Spring naar de content

Beatrix onder de mensen

De koningin besloot in 2003 haar menselijke, warme kant te laten zien. Is haar dat gelukt? Verslag van twaalf maanden werkbezoek. ‘Timmert u al lang?’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Na de verkiezingen van 15 mei 2002 bezocht Mat Herben (LPF) koningin Beatrix. Hij had een kort gesprek met Hare Majesteit. Daarna sprak hij met enkele journalisten. Mat was nieuw in de politiek en Mat hield niet van achterkamertjes en dus vertelde hij wat de koningin hem zoal in vertrouwen had verteld. “De koningin maakt zich grote zorgen over ons land,” zei Mat. “Ze heeft geen idee gehad van de ontevredenheid onder haar volk.”

Koningin Beatrix kende haar onderdanen dus niet. Zelf vond ze dat ook een probleem, want een paar maanden later lekte uit dat ze ‘meer voeling’ met de samenleving en een ander imago wilde. ‘Beatrix wil Moeder des Vaderlands zijn’ kopte de Volkskrant. Een clubje vertrouwelingen – belangrijke politici en hoffunctionarissen – had haar voorzichtig verteld dat er iets mis was met haar uitstraling. De mensen vonden haar kil en zakelijk. Als ze de mensen in het land bezocht, bereidde ze zich zeer grondig voor. Op die werkbezoeken bestookte ze haar gehoor met monologen over wat zij wist en kreeg ze niet te horen wat de mensen zelf vonden. De koningin besloot geschrokken dat het voortaan anders moest. In 2003 zou het Nederlandse volk haar warme, menselijke kant leren kennen.

Om haar ontwikkeling van ‘koud en kil’ naar ‘warm en menselijk’ te kunnen volgen, bezocht ik het afgelopen jaar werkbezoeken van de koningin. Het ging er altijd hetzelfde aan toe.

De straat was afgezet.

Je moest achter een hek of lint staan.

Een (gehandicapt) kind gaf de koningin een bos bloemen.

De koningin zwaaide naar het toegestroomde volk.


De koningin verdween in een zaal.

Iemand hield een praatje.

De koningin verrichtte een handeling.

Daarna dronk ze een of twee glazen witte wijn.

En dan ging ze weer.

Ter voorbereiding nam ik contact op met de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD). Het hoofd van de afdeling Pers en Publiciteit heette Han Tonnon. Hij had van ‘mijn geval’ gehoord en stelde mij voor om op 12 februari 2003 langs te komen op zijn kantoor. Het eerste wat Tonnon in zijn werkkamer tegen mij zei, was: “Je veter zit los.” Dat klopte. Ik strikte mijn veter, graaide in mijn tas en gaf hem een cadeau: de nieuwste HP/De Tijd. “Die hebben we al bestudeerd,” zei Han. “De hoogste baas – Eef Brouwers – zit ‘m nu te lezen.”

“En?” vroeg ik. “Wat vond je ervan?”

“Geen commentaar,” zei Han.

Han Tonnon en ik hadden elkaar niet zoveel te zeggen. Precies op de dag dat wij een afspraak hadden – 12 februari – publiceerde HP/De Tijd het eerste deel van een serie verhalen over prinses Margarita en haar man, Edwin de Roy van Zuydewijn.

Ik zuchtte en zei: “Lekkere timing.”

“Van u of van ons?” vroeg Han.

Daarna spraken we ook nog even over mijn plan. “Euh…” zei ik, “en ik wil dus beschrijven hoe de koningin haar best doet om menselijker over te komen…”

“Men-se-lij-ker,” herhaalde Han.

“Ja, warmer en zo,” zei ik. “Ze heeft nu een wat koud imago.”

“Kijk aan,” zei Han.

“Het probleem is dat ik zo ver van haar af moet staan,” zei ik. “Er zit bijna altijd een hek of een lint tussen. Ik kan amper verstaan wat ze zegt.”


“U weet dat u de koningin niet mag citeren?” zei Han. “U mag slechts parafraseren. Dat betekent dat u slechts in algemene bewoordingen iets aan Hare Majesteit mag toeschrijven. Dat hebben we zo afgesproken in dit land.”

“Geldt dit ook voor de onbeduidende dingen die ze zegt?” vroeg ik. Tonnon keek me verbaasd aan. Hij had Hare Majesteit nog nooit iets onbeduidends horen zeggen.

“Bijvoorbeeld als ze zegt: ‘Lekker, koffie!’ Of ze stelt een vraag. Mag ik dat wel citeren?” Nou, dat was een rare vraag. Han Tonnon zuchtte en zei: “Dat is toch allemaal niet relevant.” Daarna wilde hij het gesprek beëindigen. “We hebben het door omstandigheden nogal druk vandaag.”

Hare Majesteit de Koningin beleefde een heerlijke middag vol kunst, witte wijn en Rudi Fuchs.

Na het overlijden van prins Claus op 6 oktober 2002 was Beatrix niet veel in het openbaar verschenen. Ze rouwde en rustte uit. Die periode was voorbij toen ze naar het vernieuwde Van Abbemuseum in Eindhoven kwam. Alle ingrediënten voor een heerlijke middag waren daar aanwezig: vrienden, witte wijn en kunst.

Maar eerst moest ze luisteren naar praatjes en een plaquette onthullen. Demissionair staatssecretaris Cees van Leeuwen (LPF), burgemeester Welschen van Eindhoven en Philips-baas Gerard Kleisterlee stonden bij de ingang om Beatrix te begroeten. Ze gaf alleen de burgemeester een hand; de anderen kregen een knikje met het hoofd. Toen draaide ze zich om en begon een praatje met directeur Debbaut van het Van Abbe. Het ging over de verbouwing van het museum. “Het heeft even geduurd, hè?” zei ze tegen de directeur. “Ja, Majesteit,” zei de directeur.


“En het was nodig, hè?” zei Beatrix.

De directeur knikte. “Het Van Abbe was net een goede fles wijn die te lang lag.”

“Precies,” zei Beatrix.

In het auditorium waren er toespraken. Beatrix zat op de eerste rij. Af en toe geeuwde ze achter haar hand. Na afloop ontmoette ze het gezin Van Abbe. Meneer en mevrouw Van Abbe hadden zeshonderdduizend euro aan het museum geschonken en zo gedroegen ze zich ook.

