Spring naar de content

Alles onder controle

Bijna ongemerkt leveren we steeds meer vrijheid en privacy in. Nog even en we staan permanent onder toezicht van camera’s, microfoons en sensoren, zelfs in ons eigen huis. Sterker: we spioneren zelf vlijtig mee. Drie dagen uit het leven van een doorsnee-Nederlander in 2017.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Zaterdag 1 januari 2017, 03.21. Ik word wakker van een irritante pieptoon. Het is de laptop naast mijn bed. Op het scherm zie ik mijn vader in zijn keuken een boterham smeren. Ik baal, vals alarm. Hij heeft wel vaker midden in de nacht honger en gaat dan iets eten. Hoewel het bewegingsdetectiesysteem in mijn ouderlijk huis volgens de fabrikant ‘intelligente software’ heeft, valt dat in de praktijk tegen. Het is de bedoeling dat het systeem alarm slaat als mijn ouders vallen, onwel worden of juist te lang niet bewegen. Ondanks herhaalde bezoekjes van de programmeur blijft het systeem ook het om half vier ‘s nachts eten van een boterhammetje alarmerend vinden. Toch hebben we weinig keus. Mijn ouders willen, terecht, thuis blijven wonen. Verzekeraars juichen dat ook toe, omdat het veel goedkoper is dan een tehuis. Maar ze stellen voor verzekerden van boven de 75 jaar die thuis willen wonen én aanspraak willen maken op een volledig zorgpakket, wel de eis dat ze permanent onder toezicht staan. Ik wil mijn ouders helemaal niet bespioneren (‘tele-coachen’ in het jargon van de verzekeraar), maar zonder toezicht is het eigen risico bij bijvoorbeeld een gebroken heup vijfduizend euro.

Nu ik toch wakker ben, kijk ik meteen even wat mijn zoon uitspookt. Ik surf naar www.traceamobile.nl en toets mijn gegevens in. Het bliepje van zijn mobieltje staat nog op dezelfde plek: bij het vriendje thuis waar hij logeert. Onze zoon heeft weinig geheimen voor ons. Via zijn mobiel weten we altijd waar hij is en met wie hij wanneer praat. Op de schoolsite staat in real-time een overzicht van hoe laat hij precies op school is gearriveerd, hoe laat hij is weggegaan en in welke klassen hij in de tussentijd is geweest. Ook de andere gegevens op zijn schoolpas krijgen we te zien: cijfers, eventuele reprimandes door bijvoorbeeld de conciërge en wat hij bestelt in de kantine. Omdat we ook online de gegevens van zijn bankpas bijhouden, kunnen we zien of hij wel gezond eet. Een of twee keer per maand naar de snackbar mag, maar meer niet. Net als de meeste ouders hebben we de mogelijkheid om cash geld op te nemen geblokkeerd – bijna niemand betaalt trouwens meer cash. Het komt louche over: het wekt de indruk dat je iets te verbergen hebt. Met het overzicht van zijn ov-chipknip kunnen we zien of hij na de school wel rechtstreeks naar huis komt.


Soms heb ik medelijden met hem; ik zou hem graag de vrijheid gunnen die ik zelf vroeger had. Maar wie vandaag de dag zijn kind zomaar een paar uur zou laten rondzwerven, heeft binnen de kortste keren de kinderbescherming op de stoep. En de kinderen van nu weten niet beter. Aan het begin van de eeuw vonden sommige mensen het nog raar dat het Europees Parlement besloot dat er ook van baby’s vingerafdrukken moesten worden genomen. Kinderen van nu vinden het volkomen normaal dat de AIVD ook toegang heeft tot de bestanden van de bibliotheek. Terroristen lenen toch ook boeken? Als je niets te verbergen hebt, hoef je ook niet bang te zijn.

