Spring naar de content

Kruisridder of querulant

Toen hij als student in de jaren zestig op wanbeleid stuitte, zocht hij al de confrontatie. Pieter Lakeman is er nooit mee gestopt. door Roelof Bouwman

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Redactie

Nee, er zijn wel dispuutgezelschappen van het Amsterdamsch Studenten Corps waarvan in de loop der jaren méér (later) beroemd geworden Nederlanders lid waren dan van SIRIUS, voluit Stella Illa Resplendeat In Unione Studiosorum. Sterker nog: behalve Pieter Lakeman komen slechts de ex-Sirianen Bartho Braat (vooral bekend als Jef Alberts uit Goede Tijden, Slechte Tijden) en Edwin de Roy van Zuydewijn (de voormalige echtgenoot van prinses Margarita) voor vermelding in aanmerking. Maar toch: de Lakeman die de afgelopen weken door de media werd getypeerd als luis in de pels, dwarsligger en doorbijter par excellence, die Lakeman bestond ook al in de jaren zestig, toen hij nog student en corpslid was in Amsterdam. Het gaat om een episode uit zijn leven waarover hij zelden is bevraagd, maar die – met behulp van een aantal universitaire gedenkboeken – toch vrij eenvoudig gereconstrueerd kan worden.

We schrijven 1968. Een aantal Amsterdamse studenten besluit het Mexicaanse consulaat te bezetten – als protest tegen het gewelddadige politieoptreden in dat land tegen linkse demonstranten. De Algemene Studenten Vereniging Amsterdam (ASVA) steunt de bezettingsactie. Voor de dan 26-jarige econometrie-student Pieter Lakeman, zoon van een Amsterdams artsenechtpaar en – net als de meesten van zijn collega-studenten – lid van de ASVA, is het de druppel die de emmer doet overlopen. Sinds hij in 1960 in de hoofdstad ging studeren (aanvankelijk natuurkunde), heeft hij met lede ogen aangezien hoe de ASVA, in 1945 opgericht als een soort studenten-ANWB met veel service en een uitgebreid reductiestelsel, zich steeds nadrukkelijker is gaan manifesteren als een verpolitiekte, links-radicale actiegroep. Een in oktober 1966 in de Amsterdamse Koopmansbeurs belegde ‘teach-in’ over de oorlog in Vietnam was er al een duidelijk symptoom van, maar ook de Mao-vriendelijke ‘China-week’ die de ASVA in 1967 organiseerde.


Lakeman besluit tot een tegenactie. Als woordvoerder van het ‘Algemeen Non Politiek Studentenbelang’ (ANPS) laat hij in een pamflet weten dat hij een proces tegen de ASVA heeft aangespannen. De ASVA, zo vindt Lakeman, moet zich bij zijn leest houden: het behartigen van studentenbelangen. Het doen van politieke uitspraken of het voeren van politieke acties is daarmee in strijd. Belangrijker nog: de statuten van de ASVA zouden dat zelfs verbieden.

Het ANPS wordt echter door de rechter in het ongelijk gesteld, ook in hoger beroep. Voor Lakeman is het geen reden om het bijltje er bij neer te gooien. En dus staat hij nog in datzelfde jaar – 1968 – aan de wieg van de Organisatie voor de Belangenbehartiging van Amsterdamse Studenten (OBAS), bedoeld als een pragmatische, niet-gepolitiseerde tegenhanger van de ASVA. Het concept slaat aan, vooral als de ASVA na de roemruchte Maagdenhuisbezetting (1969) nog verder radicaliseert en daarna, in de jaren zeventig, als mantelorganisatie wordt ingelijfd door de CPN. Voor Amsterdamse studenten die weigeren hun belangen te laten behartigen door een veredelde Marcus Bakker-fanclub, wordt de OBAS het toevluchtsoord bij uitstek. (Eind jaren negentig, toen de stofwolken van de sixties waren opgetrokken, zouden ASVA en OBAS overigens geruisloos in elkaar opgaan.)