Meneer Van Abbe begon een persoonlijk gesprek en keek af en toe naar opzij om te controleren of iedereen wel zag dat hij de koningin goed kende. Hij duwde zijn twee zoons richting Beatrix en vroeg: “En kende ons Jan en Jeroen nog?”

Jan en Jeroen waren pubers in dure pakken. Beatrix keek naar de jongens en zei: “Ze zijn groot geworden.”

“Hahaha,” zei mevrouw Van Abbe, en ze schikte haar hoed, een enorm ding met veren van fazanten. Op veilige afstand werd gemopperd over ‘de hoed van mevrouw’. Hofdame mevrouw Van Karnebeek fluisterde dat het eigenlijk niet kon. “Normaal is het niet, zo’n uitbundige hoed.” Zelf droeg ze een heel klein hoedje.

Beatrix ging de collectie bekijken. Ze kreeg uitleg van de conservator en de directeur en werd op afstand gevolgd door tientallen fotografen. Het ging snel. Af en toe hield ze stil bij een werk en zei dat het ‘prachtig’ of ‘indrukwekkend’ was.

In de hal onthulde ze een plaquette. Daarna kreeg Beatrix een glas witte wijn. Ze stond tussen de belangrijkste mensen. Ver weg van de mensen achter het touw. “Prachtig! Dat licht,” zei ze tegen architect Abel Cahen en zijn vriendin Sonja Barend. Beatrix had ook even in de lift gestaan om de kunst op de bovenste verdieping te bekijken. “Dat was echt een belevenis,” zei ze.


“Heel bijzonder!” zei ook Rudi Fuchs over de lift. Hij ging naast Beatrix staan en begon een heel gesprek over liften, architectuur, vormgeving en het kunstwerk Close Your Eyes and Open Your Mouth. Beatrix vond alles wat Rudi zei ‘buitengewoon interessant’ en seinde naar mevrouw Van Karnebeek dat haar glas wijn bijna leeg was. De hofdame greep een ober en stuurde deze met een vol dienblad naar Beatrix en Rudi.

Hare Majesteit de Koningin legde een krans, zat tien minuten op het toilet en sprak met overlevenden van de Watersnoodramp.

Beatrix zag bleek toen ze bij sporthal De Grutterswei in Oude Tonge arriveerde. Tot dan sprak iedereen over het weer. Niet over de orkaan van 1953, maar over de sneeuwstorm die juist die dag over Zeeland raasde. De organisatoren vreesden dat de koningin was ingesneeuwd en dat het hele programma van de nationale herdenking van de Watersnoodramp in het water zou vallen. De opluchting was dan ook groot toen de koninklijke bus arriveerde.

Op een diascherm waren zwart-witbeelden van de ramp te zien. De mensen zaten op de daken en de koeien dreven in de wei. Beatrix sloeg af en toe een hand voor haar mond. Minister-president Jan Peter Balken-ende keek naar de koningin. Als ze terugkeek, sloeg ook hij de hand voor de mond.

Toen de film voorbij was, ging mevrouw Van den Ouden-Huijer achter een microfoon staan. Ze vertelde wat zij zich zoal herinnerde van de ramp. Het dieptepunt kwam toen mevrouw Den Ouden-Huijer beschreef hoe ze in de kou op het dak van een huis zat. “Kijk,” hoorde ze een man zeggen, “daar drijft mijn vrouw. Ik herken haar aan haar groene rok.”


Samen met Jan Peter Balkenende legde Beatrix een krans bij het monument op de begraafplaats. De sneeuw blies in haar gezicht. Omdat de meeste mensen er vanwege de kou voor kozen om deze gebeurtenis binnen op het diascherm te bekijken, was ze bijna alleen met de minister-president. Achter het hekje bij de begraafplaats stonden twee oudjes gearmd naar de koningin te kijken. Een van de twee heette mevrouw Lek. Ze zei: “O, wat kan onze koningin prachtig herdenken!”

In de koninklijke bus depte een hofdame met een handdoek de gesmolten sneeuw op het hoofd van Beatrix. Toen dit was gebeurd, zwaaide de koningin van achter glas naar de verkleumde Oranjefans die in hun voortuinen langs de route tussen Oude Tonge en Ouwerkerk stonden. Er stond ook een sneeuwpop met een kroontje.

In Ouwerkerk liep Beatrix samen met haar ministers over de dijk. Aan het eind van de dijk stonden een monument en een verkleumde kunstenaar. Er speelde ook een harmonieorkest. Een van de blazers was bevangen door de kou. “We hebben hier twee uur staan wachten,” zei hij.

De koningin luisterde wel twee mi- nuten naar de harmonie en sprak toen met de maker van het monument. Toen ze weer over de dijk liep, piepte de mo-biele telefoon van de minister-president.

“Met Jan Peter Balkenende,” zei hij. Daarna zei hij: “Juist, ja,” en trok daarbij een ernstig gezicht. Hij versnelde zijn pas en ging naast de koningin lopen. “Majesteit,” zei Jan Peter, “zojuist is mij gemeld dat er een ramp is gebeurd. Op het Kennedy Space Centre in Amerika is een spaceshuttle ontploft. Zeven doden.”


“Juist, ja,” zei Beatrix.

Bij het begin van de dijk stonden de caissons waarmee in 1953 het laatste stroomgat was gedicht. “Wat een enorme gevaartes!” zei Beatrix tegen mevrouw Ria Geluk, die in een van die caissons een Watersnoodmuseum was begonnen. Ria Geluk wees met haar arm alle kanten op en zei: “Hier, daar en daar. Overal was toen water.”

“Onvoorstelbaar,” zei Beatrix.

Ria Geluk en Beatrix waren als eersten in het museum. Toen alle ministers, burgemeesters, commissarissen van de koningin, journalisten en fotografen ook binnen waren, was de koningin verdwenen. Ze stonden op elkaar gepakt in een halletje en keken zwijgend naar een gesloten deur. “Majesteit heeft zich even teruggetrokken,” legde meneer Kamp van de RVD uit. Hij bedoelde dat Beatrix op het toilet zat.