Zaterdag 11.32. Ik loop het winkelcentrum binnen. Een plasmascherm boven de ingang maakt reclame voor lastminutereizen. Hoewel ik geen vakantieplannen heb, kijk ik onbewust toch even naar boven. Dat is precies de bedoeling: zo kunnen de camera’s onder het scherm mijn gezicht beter inscannen. Ik loop door, maar word al snel aangesproken door een vriendelijke hostess. Zij wijst me erop dat het in dit winkelcentrum verboden is om het hoofd of het gezicht te bedekken. “Het is voor uw en onze veiligheid, meneer.” Ik doe mijn muts af. De maatregel is een jaar of tien geleden ingevoerd. Om gelaatsherkenning door beveiligingsca- mera’s te voorkomen dosten hangjonge- ren en winkeldieven zich destijds uit met capuchons en petjes. In de meeste winkelcentra, maar ook in de trein en de bus, is hoofd- of gezichtsbedekking sindsdien niet toegestaan. Voor moslima’s was om principiële redenen een uitzondering gemaakt. Of ze daar blij mee moeten zijn, is overigens maar de vraag. Juist omdat zij als enigen niet altijd automatisch door de beveiligingssys- temen gescand kunnen worden, houden beveiligers en agenten hen veel vaker dan andere burgers staande. Ik heb als blanke man op dat terrein weinig te vrezen: het is een bekend feit dat de politie vooral leden van etnische minderheden aanhoudt. Zo heeft de politie van mij bijvoorbeeld nog nooit DNA afgenomen, terwijl van bijna de helft van de mannen van (Noord-)Afrikaanse afkomst in Nederland genetisch materiaal is opgeslagen in de internationale DNA-bank.


Zaterdag 11.35. Het poortje bij de ingang van de supermarkt heeft de RFID-chip in mijn klantenkaart al gescand. Bij de schappen waar ik regelmatig koop flitsen informatieschermpjes aan met aanbiedingen en menusuggesties. Ik koop inderdaad een paar dingen die ik vergeten was, maar die thuis bijna op zijn. De supermarkt suggereert ook regelmatig producten die ik nooit uit mezelf zou kopen, zoals een voordeelverpakking Breezers toen mijn zoon veertien werd.

Daarna ga ik naar de boekwinkel om een verjaardagscadeau te kopen voor mijn broer. Omdat hij verslingerd is aan geschiedenisboeken, zoek ik een lekkere dikke pil over de geschiedenis van de CIA voor hem uit. Even een gnant moment bij de kassa, omdat ik saldotekort heb.

Gelukkig blijken er na enig graaien nog een paar bankbiljetten in mijn portemonnee te zitten.

Maandag, 7.51. Ik stap in de auto en leg mijn handen op het stuur. Gevoelige sensoren tasten mijn huid af en controleren of ik niet te veel heb gedronken. Als de huid te veel alcoholmoleculen uitwasemt, weigert de auto te starten. Ik mag wegrijden. De boordcomputer vraagt waar ik naartoe wil. Automobilisten die de snelweg op willen, zijn verplicht antwoord te geven, zodat de centrale computer van Rijkswaterstaat permanent de capaciteit op de snelwegen kan plannen. Vanaf het moment dat ik rijd, geeft de auto voortdurend mijn positie door. Voor ieder stuk weg en voor ieder tijdstip gelden andere tarieven. Files zijn vrijwel uitgebannen. Te hard rijden ook. Doordat de overheid met gps van seconde tot seconde kan zien waar auto’s zijn, is het vrijwel onmogelijk geworden om onopgemerkt te hard te rijden.


Wie daar geen trek in heeft, kan natuurlijk besluiten om geen rekeningrij-kastje te laten installeren. Dat is niet verboden, maar dergelijke auto’s mogen niet op de snelweg. Wie dat toch probeert, loopt onverbiddelijk tegen de ‘elektronische slotgrachten’ aan rond iedere grote plaats: alle auto’s die daar aankomen en vertrekken worden gescand en het kenteken wordt vergeleken met enkele tientallen databases, van onder andere de Rijksdienst voor het Wegverkeer, de fiscus, justitie, de reclassering, de sociale dienst en de AIVD. Het systeem is waterdicht. De enkele auto die erdoor slipt omdat er bijvoorbeeld modder op de nummerplaten zit, wordt alsnog gescand bij het benzinestation, die allemaal voorzien zijn van surveillance-camera’s bij de pompen.

De verzekeraar en de leasemaatschappij kijken via een apart ingebouwd kastje ook mee naar mijn rijgedrag. Drie keer achter elkaar slordig schakelen levert bijvoorbeeld een waarschuwing op. De verzekeraar houdt nauwkeurig bij waar en wanneer ik rijd. Als ik te vaak in de binnenstad van Amsterdam parkeer, gaat mijn premie omhoog. Het kastje grijpt ook in wanneer ik harder dan 120 probeer te rijden, zelfs als ik in Duitsland op de snelweg rijd.