Lakeman, die in 1973 afstudeert en vervolgens als scheepvaarteconometrist een baantje vindt op het kantoor van het Rotterdamse transport- en tankopslagconcern Van Ommeren, is dan alweer bezig met andere dingen. Tenminste, zo lijkt het. Maar de man die het als student opnam tegen de machtige bonzen van de ASVA heeft de smaak van het kruisridderbestaan te pakken gekregen. Vanaf 1976 zoekt hij met zijn Stichting Onderzoek Bedrijfs Informatie (SOBI) opnieuw de confrontatie met machtig ogende tegenstanders, nu om zwendel en wanbeleid in het bedrijfsleven aan de kaak te stellen. “Het werk bij Van Ommeren was mij te vrijblijvend,” zou hij later zeggen. “Er werd weinig met mijn ideeën gedaan, vond ik. Toen ben ik maar voor mezelf begonnen. SOBI moest er zijn voor ondernemingen, vakbonden, schuldeisers, aandeelhouders. Iedereen heeft belang bij juiste basisinformatie.”


Talloze bedrijven en financiële instellingen kregen in de daaropvolgende jaren met Lakeman te maken. Zijn beschuldigingen omtrent gesjoemel en gegraai zijn steevast fors, maar blijken zelden voorbarig of slecht onderbouwd. Onder de titel Het gaat uitstekend schreef hij in 1984 zijn eerste bestseller, waarin onder meer Hollandia Kloos, het bedrijf van toenmalig premier Ruud Lubbers en diens broer Rob, er stevig van langs kreeg.

Voor iedereen die intussen was gaan vermoeden dat zijn voortdurende aanvallen op het vaderlandse bedrijfsleven deel uitmaakten van een linkse politieke agenda, kwam Lakeman in 1999 echter met verrassend nieuws. Want in dat jaar – van Pim Fortuyn en Geert Wilders hadden nog maar weinigen gehoord – maakte hij in zijn boek Binnen zonder kloppen op vakkundige wijze gehakt van de naoorlogse Nederlandse immigratiepolitiek. De totale kosten daarvan (een optelsom van onder meer sociale uitkeringen, huursubsidie en kinderbijslag) beraamde Lakeman op zeker zeventig miljard gulden. Migranten- organisaties en progressieve politici reageerden furieus en het Nederlands Centrum Buitenlanders dreigde zelfs met een kort geding.

Was Lakeman, 57 inmiddels, veranderd? Nee, concludeerde HP/De Tijd- verslaggever Auke Kok, die hem kort na publicatie van Binnen zonder kloppen opzocht om een tussenbalans op te maken. Zeker, Lakemans snor was ‘verdwenen onder de tondeuse’ en ook woonde hij niet meer aan een Amsterdamse gracht, ‘maar langs de Vecht, in Loenen, op een steenworp afstand van de Huisje Weltevree-achtige burgemeesterswoning waar hij werkt, ook aan de Vecht, omringd door eeuwenoude eiken, een knus beukenhaagje en reigers die stokstijf langs de oever staan’. Maar voor het overige? Goed beschouwd sloot Lakemans frontale aanval op de Nederlandse immigratie-industrie wel degelijk naadloos aan bij de rest van zijn oeuvre, in die zin dat het hem – wederom – ging om het aan de kaak stellen van regentesk gesjoemel waarvan de rekening werd gepresenteerd aan derden. In Lakemans eigen woorden: “Wat begon als egoïsme – het op aandringen van het bedrijfsleven naar Nederland halen van gastarbeiders om verouderde industrieën nog een tijdje in leven te houden – werd later voortgezet als altruïsme – we kunnen die mensen de deur niet weigeren.


In plaats daarvan hadden we al die miljarden moeten overmaken aan de VN, voor hulp ter plekke, voor echte vluchtelingen, voor de allerarmsten, niet aan mensen die zich een enkele reis Nederland kunnen veroorloven. De kern van mijn boek is: men heeft steeds de fatale economische gevolgen van het beleid gezien, en toch stelde men zich altijd weer tevreden met die narcistische hulpverlening. Dat is volstrekt asociaal.”

Was dat, tien jaar geleden, een andere Lakeman dan de man die onlangs, tot verrassing van tv-kijkend Nederland, in De Wereld Draait Door met de vuist op tafel sloeg toen Yvon Jaspers hem – vanwege zijn rol in de DSB-zaak – van gevoelloosheid betichtte? Nee, voor wie zijn cv kent, was het hoogstens de eerste keer dat Lakeman zich bediende van een non-verbaal uitroepteken.

Onderwerpen