuws van de staatstelevisie meldt daarentegen dat het verzetsstrijders waren die gedood zijn bij een vuurgevecht met de politie.

Misschien ging het wel om een wraakactie: een paar dagen eerder waren politiemensen in een hinderlaag gelokt en neergeschoten. Het is niet gemakkelijk in de Kaukasus slachtoffers en daders van elkaar te onderscheiden. In naam van Allah dwingen sommige strijders als ordinaire criminelen de betaling van protectiegeld af. Politie en geheime diensten doden op hun beurt ook onschuldige mensen om Moskou nieuwe successen bij de jacht op terroristen te kunnen melden.

De bergvesting Achoelgo ligt er ogenschijnlijk vreedzaam bij, op een hoogte van 2100 meter. Een oud vrouwtje verkoopt ansichtkaarten met het portret van Imam Sjamil, nog steeds de held van de bergvolkeren. Sjamil bood weerstand aan het Russische leger toen Moskou in de negentiende eeuw de Kaukasus veroverde. Die veroveringsoorlog verslond alleen al in 1855 een zesde van de begroting van het tsaristische Rusland en kostte meer dan de verovering van India door de Britten.

Nog steeds moet het Kremlin diep in de buidel tasten. In Botlich, niet ver van de grens met Tsjetsjenië en Georgië, heeft het Kremlin een onderkomen gebouwd voor drieduizend soldaten. Op het dorpsplein prijkt een plakkaat van Vladimir Poetin, die gas en stroom belooft. Dat is er ook gekomen; desondanks zijn de elfduizend inwoners ontevreden. Het garnizoen heeft hen van weideplaats voor hun koeien beroofd, en erger nog: het vormt een bedreiging voor hun oude gebruiken. Een van de dorpsoudsten moppert over de vrouwen van de Russische officieren, die ‘in korte rokken of mannenkleding’ over het marktplein wandelen als ze boodschappen doen. Met die mannenkleding worden broeken bedoeld.


De welvaart waar zo op werd gehoopt, is er nog steeds niet. Botlich stond in de Sovjettijd bekend om zijn abrikozen, maar de kleine sapfabriek ligt nu stil omdat het vervoer van de producten naar de Russische steden te duur is. Daarbij ondersteunt het Kremlin de Kaukasus met miljarden; tachtig procent van de Dagestaanse begroting wordt door Rusland gefinancierd. Voor het Kremlin is de Kaukasus een armenhuis.

Naar Abchazië, dat aan de westelijke rand van de bergketen ligt, is het vanuit Dagestan een rit van 1300 kilometer over de M29. De steden langs de weg illustreren de afnemende invloed van de centrale regering in Moskou. In Grozny, de hoofdstad van Tsjetsjenië, heeft de despoot Ramzan Kadirov, die door Poetin in het zadel is geholpen, de grootste moskee van de Kaukasus gebouwd. Kadirov regeert hier alsof Tsjetsjenië een onafhankelijke staat is; zijn woord is wet. Hier onderzocht de strijdster voor burgerrechten Natalja Estemirova schendingen van de mensenrechten door aanhangers van Kadirov, tot zij vorige maand werd vermoord.

Niet ver van Magas, de hoofdstad van Ingoesjetië, raakte president Joenoes Bek Jevkoerov in juni zwaargewond bij een bomaanslag. De Russische veiligheidsmensen hebben zich daar achter een tien meter hoge versperring verschanst die de granaten van de rebellen moet opvangen. Een stuk verder, bij Vladikavkaz, de hoofdstad van Noord-Ossetië, ligt Beslan: daar vond in 2004 het eerdergenoemde gijzelingsdrama plaats. Alleen Sotsji, helemaal aan de westelijke rand van de Kaukasus, straalt enige hoop uit. Hier worden in 2014 de Olympische Winterspelen gehouden.

Vanuit het kuuroord aan de kust van de Zwarte Zee is het drie uur met de auto naar Soechoemi, de hoofdstad van Abchazië, dat door Moskou inmiddels wordt behandeld als een zelfstandige staat, alleen om Tbilisi te pesten. In het regeringsgebouw, een wit gebouw uit de tijd van Stalin, omgeven door palmen en gerenoveerde hotels, voelt een gedrongen man met een hoog voorhoofd zich gevangen ‘tussen het kleine imperium Georgië en het grote imperium Rusland’. Stanislav Lakoba is coördinator van de veiligheidsdiensten bij de Abchazische regering, maar door Moskou wordt hij met wantrouwen bekeken. De historicus heeft namelijk een aantal boeken geschreven waarin hij de Russische geschiedschrijving weerlegt die verkondigt dat Abchazië in 1810 ‘vrijwillig’ tot het tsarenrijk is toegetreden.


