Spring naar de content

Cardio-crisis

Een verblijf op de hartbewaking, met zouteloze ziekenhuiskost en een uitgebreid martelprogramma – de straf voor een onmatig leven valt niet mee. Maar op zaal houdt men de moed erin. ‘Daar is de snoepwinkel.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Redactie

Berouw komt na de zonde, denk ik schuldbewust als in mijn linkerarm een infuus wordt geprikt en de rechter aan een apparaat wordt gekoppeld dat ‘Poing!’ zegt. Welkom op de Cardiac Care Unit (CCU), de hartbewaking van het hoofdstedelijke Lucas Andreas Ziekenhuis. Ik krijg een minuscuul pilletje onder m’n tong dat zuurstof genereert en hop, daar verdwijnt nog een injectienaald in het bezwete buikvlees. Vier handen aan het bed, wat een luxe. Vier mooie handen ook, behorend aan een blonde verpleegster en eentje met roodgeverfd haar. Die laatste heet Monique, zo staat met sierlijke letters in de binnenkant van haar pols getatoeëerd. Bij mij loopt daar nu een slangetje waar een vloeistof doorheen wordt gepompt. “U moet kalm blijven,” zegt Monique onophoudelijk – en dat vind ik eigenlijk nog het ergste. Dat ze ‘u’ tegen me zegt, bedoel ik. Al is dit traditiegetrouw de plek waar meer u’s dan jij’s terechtkomen.

“Poing!”

Tja, berouw komt na de zonde. Nooit eens geld overgemaakt op Giro 300 van de Hartstichting – dit zou daarvoor een gepaste straf kunnen zijn. Stress de overhand laten krijgen: ook al geen gezonde alledaagse bezigheid. Maar vooral vrees ik dat ik nu eindelijk de consequenties zal moeten dragen voor dertig jaar lang onverstandig eten en drinken. Denkend aan Holland/zie ik sloten mayonaise/traag door oneindig/knaagland gaan,/rijen ondenkbaar/dikke frikandellen/als schoorstenen/aan de toogrand staan. Waar kunstschilders soms een rode of een gele periode doormaken, daar heb ik in de afgelopen tijd een bruine periode gekend. Overal maar satésaus op flikkeren, op een welhaast maniakale manier. De afrekening voor een leven vol snacks, drinks & rock-‘n’-roll zal dus hier plaatsvinden, op het cardio-crisiscentrum van het ziekenhuis.


“Poing!”

“We hebben het vermoeden dat er een flink infarct woedt,” deelt de dienstdoende dokter een half uur later mee. Prompt merk ik dat het waterbed begint te lekken. Wat natuurlijk niet zo is. Het is mijn eigen transpiratievocht dat ik voel, het transpiratievocht van een schuldbewuste angsthaas. Die zich bij de Eerste Hulp meldde met een al uren durende druk op de borst. Geen pijn, maar het gevoel van een vastzittende, in z’n geheel doorgeslikte boterham met pindakaas. Hij moest meteen zitten, in een stoel met wieltjes. En werd subiet weggereden naar de derde verdieping, om aldaar aan de cardio-apparatuur te worden vastgeklonken. Een portie patat met satésaus was nog nooit zo ver weg. “Poing!”

Een dag later – de ergste druk is inmiddels verdwenen en een infarct niet geconstateerd – word ik beplakt met elektroden op een hometrainer gezet. Beetje droogfietsen voor ik weer naar huis kan. Mag geen probleem zijn. Maar dat is het wel. Als ik een voor bejaard Nederland uiterst acceptabele snelheid bereik, manifesteert de ongekauwde boterham zich ineens in de keel. Foute boel! “We zullen u moeten katheteriseren,” luidt het vernietigende oordeel aan de finish. En dus word ik per luxe rolstoel zaal 321 van de hartafdeling op gereden, waar de gemiddelde leeftijd zeventig is. Hier mag ik een paar dagen vertoeven, in afwachting van de hartkatheterisatie. “Daarbij gaan we met een slangetje uw lies in en…”

De rest hoor ik niet meer. Oorkleppen.

“…kunt u allemaal nog eens rustig nalezen in de folder. Wel doen, hoor!”


Ik werp een steelse blik op dat pamflet, dat provocerend ligt te wachten op mijn nachtkastje, naast een kopje slappe thee. Zo’n glazen kopje zonder oor, dat ze alleen in ziekenhuizen hebben. Zodat je niet vergeet waar je bent. Op de voorkant van de folder staat een tekening van een welgekapte man die met zijn ogen dicht bijna gelukzalig aan het wegdoezelen is, terwijl het laken waaronder hij ligt door een onbekend persoon lijkt te worden dichtgenaaid. Naast de slapende man een televisie, waarop een aflevering van Vinger aan de pols wordt vertoond. Maar dat is het niet. De roze halve kip daar aan het spit is ‘s mans eigen hart (cardiopatiënten hebben het in dat geval over hun ‘rikketik’). Men is dus in staat om naar zijn eigen hart en bloedvaten te kijken, waar op dat moment live een slang doorheen wordt…

Folder gauw omdraaien.