Dat duurde en duurde, maar uiteindelijk klonken er koninklijke geluiden uit het hokje. De wc werd doorgetrokken. Toen Beatrix de deur opende, keek iedereen discreet de andere kant op.

Beatrix ging gewoon door met waar ze gebleven was en zei tegen Ria Geluk: “U heeft hier toch een maquette van het gebied? Die wil ik dolgraag zien.” Veel meer was er ook niet te zien in het museum.

Daarna ging Beatrix naar het nabijgelegen restaurant. Daar zaten ongeveer 45 overlevenden en nabestaanden van de ramp aan de erwtensoep. Ze wachtten al de hele middag op het beloofde intieme gesprek met de koningin. Die gesprekken-van-mens-tot-mens duurden in totaal 45 minuten. Dat was een minuut per persoon.

Hare Majesteit de Koningin vierde Koninginnedag in Deventer. Het was weer ‘onvergetelijk’.


Bij de begrafenis van prins Claus sprak predikant Huub Oosterhuis. Hij vertelde dat hij in het ziekenhuis samen met de prins naar het verslag van Koninginnedag 2002 had gekeken. “Daar zijn ze!” had een enthousiaste prins geroepen toen hij zijn vrouw en kinderen zag. “Moet je zien. Ze doen het goed!”

Een jaar later ging het minder goed met de familie. Door de onthullingen van prinses Margarita en haar man Edwin wist heel Nederland hoe de koninklijke familie werkelijk over Koninginnedag dacht. Het beeld van prins Johan Friso die een opgestoken middelvinger net onder het raam verborgen houdt terwijl hij met zijn andere hand het volk toewuift, bleef lang hangen.

De onthullingen over het familieleven van de Oranjes hadden Beatrix er niet populairder op gemaakt. Uit enqutes van de onderzoeksbureaus Intomart en NIPO bleek: – dat ‘de republiek’ langzaam steeds populairder werd.

– dat 49 procent van het volk vond dat Willem-Alexander direct koning moest worden om het koningshuis te moderniseren.

– dat de mensen Willem-Alexander sympathieker vonden dan zijn moeder.

– dat Nederland uitgekeken was op de traditionele viering van Koninginnedag.

– dat vier op de tien Nederlanders dachten dat Beatrix zelf niet geniet van de traditionele activiteiten op Koninginnedag.

Koninginnedag 2003 begon ook al slecht. Veel kranten die normaal gesproken op 30 april openden met een foto van Beatrix, drukten er nu een van Máxima af.

Dit jaar was Deventer aan de beurt. Burgemeester Van Lidth de Jeude had opdracht gegeven om de leus ‘gastvrije Hanzestad’ onder ieder plaatsnaambordje te laten vervangen door ‘gastvrije Oranjestad’. De politie deed er alles aan om het de koninklijke familie naar de zin te maken. De mensen moesten allemaal achter dranghekken.


Hoogtepunten waren: steltlopende giraffen, een met een oranje blinddoek voor haar ogen koekhappende Máxima en prins Constantijn met een geweer bij een schiettent. Vooral de kinderen van Pieter van Vollenhoven en prinses Margriet sloofden zich uit om de massa te vermaken. Ze renden door de plassen langs de dranghekken om tegen zo veel mogelijk handen van het publiek te slaan. Als Beatrix passeerde, klonk er een beschaafd applaus. Als Máxima langskwam, klapten de mensen harder, en toen ze verslaggever Peter van der Vorst van RTL Boulevard zagen, juichten ze.

Gemiddeld viel er die dag zes millimeter regen in Nederland. Twee mannen van de gemeente hadden het druk met het omhooghouden van zo veel mogelijk paraplu’s boven het hoofd van Beatrix. Op de Brink hingen de bomen vol plastic ‘appeltjes van oranje’. Er stond ook een kinderkoor. De kinderen droegen kletsnatte T-shirts. Sommigen klappertandden. Toen Beatrix voorbij kwam, begonnen ze een speciaal ingestudeerd feestlied te zingen. Toen de kletsnatte kinderen klaar waren met zingen voor de kurkdroge koningin, klapte Beatrix twee keer in haar handen. “Heel mooi,” zei ze.

De Deventer Oranjevereniging had bedacht dat het leuk was om in het middeleeuwse Bergkwartier 350 toneelspelers te laten doen alsof ze middeleeuwers waren. Een vrouw vol pukkels en puisten kwam op de Beatrix af en zei: “Ik heb de builenpest!”

“Enig,” zei Beatrix.

Toen de vrouw klaar was met haar act, zei Beatrix: “Schitterend! Vertelt u eens: speelt u al lang toneel?”

Daarna kwam ook aan het toneel van de koningin een einde. Ze snelde naar het topje van het Bergkwartier en sprak daar door een microfoon de bevolking toe. Ze had ‘een ongelooflijk fijne dag’ gehad. Het was dit jaar weer ‘fantastisch’ en ‘onvergetelijk’ geweest. Ze zwaaide naar het Oranjevolk dat het Oranje boven inzette.


Hare Majesteit de Koningin mengde zich onder dementerende bejaarden in Weesp en dronk expres niet van haar koffie.

Beatrix kwam per boot naar Weesp. Burgemeester Hofkamp begon al met zwaaien toen ze de boot op de Vecht in de verte zag naderen. Ze trok haar burgemeestersketting recht en instrueerde Tess van den Bovenkamp (7). Dit meisje had op Koninginnedag de jaarlijkse verkleedwedstrijd gewonnen en mocht bij wijze van prijs de koningin bij aankomst een bosje bloemen geven. Bij de prijs hoorde ook een half uur in de regen staan en luisteren naar de dwingende instructies van burgemeester Hofkamp, haar moeder en de juf. “En nu rechtop! Lachen, en de mevrouw aankijken.”

Beatrix zei tot driemaal toe ‘heel mooi’ tegen de bloemen en het meisje. Na afloop zei Tess dat het allemaal ‘heel indrukwekkend’ was geweest. Een journalist stelde haar de open vraag: “Dit zul je wel nooit meer vergeten, hè?”

“Nee,” zei Tess, “dit weet ik over vijftig jaar nog.”