Lakoba geldt als de man die al jarenlang het denkwerk voor de Abchazische onafhankelijkheidsbeweging verricht. En anders dan de straatarme Zuid-Osseten, die zich graag willen aansluiten bij Noord-Ossetië dat op Russisch grondgebied ligt, kunnen veel van de 200.000 inwoners van Abchazië het idee van een echte onafhankelijkheid wel waarderen. Een echt kritische pers veroordeelt de overheersende rol van Moskou in de 220 kilometer lange kuststrook, die ooit als de ‘Cte d’Azur van de Sovjet-Unie’ twee miljoen toeristen per jaar trok.

Sinds Lakoba’s baas, de Abchazische president Sergej Bargapsj, buitenlanders wil toestaan onroerend goed te kopen, is de dreigende uitverkoop aan Russen het belangrijkste gespreksonderwerp in de cafés. “Het kan ons straks vergaan als de indianen die Manhattan tegen goedkope halskettingen hebben geruild,” waarschuwt de hoofdredacteur van een plaatselijke krant.

In zijn ‘Geschiedenis van Abchazië’ heeft Lakoba beschreven hoe zijn land werd geteisterd door strafexpedities en bloedige ‘zuiveringen’, de ene keer op instigatie van Moskou, dan weer op die van Tbilisi. Onder de slachtoffers was ook Lakoba’s oudoom Nestor. Hij was hoofd van de Abchazische republiek toen de Georgische communistische leider, Lavrenti Beria, hem in 1936 in Tbilisi vergiftigde, en daarmee hetzelfde deed met de verhouding tussen Abchazië en Georgië.

De politiek van de bolsjewieken inspireerde Lakoba tot de formule: “Het tsarisme had Abchazië nodig, maar zonder de Abchaziërs.” Wat voor Abchazië heeft het poetinisme nu nodig? De sterke man van Rusland wil graag verhinderen dat NAVO-kazernes op Georgisch gebied te dicht in de buurt komen van zijn zomerverblijf in Sotsji. Hij houdt vast aan Abchazië en Zuid-Ossetië als onderpand. Maar Lakoba droomt van Abchazië als een ‘kleine, neutrale staat die openstaat voor de wereld’.


De weg van Soechoemi naar de armoedige provinciehoofdstad Gali, zeventig kilometer zuidelijker, wordt omzoomd door uitgebrande huizen: de sporen van de burgeroorlog in de jaren negentig. Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie hadden Georgische militairen en paramilitairen de Abchaziërs aangevallen die naar onafhankelijkheid streefden en door Moskou werden ondersteund. Aan beide kanten stierven achtduizend soldaten en burgers; 240.000 mensen ontvluchtten Abchazië.

Vanwege de burgeroorlog kan zelfs de kleinste splintergroepering in Abchazië zich reïntegratie in het Georgische staatsverband niet voorstellen. De ‘territoriale integriteit van Georgië’, zoals de Amerikanen en Europeanen die verlangen, is op het ogenblik niet meer dan een holle kreet.

Van Gali voert een weg vol kuilen, waarop meer magere ossen dan mensen onderweg zijn, naar de Abchazisch-Georgische grens. De controlepost wordt bemand door geüniformeerde Abchaziërs in roestige metalen hutten en grenstroepen van de Russische FSB, die achter prikkeldraad hun grijze tenten hebben opgeslagen.

De verbinding met het eigenlijke Georgië wordt gevormd door een brug over de rivier de Ingoeri, die na de oorlog door Duitse krijgsgevangenen is gebouwd. De troebele rivier stroomt tussen de vijandelijke Kaukasus-republieken. Op de andere oever zijn Georgische dorpen zichtbaar die als een fata morgana in de gloeiende hitte van de vroege namiddag glinsteren.

Een kromgebogen vrouwtje van tachtig sleept zich in veel te wijde rubberlaarzen naar de brug. Ze woont in een dorpje aan de Abchazische kant, maar was voor een behandeling in het ziekenhuis in de nabijgelegen Georgische stad Soegdidi. Het grensverkeer gaat met paard en wagen. Het straatarme oude vrouwtje kan zich die ene lari, omgerekend 42 cent, om zich te laten rijden niet veroorloven. Maar de redding is nabij. Een konvooi van vier gepantserde jeeps onder de blauwe vlag van de EU nadert behoedzaam de brug. Een Litouwse officier stapt uit, praat even met de vrouw en geeft haar een lari.


Sinds de Verenigde Naties vanwege een Russisch veto niet meer mogen patrouilleren in Abchazië en sinds de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) haar missie in Georgië, Abchazië en Ossetië onder Russische druk moest opgeven, stelt de EU de enige internationale waarnemers in het crisisgebied ter beschikking. Aan de 170 kilometer lange grens met Abchazië zijn 69 manschappen uit 13 landen ingezet.

