Spring naar de content

‘Ik mocht nooit meedoen’

Het is jammer dat de meeste mensen de voorman van de Centrum Democraten niet kennen zoals hij zichzelf ziet. Dat komt doordat ze hem er altijd uit knipten op tv. Allemaal censuur van de BVD. ‘Niemand mocht weten hoe goed ik was.’ Janmaat volgens Janmaat.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Drs. Hans Janmaat drinkt koffie in de serre van hotel Corona aan het Buitenhof te Den Haag. Hij zegt: “Wat een smerige toestand is die koffie. Ik wil maltbier.” Daarna keurt hij de kaart. Hij wenkt de ober. Het broodje dat hij wil bestellen, kun je alleen nuttigen tussen twaalf en twee. “De boel verloedert,” zegt Janmaat. “Ik hou niet meer van Nederland.”

En dan gaat ook nog z’n mobiele telefoon. “Janmaat. O, ben jij het. Ja, jezus… Ik zit in een interview, ja!” Dan drukt hij het ding uit en vouwt de handen. Voor hem ligt een bruine enveloppe. Net als die andere politicus heeft ook de voorman van de Centrum Democraten (CD) een boek geschreven. Het manuscript heet De vrouw van de secretaris. Dat er nog geen uitgever voor gevonden is, komt volgens hem door de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD).

“Dit is het manuscript. U mag het lenen. Niet hebben. Want zo zijn jullie, hè? Wel lenen, niet teruggeven. Dat kost me handenvol kopieerkosten.” Hij wil niet snoeven, maar moet eerlijk toegeven dat het een goed boek is. “Het is een roman over mijn politieke leven. Er staan ook pikante passages in.”

Dat hij naast een groot politicus ook een heel behoorlijk auteur is, ontdekte hij bij toeval. “Mijn vrouw Willy gelooft in van die occulte dingen. Ze had een handlezeres uitgenodigd thuis. Dat mens heeft ook mijn hand gelezen. Ze zag een berg geld en een boek. Nou, ik ben meteen gaan schrijven.” Dat geen uitgeverij er iets in ziet, zag de handlezeres er niet bij.

En dus zorgt hij nu zelf voor publiciteit. Op alle vragen geeft hij antwoord en daarna zegt hij: “Dat staat ook in mijn boek. Leest u het maar na.”


Alleen over de opkomst van Pim Fortuyn staat niets geschreven. Het boek was al af – “Ik was dus eerder” – en hij vindt het ook niet de moeite waard. “Dat de grenzen dicht moeten, zeg ik al jaren. Dat is dus niets nieuws. Waar al die zetels vandaan komen, snap ik niet. Nederland zou in één keer een rechtse meerderheid krijgen. Ja hoor.”

Dan begint hij over het onrecht dat hem is aangedaan. Zijn CD stond ooit op vijftien zetels in de peilingen, maar werd bij de laatste verkiezingen weggevaagd. Hoe kan dat? “Er is geknoeid met stemcomputers,” zegt Hans Janmaat. “En hoe! Bovendien zijn er in Rotterdam vijftienduizend stemmen door de papierversnipperaar gegaan.” Dan, met stemverheffing: “Tuurlijk heb ik geen bewijzen! Tuurlijk niet! Wat denkt u? De BVD laat toch geen sporen na! Ik weet dat het zo is. Maar geen journalist die het wil uitzoeken, hè. Ben je gek! Ik snap niet dat jullie de uitslagen die de overheid presenteert zo gedwee accepteren. Dat trekt niemand in twijfel! Van hogerhand is bepaald dat wij niet in het parlement mochten. Ik was te goed, en dus te gevaarlijk. Wie wind zaait, zal storm oogsten. Of het nu in Chili, Argentinië of Nederland is, tegenstrevers worden achternagezeten. De BVD heeft ons kapot gespeeld.”

Hij heeft Pim Fortuyn zelf ook een keer gebeld om hem te waarschuwen. “Had hij totaal geen behoefte aan. Nou, dan niet. Ik ga ook niet op hem stemmen. Hij moet nog veel te veel leren. Ik vind dat hij zich als een klein kind heeft laten uitspelen door Felix Rottenberg. Hij trapte met open ogen in de val. Als je de grenzen dichtgooit en je kiepert alle illegalen eruit, hou je genoeg over om de WAO van te betalen. Miljarden!”