Dat dit waar was, bleek even later toen Beatrix met de koninklijke bus bij verpleeghuis Hogeweij arriveerde. Daar stond een oude bekende met een bos bloemen: mevrouw De Bruyn. Ondanks haar dementie begon de oud-directrice van het Beatrix Fonds meteen met het ophalen van herinneringen. Ze had Juliana en Beatrix al eerder ontmoet. Beatrix aarzelde geen moment en zei: “Fijn u weer te zien!”, “Ontzettend leuk” en, nadat de directrice mevrouw De Bruyn erop attent had gemaakt dat ze nu toch echt dat boeket moest geven: “Ontzettend lief.” Met de woorden ‘ik had nog uren naar u kunnen luisteren’ nam ze afscheid van een tevreden mevrouw De Bruyn.


Omgeven door juichende, klappende en zwaaiende demente bejaarden baanden Beatrix, commissaris van de koningin Harry Borghouts en burgemeester Hofkamp zich een weg naar de bar voor een spontaan kopje koffie met de medewerkers van het centrum. Han Tonnon van de RVD wenkte me en drukte een speciale sticker op mijn colbertje: ik mocht bij het gesprek zijn.

De koningin kwam met het personeel praten over de zorg voor dementerende bejaarden. In Hogeweij hadden ze een speciaal concept ontwikkeld: de bewoners woonden er in groepen van mensen met eenzelfde levensstijl. Daarin probeerden ze zo normaal mogelijk te wonen en te leven.

Beatrix ging zitten. Een medewerker van de bar kwam meteen naar haar toe en vroeg of ze een kopje koffie wilde. “Lekker,” zei Beatrix. Ze nipte even van het kopje waarop ‘Vivium Zorggroep’ stond en liet het verder onaangeroerd staan. Later zou RVD-medewerker Aad Meijer zeggen: “Het is beleefdheid van de koningin. Als ze alle koffie zou opdrinken die ze krijgt aangeboden, wordt ze ziek. Ze schijnt trouwens helemaal niet van koffie te houden.”

Coach Carla de Leeuw kleurde rood toen de koningin haar vroeg of de dementerenden baat hadden bij de behandelmethode van het verpleeghuis. Nou en of het werkte! De resultaten waren boven verwachting. “Het nieuwe denken in de zorg.” concludeerde Beatrix.

De koningin informeerde ook nog naar het dienstrooster, vroeg of er veel extra personeel nodig was en of het ziekteverzuim in de Hogeweij hoog was. De koningin keek bezorgd door het glas in de deur naar de bewoners op de gang. Die droegen oranje mutsjes, sloegen met hun handen tegen de muur en bleven maar zingen en zwaaien. “Zijn ze niet agressief?” wilde de koningin weten. “Ze lopen hier allemaal zo vrij in het rond.” Gelukkig ging dat allemaal goed in de Hogeweij. De koningin: “Fantastisch dat het zo kan.”


Commissaris van de koningin Borghouts keek op zijn horloge. Volgens schema had dit gesprek al afgelopen moeten zijn. Han Tonnon zag hem kijken, stond op en zei: “Majesteit, we moeten door.” De koningin gaf iedereen een hand en zei dat het heel bijzonder was wat er allemaal in de Hogeweij gebeurde. Toen ze de deur uit was, begonnen alle personeelsleden door elkaar heen te kakelen. Ook degenen die helemaal niets gezegd hadden, vonden dat ze fijn met de koningin hadden gesproken.

“Erg betrokken,” zei Carla de Leeuw.

“Dat komt natuurlijk ook door haar moeder,” opperde iemand. Maar voor Juliana was in de Hogeweij helaas geen plaats. “Ik zou niet weten in welke groep ze zou moeten,” zei een verpleegster. “We hebben geen prinsessengroep hier.”

Hare Majesteit de Koningin bezocht een wasserij in Nederhorst den Berg (gemeente Wijdemeren) en keek hoe vrouwen met hoofddoekjes lappen door een strijkmachine trokken.

Han Tonnon van de RVD had een vrolijke bui. Op de vraag of hij de burgemeester kon aanwijzen, zei hij: “Burgemeesters herken je meestal aan hun ketting.” Daarna zei hij: “Je veter zit los.” Dat was niet zo. Toen iedereen uitgelachen was, wandelde hij met Beatrix naar de wasserij. Ze droeg een witte hoed en een gebloemde jurk.

Burgemeester Bijl van de gemeente Wijdemeren had lang uitgekeken naar het bezoek van de koningin en repte van ‘een groot moment in de historie van de gemeente Wijdemeren’. Dat klopte: de gemeente Wijdemeren bestond pas sinds januari 2002.

Hofdame Van Karnebeek gaf directeur Lamme van de wasserij een duwtje in de rug. Hij frutselde wat aan zijn geel-blauwe stropdas en begon maar meteen te vertellen over de historie van zijn bedrijf. Hij zei: “Majesteit… euh, Lamme Textielbeheer bestaat al sinds 1834. Het begon allemaal met Jan Lamme…”


Dit had Beatrix in de bus al gelezen en dus onderbrak ze de algemeen directeur. Ze vroeg van welke generatie hij was. Lamme: “Van de vijfde generatie, Majesteit.” Daarna vertelde hij dat in zijn wasserij dagelijks wel twintig ton vuile was werd verwerkt van bedrijven uit de horeca, de gezondheidszorg en de luchtvaart. Beatrix knikte en vroeg of de milieu-eisen werden nageleefd.

Lamme: “We werken met de nieuwste apparatuur. Dus Lamme kan aan alle eisen op het gebied van textiel tegemoetkomen.”

Beatrix was zichtbaar onder de indruk van de grote fabriekshal. Wat een grote machines! Wat een lawaai maakten die machines! En wat een boel vuile was! Ze sloeg een hand voor de mond en mengde zich tussen de allochtone vrouwen met hoofddoekjes die grote lappen door een strijkmachine trokken.

“Ja,” zeiden de vrouwen desgevraagd, “wij trekken de hele dag lappen door de strijkmachine.” En ja, soms hadden ze last van de hitte, maar daar wende je aan.