Anderhalve dag lig ik met twee bejaarden op een zaal. Dat betekent urenlang naar buiten turen, naar de A10 die in het zicht van de Coentunnel dichtslibt als een slecht onderhouden kransslagader. Als het verplegend personeel de medicijnen komt brengen, zegt de mannelijke bejaarde toonloos: “Daar is de snoepwinkel.” Bij wijze van avondmaal schuif ik een stuk kalkoenvlees en een zestal gekookte aardappelen naar binnen, die net zo zouteloos zijn als het gemiddelde praatje van onze minister-president. Pas bij het afvegen van de mondhoeken zie ik dat ik de prak van een ander heb opgevreten. Mevrouw De Oude mag kennelijk geen zout.

Écht pijnlijk zijn de injecties met bloedverdunner die ‘s ochtends en ‘s avonds als toetje worden geserveerd. Nare rotprikken, die pas écht pijn doen als de naald het lichaam al heeft verlaten. Het lijkt op de vertraagde reactie in een lachfilm: je krijgt een prik en vijf tellen later voel je ‘m pas. Wat zit de natuur soms raar in elkaar.


Qua amusement wordt de zaal even later verrijkt met een goedlachse Surinamer, die bulderend rondbazuint dat hij een hartaanval heeft gekregen op het voetbalveld. “EN DAN ZEGGEN ZE DAT SPORT GEZOND IS, HAHAHAHAHAAAAA!!!” Als de kar met limonade voorbij komt, kan hij het niet laten om luidkeels een borrel te bestellen. Respons van de verbouwereerde Turkse cateringmedewerker: “Wat ieszj borrel?”

Bij het volgende avondmaal – een cordon bleu met sperziebonen, aardappelpuree en amandelvla – laat de nieuwkomer de quote van de dag noteren. “Dit heb ik niet besteld. Dit kán ik ook niet besteld hebben, want ik ben een neger!” Niet dat hij knorrend van de honger in slaap zal vallen, want hij laat zijn avondmaal gewoon via de Surinaamse toko komen. Vandaag een bak bami speciaal waar een heel gezin van kan smullen. Met flink veel kerrie ruik ik, als hij ‘s nachts een rectale trompetsolo ten beste geeft.

En zo rijgen de dagen zich aaneen, in afwachting van de geplande katheterisatie. Of ik de folder al heb gelezen, krijg ik meermalen te horen. Aan mijn antwoord – “Ik heb ‘m vluchtig bekeken” – lieg ik overigens niets. Wel ben ik steeds vaker op de vlucht voor de bloedverdunnende injecties. Zwak eigenlijk, bedenk ik als ik in de recreatiezaal bij een kop thee zonder suiker de Voetbal International zit te lezen. Mijn vader was kampioen hartinfarcten van het district Noord-Holland en is tien jaar lang regelmatig op en neer gependeld tussen huis en hospitaal. Maar ondanks het feit dat hij er vele malen erger aan toe was dan ik, heb ik hém nooit horen jammeren over pijnlijke prikken en slangen die je slagader binnen sluipen. Hij lag zijn VI gewoon in bed te lezen en gaf geen krimp als er weer eens aan hem werd gesleuteld. Hij beweerde het eten zelfs ‘best smakelijk’ te vinden. Eigenlijk was hij met terugwerkende kracht wat ik als kind ook al van hem vond: een held.


“Ja, als u mijn hand vasthoudt, dan kan ik die prik natuurlijk niet geven!!” bijt de Surinaamse verpleegster me toe, nadat ik me even met haar heb afgezonderd omdat ik mijn geschreeuw niet langer met mijn zaalgenoten wil delen. Ik besluit te onderhandelen en krijg het voor elkaar dat de bloedverdunnende injectie wordt vervangen door een pilletje. Nog meer lekkers uit de snoepwinkel dus, maar dat heb ik er graag voor over. De dagelijkse traktatie bestaat inmiddels uit acetylsalicylzuur cardio 80 pch, amlodipine 5 pch, selokeen zoc 50 en 75 milligram plavix, afgerond met een fijne lipitor 40 voor de nacht (plus een oxazepam als de zenuwen opspelen). En vooralsnog is de enige folder die ik durf te lezen die van de afstandsbediening van de tv. Opdat ik lekker op dinsdagmiddag met een glaasje limonade naar The A Team kan kijken. Dát zijn pas kerels! Die Hannibal zou zich lachend laten lekprikken, en als hij zoutloos eten krijgt voorgeschoteld, gooit B.A. zó die hele cateringwagen door het raam. Die gekke Murdock leest zo’n katheterisatiefolder zingend voor, daar ben ik van overtuigd.