Maandag 8.36. Ik loop ons kantoor binnen. Pasjes doorhalen hoeft al jaren niet meer, omdat de detectielus bij de deur de chip in mijn personeelspasje automatisch leest. Camera’s in de hal, de gang, de lift en op de kantoortuin volgen mijn bewegingen. Bij de installatie, een paar jaar geleden, waren er wel protesten, en eerlijk gezegd vind ik het nog steeds geen prettig gevoel om de hele dag in de gaten gehouden te worden. Maar, toegegeven, er zijn al jaren geen mobieltjes meer gejat op kantoor. Ik start de computer en struin wat websites af. Ze zijn niet allemaal zakelijk. De afdeling automatisering heeft controlesoftware geïnstalleerd die iedere toetsaanslag bijhoudt. Tegen een beetje privésurfen is geen bezwaar, zolang je je targets maar haalt.


Per e-mail krijg ik het verzoek om even bij personeelszaken langs te komen. Daar tref ik de bedrijfsarts, die me vraagt om over een controlestrookje te plassen. Met de test, die binnen een paar minuten is afgerond, controleert het bedrijf of ik geen drugs gebruik en of ik thuis niet stiekem rook – roken op het werk is al jaren verboden. Van thuis roken heeft mijn werkgever geen last, maar het mag niet van de zorgverzekeraar. Het bedrijf waarvoor ik werk heeft een bulkcontract afgesloten voor de ziektekostenverzekering. Wie rookt, overtreedt de voorwaarden van de verzekeraar en loopt het risico uit de polis gegooid te worden en zelf bijna duizend euro per maand premie te moeten betalen. Omdat de verzekeraar uit mijn medisch dossier weet dat ik vijftien jaar geleden nog rookte, moet ik een of twee keer per jaar op onverwachte momenten een testje ondergaan.

Een paar uur later gebruik ik mijn personeelspas om de lunch te betalen in de kantine. Personeelszaken houdt automatisch bij wat ik eet – net als mijn bezoekjes aan de bedrijfsfitnessruimte, waar je je pas ook nodig hebt om binnen te komen. Gezond eten en sporten zijn bij ons bedrijf niet verplicht, maar wie zijn targets niet haalt én ongezond leeft, heeft bij het jaarlijkse functioneringsgesprek wel wat uit te leggen.

Maandag, 17.22. In de auto op weg naar huis. Voor me is een auto irritant aan het bumperkleven. Ik aarzel even. Ik weet dat het mijn burgerplicht is om aangifte te doen van iedere overtreding en ieder misdrijf dat ik zie. De politie was daar in 2006 als experiment mee begonnen, deelname was vrijwillig. Het enthousiasme was overweldigend: de Nederlanders verdrongen zich om hun medeburgers aan te geven, ook voor kleine zaken als bumperkleven. In 2011 werd het voor iedere burger boven de twaalf jaar verplicht. Dat betekent in de praktijk dat ik het delict met mijn mobieltje moet filmen en het filmpje direct moet versturen naar de politie. De maatregel vergrootte de slagkracht van de politie enorm: ze kregen er in één klap zo’n 12 miljoen camera’s bij, 24 uur per dag, door het hele land. De tegenstanders van die maatregel – slechts een handjevol – hadden nog tevergeefs betoogd dat die wet alle burgers tot informanten zou maken, dat zo’n systeem zelfs in Oost-Duitsland niet had bestaan. Hun protesten werden weggehoond. Zoals de indiener van het wetsvoorstel, Joost Eerdmans, in 2009 had gezegd: “Wie niet voor de politie is, is tegen de politie.”


Op niet-meewerken staan zware boetes. Na ieder incident zoekt de politie volautomatisch in de bestanden van de telecom- bedrijven wie er op dat moment in de buurt zijn geweest. Van ieder mobieltje is immers precies bekend waar het zich bevindt – ook als het uit staat. Als de politie er door mijn telefoongegevens achter komt dat ik in de buurt was van een incident terwijl ik niet heb gebeld, heb ik een probleem. Toch besluit ik het bumperkleven niet te filmen. De auto’s voor me hebben ook gps aan boord en staan dus ook onder 24-uurs toezicht, dus de politie kan de overtreder zelf pakken. Bovendien voel ik er weinig voor om als onbezoldigd verlengstuk van justitie op te treden. Een vluchtende bankovervaller zou ik natuurlijk filmen, maar ik ga niet als een veldwachter achter iedere verkeersovertreder aan. Met dat standpunt behoor ik tot een kleine minderheid. Menige Nederlander heeft op zijn dashboard een zogenaamde Blik op de weg-camera staan om het rijgedrag van zijn medeweggebruikers vast te leggen.