Han Tonnon van de RVD kwam vragen wat de schrijvende pers van dit bezoek vond. Het antwoord ‘zeer indrukwekkend’ beviel hem. “Majesteit zelf vindt het ook prachtig,” zei hij. “Het liefst praat ze met gewone mensen. Dat kan niet altijd met de pers erbij, maar het is toch belangrijk dat jullie haar ook een keer in deze rol zien. Ze veinst niets. Ze is oprecht geïnteresseerd.”

Om de mensen in het land te laten zien hoeveel Beatrix van haar volk hield, was er in de fabriekshal een bijzonder foto-moment gepland. Al het, voornamelijk allochtone, personeel stelde zich op een soort tribune op. Ze droegen frisgewassen, blauwe bedrijfskleding en klapten en juichten toen de koningin tussen hen plaatsnam op een speciaal stoeltje. Beatrix ging zitten, hoorde het gejuich en ging weer staan om even naar al die blije werknemers te zwaaien. Daarbij glimlachte ze van oor tot oor. Toen ze weer zat, kregen de fotografen twee minuten om een foto te maken.


Aad Meijer en Han Tonnon van de RVD waren razend enthousiast. “Wat een wereldplaat!” zei Aad.

“Ja,” zei Han, “ze staat er echt op met een dwarsdoorsnede van de Nederlandse samenleving.”

Hare Majesteit de Koningin bekeek de bootjes in de jachthaven.

Mevrouw Scherpel was directrice van de werf in Loosdrecht en vertelde de koningin over de historie van het bedrijf en de unieke wijze van vletten bouwen. De vletten werden geheel van hout gemaakt.

“O,” zei de koningin. “Hout? Wat voor hout?”

In de loods timmerden twee werklieden aan een boot. Alles gebeurde met de hand. De timmerlieden timmerden gewoon door toen de koningin een kijkje nam. De koningin wist niet zo goed wat ze moest zeggen en zei: “Nou, indrukwekkend, hoor.”

Daarna vroeg ze: “En hoeveel boten maakt u hier per jaar?”

Het antwoord – ‘één boot’ – viel een beetje tegen. “O ja?” zei Beatrix.

Ze draaide zich om en botste bijna tegen me op. “Hé,” zei de koningin.

Han Tonnon van de RVD liep naar me toe en zei: “Dat moet je nog leren, hè? Altijd de bewegingen van de koningin in de gaten houden.”

Beatrix wandelde naar de jachthaven achter de loods. Ze maakte een grapje waar iedereen erg om moest lachen: “Even kijken of ze ook blijven drijven.”

Hare Majesteit de Koningin liet zich toejuichen in Blaricum en dronk koffie bij twee echte boeren.

Nergens zoveel Oranjeliefde als in ‘t Gooi. Onder luid gejuich stapte Beatrix in Blaricum uit haar koninklijke bus. Mevrouw Ton, de burgemeester, vuurde de lokale bevolking aan en zette het ‘Oranje boven, Oranje boven. Leve de koningin!’ in. Ze besloot met een ‘hie-per-de-piep hoera!’ en stak daarbij haar handen in de lucht. Het zag er een beetje vreemd uit, maar dat kwam ook door de hoed die ze droeg, een koker van wel dertig centimeter hoog.


De koningin gaf de burgemeester een hand en complimenteerde haar met haar mooie hoed. Mevrouw Ton straalde en leidde de koningin door de menigte. “U ziet het. Blaricum gaat he-le-maal uit z’n bol,” zei ze. “U bent hier erg geliefd! O, de mensen hebben zich hier zo op verheugd!”

Nou, de koningin hield ook heel erg van Blaricum. Ze had echt zin in een bezoek aan de Historische Kring. Vooral het lot van de oude boerderijen in het centrum hield haar bezig. Ze had gelezen dat er sinds 1875 veel was veranderd. Mevrouw Ton sloeg een hand voor haar mond. “O, Majesteit. Er zijn sinds die tijd zo veel villa’s gekomen. De structuur van onze gemeenschap is zo veranderd. We zijn blij dat we nog boerderijen hebben!” Ze wees met haar vinger. “Kijk, Majesteit! Daar staat nog zo’n authentieke Blaricumse boerderij.”

De koningin keek opzij. “Prachtig!” Daarna vertelde ze de burgemeester wat voor type boerderij het was en hoe oud het gebouw ongeveer was. “O,” zei mevrouw Ton. “Ik denk dat u daar in de Historische Kring wel een boom over kunt opzetten met onze dorpshistoricus, meneer Vos.”

“We hebben helaas weinig tijd.” Zo begroette de koningin de heer Vos. “Twee minuten,” voegde Han Tonnon van de RVD daaraan toe. Het was wat weinig voor het verhaal over ‘de teruggang van het aantal boerderijen in de dorpskern’ dat de heer Vos van buiten had geleerd. Hij zei: “Vroeger waren er veel meer boerderijen. Dit was toen echt een agrarische gemeenschap.” En hij besloot met: “Gelukkig hebben we veel boerderijen kunnen redden.” Toen de twee minuten om waren, zei Beatrix: “Nou, dank u wel. Het was heel verhelderend.”


De koningin zwaaide en wandelde naar een oude boerderij aan de Langeweg. Daar woonde nog een echt boerengezin. Ze heetten boerin Co en boer Jan Peter de Jong. De vlag hing uit. De vader van Jan Peter had in 1974 in dezelfde boerderij ook bezoek gehad van de toenmalige koningin. Daarvan was een foto gemaakt en die gaf hij nu aan Beatrix. “Kijk,” zei de oude man, en hij wees op de foto. “Dat ben ik! En dat is uw moeder.”

“Enig. Echt, heel leuk!” zei de koningin, en ze gaf de foto aan mevrouw Van Karnebeek.

“Meneer heeft het over prinses Juliana,” fluisterde Han Tonnon. We bedankten hem voor de tip.

In de woonkamer zei de koningin: “Het ruikt hier echt agrarisch.” Het rook er naar mest. Boerin Co had de hele week gebakken. Ze had allemaal Blaricumse lekkernijen gemaakt. Er was Blaricumse cake, Blaricumse spekkoek, Blaricumse boterkoek en nog veel meer. De koningin kreeg een groot bord met van alles een stuk. Ze kreeg er ook een kopje koffie bij.

De koningin prikte met haar vork een heel klein stukje van de boterkoek en zei drie keer dat het echt verrukkelijk smaakte.