Carsten Fromman, een blonde hoofdinspecteur van de recherche uit het Duitse Dessau, die eerder dienst deed in Soedan, geeft het bevel tot verder rijden. “Bij een frontale aanval alle wagens in de achteruit terug, bij een aanval in het midden, de voorste wagens vooruit, de achterste achteruit,” commandeert hij, voor ze ‘de smerige driehoek’ binnen rijden, een paar vierkante kilometer grensgebied waar smokkelaars steeds weer voor problemen zorgen.

Sinds juni noemen de EU-waarnemers het gebied de ‘bloedige driehoek’. Door een exploderende mijn kwam de chauffeur van de ambulance van de missie om het leven. Vandaag gaat alles van een leien dakje. Alleen in het kleine dorpje Paloeri met zijn duizend inwoners wordt het konvooi tegengehouden door een opgewonden menigte. Al anderhalve maand hebben de dorpelingen geen stroom meer. “Menigeen hier zou graag door ons worden bestuurd,” zegt de Duitse blauwhelm kolonel Wolfram Hoffmann.

Aan de Ingoeri staat vlak achter de Georgische grenspost een groot bord met het portret van de Georgische president Saakasjvili: streepjespak, rode das, en daarbij de slogan: ‘Wij verenigen Georgië’. Saakasjvili, die in 2003 bij de Rozenrevolutie aan de macht kwam, heeft de Georgische economie op gang geholpen dankzij privatiseringen en financiële injecties uit het buitenland.


Hij heeft wegen aangelegd, de corruptie bij de politie aan banden gelegd en ervoor gezorgd dat er nu min of meer regelmatig water, gas en elektriciteit is. Maar dat telt nu allemaal niet meer. Sinds zijn poging Zuid-Ossetië met wapengeweld terug te krijgen, is mislukt, noemen zijn tegenstanders Saakasjvili ‘Michail de Verwoester’. Dat heeft echter nog niet tot zijn door Moskou zo vurig verlangde val geleid: het Westen steunt hem nog steeds, en de oppositie is verdeeld.

Wat blijft er voor Rusland na de oorlog in Georgië in 2008 over? Moskou maakt de dienst uit in twee reepjes land in de zuidelijke Kaukasus, die samen ongeveer de provincies Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel beslaan, en alleen worden erkend door Nicaragua. De rest van de zuidelijke Kaukasus met zijn grondstoffen en pijpleidingen gaat meestal zijn eigen gang, terwijl in de noordelijke Kaukasus de wetteloosheid van dag tot dag meer om zich heen grijpt. “Het Kremlin heeft geen flauw idee wat het nu als eerste moet doen in deze regio,” zegt politicoloog Malasjenko uit Moskou.

Alleen aan de Armeense grens met Turkije, in het dorp Loesarat aan de voet van de met sneeuw bedekte berg Ararat, spreken de boeren nog van de Russen als ‘de broeders die ons beschermen’. Troepen van Moskou bewaken hier de Armeense grens, Rusland leidt Armeense officieren op en levert praktisch alle aardgas dat nodig is. Rusland is ook eigenaar van de pijpleidingen in het land, de meeste energiecentrales, de grootste provider voor mobiele telefonie en zelfs van de nationale spaarbanken.

Van de Armeense export gaat echter tachtig procent via Georgië. Omdat de regering in Jerevan zich door de Russisch-Georgische oorlog bewust is geworden van het economische isolement van het bergland, doet zij nu pogingen om tot een voorzichtige verzoening met aartsvijand Turkije te komen. Weldra zou de grens, die sinds 1993 gesloten is vanwege de Azerbeidzjaans-Armeense oorlog om de enclave Nagorno Karabach, weer open kunnen gaan. De Turken hebben zich al bereid verklaard de betrekkingen te normaliseren, maar wachten nog tot de Armeniërs hun troepen terugtrekken uit Azerbeidjan.


In de schaduw van een appelboom zit een dorpsbewoner aan een tafeltje. Iedere keer als er iemand belt, klinkt er in plaats van een beltoon een krachtige stem: “Kameraad, neem op. Stalin wil je spreken.” Van het imperium van de Sovjetdictator, die afkomstig was uit Georgië, getuigt aan de grens met de NAVO-staten alleen nog deze armoedige voorpost Loesarat. Ieder jaar, bij gelegenheid van de dag van de grenstroepen, brengen de dorpelingen de Russische soldaten abrikozen en omarmen ze hen.

Zoals het in Loesarat is, zo zou Mos-kou het graag zien in de hele Kaukasus. Maar dat het verleden ooit nog eens toekomst wordt, geloven ze zelfs in het Kremlin niet.

Onderwerpen