Maandag, 18.03. Er ligt thuis een brief van de gemeente op de mat. Ik maak ‘m open: vierhonderd euro boete voor het illegaal omzagen van een boom in mijn achtertuin. Een boom? Ik heb een paar maanden geleden een forse struik weggehaald, maar verder niets. Volgens de brief is alles hoger dan een meter vijftig al een boom en mag dus zonder vergunning niet gekapt worden. En dat terwijl het kreng vanaf de openbare weg niet eens zichtbaar was. Net als ik me zit af te vragen wie van de buren ons heeft aangegeven, vallen er twee satellietfoto’s van onze tuin uit de envelop: een met struik, een zonder. Dat was ik even vergeten. De gemeente heeft een contract met een commercieel bedrijf dat volautomatisch iedere maand een verse satellietfoto scant met geavanceerde software. Iedere afwijking – nieuwe schutting, omgezaagde boom – springt er meteen uit en gaat door naar de afdeling handhaving. Ik weet dat de meeste gemeenten dat sinds 2006 doen, maar verdring die gedachte zo veel mogelijk, omdat ik er liever niet aan wil denken dat ik de hele dag van boven word bekeken. Dat geldt ook voor de spionagevliegtuigjes die de politie 24 uur per dag over de stad laat zweven. Ooit werden ze ingezet bij zware files en grote evenementen, nu zijn ze niet meer weg te denken. Aan boord zijn niet alleen gewone camera’s, maar ook ultra wide band radar scanners, waarmee de vliegtuigjes door daken en muren heen kunnen kijken. De apparatuur is zo gevoelig dat de operator alle bewegingen in huis gedetailleerd kan zien. Of ze dat ook echt doen, is onduidelijk; de politie beweert dat alleen mensen met thuiskwekerijen bang hoeven te zijn.


Dinsdag, 06.51. Ik moet voor mijn werk een dagje naar Londen op en neer en ga met het openbaar vervoer naar Schiphol. In de verte zie ik de tram aankomen en ik zet een sprintje in. Dat had ik niet moeten doen, want ik struikel over een losse stoeptegel. Ik val nogal hard en vloek hartgrondig. “Gaat het, meneer? Of moet ik een ambulance bellen?” vraagt een stem. Ik kijk omhoog en zie een luidspreker aan de dichtstbijzijnde lantaarnpaal. Daarnaast zit een cameraatje. Ik roep dat het wel gaat, kom overeind en hinkel verder naar de halte, waar de tram inmiddels verdwenen is. Ik zie dat de camera op de volgende lantaarnpaal me volgt, net als op de paal daarna. De derde camera doet niets meer: kennelijk heeft de computer of de operator besloten dat ik niet meer interessant ben. Een groot deel van de steden is uitgerust met slimme camera’s en microfoons, net als overigens alle trams, bussen en treinen. De camera’s en microfoons komen pas echt in actie als ze of een raar patroon zien of een afwijkend geluid registreren. Als je geen gekke dingen doet en niet te hard schreeuwt, kijkt er niemand mee. Omdat ik rende, viel en vervolgens schreeuwde, kwam het systeem in actie. Bewakers hoeven niet naar honderden oersaaie schermen te kijken waar nooit iets gebeurt, maar pas als de computer een camera met geluid activeert. Zo staat een groot deel van de openbare ruimte in Nederland permanent onder toezicht.

Dinsdag, 7.32. Schiphol. Van inchecken krijg ik altijd stress. Fouilleren mag dan niet meer nodig zijn met de nieuwste generatie scanners, toch is het er de afgelopen jaren bepaald niet leuker op geworden. De scanners zijn zo goed geworden dat werkelijk ieder intiem detail zichtbaar wordt op het schermpje van de operator. De beveiliging van Schiphol kan iedere stap die ik zet tot aan het vliegtuig volgen via de chip in mijn boardingpass. Als je bijvoorbeeld te vaak een zenuwplasje doet op het toilet, verschijnt er marechaussee.