“Als u nog een stuk wilt, moet u het zeggen,” zei Co de Jong.

Nou, dat was niet de bedoeling. “Nee, dank u wel,” zei Beatrix en ze begon een heel gesprek met boer Jan Peter en deed af en toe net alsof ze smulde van al het lekkers. Het ging over boekweit, de aspergeteelt en het teruglopend aantal agrariërs.

De koningin: “Wat doet u dit jaar met de gigantische hoeveelheid boekweit?”

Boer Jan Peter wilde wat zeggen, maar zijn oude vader was hem voor. “Daar kun je pap van maken,” zei hij. “Da’s lekker, hoor, boekweitpap.”


De koningin moest maar weer eens gaan, maar niet voordat ze de antieke bijkeuken had bekeken. Toen ze de kamer uit liep, zei de vader van boer Jan Peter: “Ze heeft d’r taart niet op.” “Jawel, hoor,” zei de koningin, “ik heb alles geproefd.”

Toen ze weg was, zei de oude boer: “Juliana in ’74… Die at alles. En toen ze het op had, wilde ze meer.”

Hare Majesteit de Koningin bezocht een scheepswerf in Hardinxveld-Giessendam.

De koningin moest bij de doop van een sleephopperzuiger in Hardinxveld-Giessendam met een speciaal bijltje een touw doorhakken. Daarna spatte er een champagnefles kapot tegen de wand van het schip en gleed de 156 meter lange Prins der Nederlanden de Merwede in.

Om dit mogelijk te maken, moest de Merwede Shipyard veel extra geld uitgeven. Door de aanhoudende droogte stond het water zo laag dat er een speciaal verlengde helling moest worden gebouwd. De persvoorlichter van de werf: “Je kunt de koningin niet laten komen voor een tewaterlating en dan het schip in de montagehal laten liggen.”

Nee, dat kon je Beatrix niet aandoen. Nadat ze met het bijltje had gehakt en het schip langzaam in het water had zien verdwijnen, zei ze tegen iedereen dat ze ‘het altijd zo prachtig’ vond om ‘zo’n enorme boot in het water te zien plonzen’.

Daarna daalde ze af naar enkele vooraf geselecteerde ‘gewone werknemers’ in de montagehal. Ze droegen speciale oranje T-shirts zodat de koningin ze makkelijk kon herkennen. Een van hen vertelde na afloop over zijn gesprek met de koningin. “Ze vroeg of ik zo’n tewaterlating ook altijd zo imponerend vond. ‘Nou,’ zei ik, ‘zoveel maak ik er niet mee. Je werkt namelijk best lang aan zo’n schip.’ ‘O ja, dat is ook zo,’ zei ze toen. Ze heeft meer tewaterlatingen gezien dan ik.”


Voor de werknemers waren er na de feestelijkheden stukken worst, stukken kaas en flesjes bier. De koningin ging naar de zorgvuldig afgegrendelde vip-ruimte. Op het grote videoscherm in de montagehal kon je haar witte wijn zien drinken.

Hare Majesteit de Koningin onthulde in de sociale werkplaats in Cruquius een gerestaureerd wandtapijt en vergat haar cadeau.

Het parkeerterrein van de sociale werkplaats in Cruquius was afgezet met hekken. Mannen met fluorescerende gele hesjes hielden alles en iedereen tegen. Ook de streekbus van Connexxion werd staande gehouden. De bus reed over de weg langs het gebouw en dat mocht niet. “Wachten of omrijden,” zei een van de gele hesjes tegen de chauffeur.

“Hoe lang duurt het?” vroeg de chauffeur.

“Het kan wel twee uur duren,” zei het gele hesje.

De koningin kwam naar de sociale werkplaats om er een daar gerestaureerd wandtapijt uit de zestiende eeuw te onthullen. Onder deskundige begeleiding werkten de mensen met een arbeidshandicap geconcentreerd verder toen Beatrix de werkplaats inspecteerde. De werknemers hadden ook een cadeau voor de koningin. Een gedeelte van het wandtapijt hadden ze heel precies nageborduurd. Daar hadden ze een half jaar aan gewerkt.

De koningin was hier heel blij mee. Jammer was wel dat ze het vergat mee te nemen. Toen iemand haar hofdame daarop wees, moest RVD-medewerker Aad Meijer het ophalen. Hij zei tegen de mensen dat de koningin het cadeau niet vergeten was, maar dat ze het even had laten staan. Later vertelde hij wat er met het cadeau ging gebeuren. “We archiveren het en dan gaat het de kelder in. Behalve als ze iets heel mooi vindt, dan gebruikt ze het.” Hij dacht niet dat Beatrix het wandkleed ging gebruiken. “Maar het kan zijn dat ze het leuk vindt om weg te geven.”


De koningin inspecteerde ondertussen het andere deel van de sociale werkplaats. Het personeel droeg er vaak een valhelm om te zorgen dat ze zichzelf en anderen tijdens het werk niet zouden bezeren.

Er waren er die langspeelplaten in hoezen stopten en er waren er ook die heel precies twintig blikjes in een kartonnen doos deden. Er ontstond grote opwinding onder het personeel toen de koningin tijdens de route niet rechts, maar links afsloeg. De vrolijk oranje uitgedoste werkers beklaagden zich bij hun chefs. Er waren er ook die begonnen te huilen.

Toen Beatrix hoorde van het probleem, bracht ze alsnog een bezoek aan het overgeslagen deel van de werkplaats. Een jongen met een dikke bril deed er zakjes met Senseo-coffeepads in kartonnen dozen. De koningin vroeg de jongen wat Senseo-coffeepads waren. De jongen kon het haar niet uitleggen. Gelukkig zei een chef dat het filterzakjes waren voor een apparaat waarmee de mensen thuis precies één kopje koffie konden zetten. “Het is heel lekker,” zei de chef. “De koffie heeft een schuimlaagje.”

“Zoiets als theezakjes,” concludeerde Beatrix.

“Ja, Majesteit,” zei de chef, “alleen dan met koffie d’r in. En dan zonder touwtje.”

Hare Majesteit de Koningin droeg een zuurstokroze jurk bij de galapremière van de Nederlandse speelfilm Kees de jongen in Amsterdam.