En dan krijg ik op een dag een krabbertje en een bus talkpoeder overhandigd. Tussen knieën en navel dient alle overtollige lichaamsbeharing te worden verwijderd. Dat lijkt me eerder een klus voor Rob van Eigen Huis & Tuin, maar aan de andere kant: zo’n uitgebreide scheerbeurt breekt de dag ook weer. Meteen ook maar even de folder doornemen, want daar schijnt toch wel essentiële informatie in te staan. Manmoedig sla ik het ding open. Hoofdstuk 2: Hoe komt een hartkatheter in uw hart?

Morgen weer een dag.

Die dag is de dag van de eigenlijke katheterisatie. Aanzienlijk gedrogeerd met niet één, maar wel twee valiumpjes word ik met bed en al door een knappe vrouw naar de katheterisatiekamer gereden. Daar maak ik kennis met de cardiologe, een al even fraaie dame van Wit-Russische afkomst. Of ik m’n broek wil uittrekken en m’n hemd omhoog wil schuiven, vragen ze, waarna ze mijn niet meer zo edele delen bedekken met iets dat op een theedoek lijkt. “Probeer maar aan iets leuks te denken,” zegt de ene vrouw, maar ik houd de doek onder deze omstandigheden liever op z’n plaats. Trouwens, van veel beweging zal in die zone geen sprake zijn, want de Wit-Russische arts kondigt ‘een gemene prik’ aan. Het kreng (de prik, niet de arts) wordt in de lies gezet, en dat is precies de plek waar de slang het lichaam in wordt gebracht, waarna-ie met enige vaardige handbewegingen hoger en hoger zal worden geschoven. Vergelijk het met het doortrekken van een televisiekabel, van de begane grond naar de eerste verdieping.


Terwijl de katheter omhoog wordt geschoven, steeds dieper het bloedvatenstelsel in, laat ik me gelden als Luciano Pavarotti die in een doos met punaises is gaan zitten. “Ja, gilt u maar,” zegt de Nederlandse vrouw aan mijn linkerzijde. “Altijd hetzelfde met mannen,” lacht de cardiologe. Ik mag meekijken op het scherm, maar bedank voor de eer. Ik heb ook geen bravoure meer om te vragen wat er op het andere net is. Sterker: er moet een tweede verdoving worden gezet, want ik word gek als de slang onverhoeds een zenuw raakt.

Ik voel hartkloppingen. De cardiologe: “U voelde net twee hartkloppingen, hè? Dat kan ik van hieruit regelen.” Ik stel verder geen vragen, draai met m’n ogen door de ruimte en voel dan iets warms over m’n lies stromen.

“Shit, shit, shit!” roep ik.

“Nee hoor, alleen maar bloed,” zegt de verpleegster.

En dan, eerder dan ik had verwacht, zit de katheterisatie erop. “Maar in de folder stond dat het anderhalf uur zou duren!” roep ik, refererend aan die ene, veilige pagina die ik wél heb durven lezen. Maar dat is, krijg ik te horen, omdat ze altijd een slag om de arm houden. Of liever gezegd: om het been. Als het in de ene lies niet lukt, moet het hele circus worden verplaatst naar de andere kant. Maar dat bleek in mijn geval niet nodig. En er is nog meer goed nieuws. “Gefeliciteerd,” zegt de cardiologe, “u hebt een prachtige kransslagader.” Onmiddellijk herpak ik me, en met een combinatie van pure dankbaarheid en plots teruggekeerde wellust zoen ik beide dames hartstochtelijk. Op hun hand, want ik moet de komende 24 uur gestrekt blijven liggen.


Die avond zie ik Cristiano Ronaldo jankend als een verwend kind over het beeldscherm sjokken omdat hij in de Champions League-finale een kans heeft verprutst. Zelf lig ik, steunend op m’n ellebogen, met m’n kont omhoog, terwijl een verpleegster de natte stront van m’n billen veegt. Zo’n Ronaldo, die in vijf minuten méér verdient dan wat zo’n hardwerkende, toegewijde medewerkster in de zorgsector in een heel jaar krijgt: het is om van uit je vel te springen! Maar dat moet ik dus niet meer doen, ik moet me rustig houden. En voortaan gezonder gaan eten.

En eens wat storten op Giro 300 van de Hartstichting.

Hoe is het nu met de gezondheid van Michiel Blijboom? “Het gaat voortreffelijk met me, al eet ik wel af en toe weer een hamburger. Alleen nooit met saus; en ik probeer het blaadje sla en het schijfje tomaat ertussen te laten liggen.”

Onderwerpen