Eenmaal aan boord berg ik mijn taxfree whisky op in het bagagevak boven me. Dat is zo ongeveer het enige dat nog niet verboden is aan boord, omdat de verkoop zo lucratief is. Raar, want een kapotgeslagen fles is veel gevaarlijker dan een nagelschaartje. Ik wil daar net een grapje over maken tegen mijn buurman, maar slik dat toch maar in. Camera’s registreren aan boord iedere beweging, microfoons ieder geluid. Software signaleert passagiers die zich afwijkend gedragen. De piloot krijgt dat in de cockpit te zien. Heeft de passagier een baard en heeft hij aangegeven geen varkensvlees te willen, dan staat hij als oranje op het scherm. Gaat hij ook nog zitten prutsen met zijn iPod, dan licht hij rood op op het scherm. Ik mag dan wel gewoon een blanke Nederlander zijn, de angst voor de airmarshalls zit er diep in. Geen grappen dus.

Dinsdag, 8.38. Na de landing op Heathrow loop ik routineus naar een lange rij hokjes, die wel wat weg hebben van kleedhokjes. Ze worden geleverd door Suspect Detections Systems Ltd. uit Israël. Het systeem vervangt de vroegere douane- en de immigratiebeambten. Ik neem plaats in een van de hokjes, zet een koptelefoon op en plaats mijn hand op een sensor. Die meet hartslag, bloeddruk en zweet. De koptelefoon meet mijn hersengolven. Het apparaat kan geen gedachten lezen, maar ziet wel welke delen van mijn hersenen actief zijn.

Een aangename computerstem stelt schijnbaar willekeurige vragen. Waarom heeft mijn zoon een boek over de islam uit de bibliotheek geleend? (Hij had een spreekbeurt.) Klopt het dat mijn vrouw een paar keer heeft gebeld naar Saoedi-Arabië? (Ja, een vriend van ons werkt daar voor Shell.) Waarom heb ik eergisteren nog geparkeerd vlak bij het Britse consulaat in Amsterdam? (Ik moest drie deuren verder een pakje afgeven.) Waarom heb ik een boek over de geschiedenis van de CIA gekocht? (Een cadeau voor mijn broer.)


De Israëlische software put uit honderden databases, die voor een groot deel ergens in een bunker onder de grond staan in de Amerikaanse staat Virginia. Uiterst geavanceerde software probeert uit miljarden telefoongesprekken, websearches, betaalopdrachten, parkeerbonnen en honderden andere gegevens patronen te destilleren. Welke databanken dat zijn, is grotendeels geheim. Niemand heeft inzage in zijn eigen gegevens. Het is nogal een zenuwslopend proces. Tussen de tien en twintig procent van alle data is verouderd of gewoon fout, dus jaarlijks wijst de apparatuur alleen al op Heathrow tienduizenden mensen aan als potentieel verdacht.

De vragen gaan door. Waarom heb ik het boek over de CIA cash betaald? (Saldo- tekort.) Waarom liep ik onherkenbaar het winkelcentrum in? (Muts vergeten af te doen.) Voor wie had ik het boek gekocht? Ik begin zenuwachtig te worden: de computer gaat nu controlevragen stellen omdat hij me niet gelooft. Mijn vermoeden klopt. Binnen enkele ogenblikken staan er twee gewapende agenten naast het hokje. Ze verzoeken me beleefd om mee te komen. Ik zucht diep. De ervaring leert dat het een paar uur duurt om uit te leggen dat er niets aan de hand is. Ik zal heus niet in een oranje overall naar Guantánamo Bay worden afgevoerd, maar mijn bespreking in Londen kan ik wel vergeten. Ik loop tussen de twee agenten naar de verhoorruimte.

Niets in dit verhaal is verzonnen. Alle genoemde technieken bestaan al. De gegevens zijn ontleend aan krantenberichten, rapporten en boeken.

Big Brother is watching. Het elektronisch patiëntendossier, psychiaters die op elke factuur de diagnose van de patiënt moeten vermelden, de ov-chipkaart… Maar de Nederlander maakt zich niet druk. In andere EU-landen maakt tachtig tot negentig procent van de burgers zich grote zorgen om de privacy, hier maar zo’n 35 procent.

Onderwerpen