RVD-medewerkster Ariane Balledux stond in een galajurk bij de ingang van het Tuschinski Theater, met een enveloppe met stickers en kaartjes. Iedereen die van ‘de pers’ was, bestickerde ze. Ze drukte een sticker op mijn jas en nadat ik die had opengeritst ook een op mijn trui. Ze zuchtte en wees naar een zij-ingang. De trui was het probleem. Bij de zij-ingang stonden de journalisten zonder smoking of galajurk.


Ariane zei tegen de beveiligers: “Ik heb een probleem,” en keek naar ons. Ze liep naar binnen en zei: “Blijf staan. Ik kom terug!” Maar ze kwam niet terug. Een man van een bewakingsdienst met een kaalgeschoren kop kwam een praatje maken. Hij zei: “Oprotten hier!” Niemand reageerde. Toen kreeg hij bericht uit het dopje in zijn oor. Hij sprak tegen een microfoon in zijn horloge. “Object nadert.” Daarna zei hij dat we niet onder het afdakje bij de zij-ingang mochten blijven staan. We moesten in de regen op de straat.

“Lopen of ik knal je naar beneden,” zei de meneer van de bewakingsdienst. Hij dreef het groepje de regen in. Op de rode loper zei hij: “Sneller of ik duw.” In een vierkant van ijzeren dranghekken stonden ongeveer vijftig fotografen en journalisten in smoking. We keken naar de bekende Nederlanders die de rode loper betraden. Actrice Tanja Jess showde uitgebreid haar galajurk voor de camera’s van SBS 6. Alleen politicus Frank de Grave deed er langer over om binnen te komen. Hij werd toegejuicht door het publiek. Ze riepen ‘eikel’ en ‘Dat is die gek van Kopspijkers’. Frank vond het prachtig en showde zijn smoking.

De beveiligingsmensen joegen de laatste vips de rode loper op. ‘Het object’ kwam er nu echt aan. Eerst kwamen er vier motoren met zwaailicht. Toen reed een donkerblauwe Ford met kenteken AA-90 de Reguliersbreestraat in. Iemand riep: “Daar heb je die andere gek uit Kopspijkers,” maar er stonden ook tien studentes die ‘Bea! Bea!’ gilden. De chauffeur stapte uit en opende het achterportier van de auto.

De koningin kreunde bij het uitstappen. Eerst kwamen haar zwarte lakschoenen naar buiten. Ze droeg vleeskleurige nylonkousen en een roze galajurk. Haar rechtervoet zette ze in een plas water. Toen ze stond, keek ze de chauffeur boos aan. Hij had de auto niet naast een plas moeten parkeren. Omdat het regende en er niemand klaarstond met een paraplu, werd ze snel naar de rode loper geduwd. Ze keek niet naar de fotografen, maar draaide zich bij het beklimmen van de trap wel een keertje om, om even te zwaaien naar de studentes die maar ‘Bea! Bea!’ bleven roepen.


In de foyer van Tuschinski maakte de koningin kennis met de ambassadeur van de Stichting Bio-Kinderrevalidatie: mevrouw L. Nieuwenhuizen. Mevrouw Nieuwenhuizen gaf de koningin een bosje bloemen en knikte daarbij op een rare manier door haar knieën. Daarna zei ze: “Majesteit, wat heer-lijk dat u er bent. En wat zult u straks genieten. Kees de jongen is een heer-lij-ke film.”

De koningin keek naar het plafond. En wat waren de schilderingen in de bioscoop mooi! Mevrouw Nieuwenhuizen vond de beschilderde muren en plafonds ook prach-tig. Ze keek omhoog en om zich heen en zei een paar keer heel hard ‘prach-tig’. Opeens keek iedereen naar de schilderingen. En iedereen zei dat ze prachtig waren.

Daarna ging de koningin naar de vip-ruimte waar de hoofdrolspelers van de film op haar wachtten. Dit werd live uitgezonden in de grote zaal, waar Matthijs van Nieuwkerk de beelden van commentaar voorzag. Hij had een glimmend zwart pak aan en concludeerde: “Nou, het zijn geen lange gesprekken.” De koningin poseerde tussen hoofdrolspeler Ruud Feltkamp en producent Matthijs van Heijningen. Tegen Feltkamp zei ze dat ze het boek van Theo Thijssen had gelezen en tegen Matthijs van Heijningen klaagde ze over de fotografen. Ze zei ‘oh-oh’ en ‘euh-he’ en deed een hand voor haar hoofd om zich te beschermen tegen het flitslicht. Daarna joegen Ariane Balledux en Ivo Fernhout van de RVD samen met de beveiligingsmensen de fotografen en journalisten uit de vip-ruimte.

Hare Majesteit de Koningin kwam te laat bij de opening van de expositie Liefde uit de Hermitage in Amsterdam en zweeg over prinses Amalia.

De koningin was nu vijf dagen oma van prinses Amalia. Op de Dam was het winterkermis: dat wil zeggen, er stond een mobiele ijsbaan. Door luidsprekers klonk de hele tijd het liedje Jinglebells. De koningin at voor de gelegenheid in het Paleis. Van daaruit zou ze, ondanks het gure weer, te voet naar De Nieuwe Kerk gaan. De route, ongeveer twintig meter, was afgezet met dranghekken. Ook waren er veel agenten.


De koningin was laat, en omdat er veel files rondom Amsterdam stonden, waren veel genodigden ook laat. De laatkomers mochten niet meer door de hoofdingang naar binnen. De koningin kon ieder moment arriveren en dus werden zij verwezen naar het Kafé naast de Nieuwe Kerk. Daar hield een klein, Indisch mannetje iedereen tegen. Hij zei: “Te laat is te laat.” Onder de mopperende mensen waren ook oud-minister Winnie Sorgdrager en de Russische ambassadeur. Winnie wrong zich door de rij naar voren en vertelde dat ze naar het toilet was geweest en dat haar tas en haar portemonnee al op een stoel in De Nieuwe Kerk lagen. “Dat kan iedereen wel zeggen,” zei het mannetje.

Een belangrijk iemand van De Nieuwe Kerk opende de deur en stak zijn hoofd om het hoekje. “De Russische ambassadeur?”

“Ich!” riep een meneer en hij wurmde zich naar voren.

Winnie Sorgdrager ging meteen achter hem aan. “Ik was al binnen,” zei ze tegen de meneer van de organisatie. Die besloot tot een generaal pardon voor de laatkomers. Het Indische mannetje was het er duidelijk niet mee eens.

In de hal van De Nieuwe Kerk stond een soort kooi. Van daaruit hadden de fotografen een mooi zicht op ‘de Liefdestuin’, waar de koningin een bosje rode bloemen zou krijgen van een Russische sprookjesprinses. In de kooi stonden ook Ivo Fernhout en Ariane Balledux van de RVD. Ivo wist ook niet waarom de koningin te laat was. Ze had in ieder geval niet in de file gestaan. “Majesteit staat nooit in de file,” zei Ivo.

“Als er een file staat, laat ze zich erlangs rijden. Logisch, lijkt mij.” Hij zei er vergoelijkend bij dat vandaag ‘natuurlijk bijzondere omstandigheden’ golden. “Ze is weer grootmoeder geworden.” Toen iemand opmerkte dat dat al vijf dagen geleden was, vond Ivo dat journalisten eigenlijk niet tussen de fotografen mochten staan.


De koningin droeg rode schoenen met een hakje en een rode jurk. Daaroverheen had ze een soort verknipt Perzisch tapijt aan. Een meter achter de koningin liepen burgemeester Job Cohen van Amsterdam en Harry Borghouts, de commissaris van de koningin in de provincie Noord-Holland. Ze fluisterden en lachten met elkaar toen de koningin het bosje bloemen van de sprookjesprinses kreeg.

De koningin liep nu door het middenpad van de kerk naar haar stoel op de eerste rij, gevolgd door haar hofdame mevrouw Boeillaerd, die net als de koningin geen hoed droeg. Ivo Fernhout van de RVD legde uit dat dat de regels waren. “De hofdame moet zich altijd aanpassen aan de koningin. Draagt de koningin een hoed, dan draagt zij er ook een.”

Het werd erg gezellig en ontspannen. De toespraak van de directeur van De Nieuwe Kerk bevatte veel verwijzingen naar de liefde en de geboorte van het nieuwe koningskind Amalia. Daarna kreeg de koningin een cadeautje en een rondleiding door de Nieuwe Kerk van Michael Piotrovsky, de directeur van de Hermitage in Sint-Petersburg. De koningin kende de heer Piotrovsky al van een Rusland-reis en sprak hem tijdens het lopen – extra snel, om de verloren tijd in te halen – voortduren aan met Michael. De voorwerpen en de schilderijen hadden allemaal als thema ‘De liefde’ en dus waren er veel borsten, billen en piemels te zien.

Terwijl de laatste genodigden nog in de rij stonden om de hele tentoonstelling te doorlopen, waren Michael en Beatrix al klaar. Ze hadden er exact veertig minuten over gedaan. Zo kon de koningin toch nog volgens schema twee glazen witte wijn drinken. In het begin alleen met Michael en de directeur van De Nieuwe Kerk. Later spraken ook andere genodigden haar aan. Ze feliciteerden haar met de geboorte van prinses Amalia. Dan sloot ze de ogen, knikte vriendelijk en sprak verder over de kunst. Dit was tenslotte een werkbezoek.


Beatrix verliet De Nieuwe Kerk. De Dam was afgezet met dranghekken. Daarachter stonden zeven mensen. Van die zeven kwamen er drie uit Japan. Beatrix hoefde niet te zwaaien en wandelde met haar hofdame terug naar het paleis.

Bij de meeste werkbezoeken ging het anders. Overal waar ze kwam – behalve in Amsterdam – stonden de mensen met rood-wit-blauwe vlaggetjes te zwaaien. Ze zongen van ‘leve de koningin’ en klapten in hun handen zodra ze haar zagen.

Dit waren geen gewone mensen. Dit waren fans die altijd fan zouden blijven. Ook ‘de gewone mensen’ die Beatrix bij haar werkbezoeken ontmoette, waren niet gewoon. Ze waren zorgvuldig uitgekozen door de RVD en van tevoren duidelijk geïnstrueerd hoe ze zich moesten gedragen als de koningin er was. Ze moesten:

– doen alsof het een gewone werkdag was.

– doorgaan met werken als de koningin ze iets vroeg.

– antwoorden op de vragen van de koningin en zelf geen vragen aan haar stellen.

– En het was ook niet de bedoeling dat ze echt zeiden wat ze dachten.

Het werk was altijd ‘een uitdaging’ en nooit ‘zozo’. En dus vertelden ze hoe lang ze al in de zorg werken, dat het borduren van een kleed heel precies moest en dat je van boekweit pap kon maken. Dan deed Beatrix net alsof ze iets totaal nieuws hoorde, knikte en liep naar de volgende blije, tevreden Nederlander.

Want de boze en ontevreden Nederlanders die ze als Moeder des Vaderlands zo graag wilde leren kennen, kreeg ze ook in 2003 niet te zien. En als ze ergens waren waar zij ook was, ontweek ze hen. Bij de ingebruikname van een opslag voor radioactief afval in Vlissingen stonden voor de poort nogal wat demonstranten op haar te wachten. En dus kwam Beatrix met de helikopter. Ze vloog over de demonstranten heen, zwaaide naar wat fans en landde op het industrieterrein.


Beatrix sprak het liefst met mensen van haar eigen niveau: ministers, directeuren, burgemeesters en kunstenaars. Dan was het altijd heel gezellig. Ze had moeite met de gewone mensen. Zo was aan het ‘spontane bezoek’ aan de boerderij van boerin Co en boer Jan Peter de Jong in Blaricum niets spontaan. Ze hadden de aankomst van de koningin uitgebreid geoefend met de RVD.

Sinds de aanslag op Koninginnedag dit jaar is de populariteit van Beatrix toegenomen. Uit een peiling van Maurice de Hond blijkt dat vóór het drama 72 procent van de Nederlanders de koningin sympathiek vond, erna 81 procent. Ook vonden meer mensen (44 procent) dat Beatrix dicht bij het volk staat dan ervoor (30 procent).

Onderwerpen