Hij weet wel waarom ‘ze’ Pim in het parlement willen. Dat komt doordat Bush een Derde Wereldoorlog wil beginnen, en om die te steunen heeft Nederland een rechts parlement nodig. “Dat je dat niet ziet! Zo gaat het al jaren. Je manipuleert wat met opiniepeilingen om het volk te laten wennen en daarna knoei je met de stemcomputers. Daarvoor zijn die dingen uitgevonden.”

Vroeger was hij leraar maatschappijleer. Dan tekende hij op het bord allemaal kruisraketten en SS-20’s. Hij kreeg er genoeg van – “Altijd dat gezeik na de proefwerken. Dan zeiden ze: ‘Dat heeft u niet behandeld.’ Nou, ze hadden het wel gehad, hoor. Ze waren alleen te dom om het te onthouden” – en ging politicologie studeren. “Ik wilde een gedegen ondergrond hebben voor een politieke carrière. Daar heb ik veel aan gehad. Ik werd nooit geïnterrumpeerd in de Kamer. Nooit. Ze hadden geen argumenten. Ik interrumpeerde de anderen!”

De ogen van Hans Janmaat glimmen als hij over zijn politieke carrière praat. Ach, de politiek. Wat was dat werk toch bevredigend en wat was het toch fijn om iets voor de mensen te betekenen. Op een gegeven moment zaten ze met drie CD’ers in de Kamer. Hijzelf natuurlijk, zijn vrouw Wil Schuurman en nog een. Keihard werken, de tijd vergeten en ‘s avonds moe en voldaan neerploffen op de bank.

“Ik was de leider. Ik deed de debatten, want ik ben een echte debater, hè. Ik was voor niemand bang.” Sterker nog: “Ze waren bang voor mij. Doodsbang. Als ik aan het woord was, kregen die socialisten rode koppen als bieten. Dan dreef ik ze in de hoek en gaf ik ze ervan langs.”


‘s Avonds ging hij ook weleens naar zo’n Italiaanse nachtclub. Daar had hij sjans met jonge meisjes. “Dan zag ik zo’n onschuldig kind naar me staren. Maar daarna dacht ik: zo onschuldig ben jij niet, onschuldige meisjes liggen bij moeder in bed. Haha.”

Hans Janmaat schetst het beeld van een Janmaat die Nederland nog niet kent. Hij knikt. Het is zo bijzonder jammer dat de meeste mensen hem zo niet kennen. Het komt doordat ze hem niet uitzonden op de televisie. Ze knipten zijn bijdragen in de debatten er altijd uit. “Daar zorgde de BVD wel voor, hè.” Zelfs met de Handelingen van Kamervergaderingen is geknoeid. “Allemaal censuur. De medewerkers van het restaurant en de bodes weten hoe het werkelijk zat. Als ik sprak, stonden ze allemaal achter de gordijnen. Dan zoemde het rond. ‘Janmaat spreekt, hij pakt ze aan, de zakkenvullers.'” Hij knikt trots. “Ik had een zekere populariteit bij de mensen. Het was zelfs zo erg dat er op last van de Kamervoorzitter is gezegd dat ze niet meer achter de gordijnen mochten meeluisteren. Niemand mocht weten hoe goed ik was.”

Dat was de glorietijd. Nu gaat het minder. Het (wacht)geld is op. Hij moet zijn etage boven het partijkantoor verhuren en trekt in bij zijn vrouw Wil Schuurman. Zij verloor een van haar benen bij een aanslag van anti’s op een partijvergadering in een hotel in Kedichem. Hij heeft het aan zijn hart. En o ja, zij heeft ook nog last van gal. Dan: “Maar dat staat dus ook allemaal in mijn boek waar geen uitgever zijn vingers aan wil branden.”

Wil Schuurman woont in zo’n straat waar de mensen zich onveilig voelen in Kijkduin. Er zijn amper buitenlanders. Bejaarden met looprekjes schuifelen over de stoepen. Hans en Wil hebben een hek rond het tuintje laten bouwen. Wolfje, de waakhond, heeft een hekel aan fietsers. Drs. Hans Janmaat komt met twee plastic tassen vol boodschappen aan het stuur in de elektrische rolstoel van zijn vrouw de straat in rijden.


Wil Schuurman kijkt door het raam, steekt haar hand op en roept: “Ha, die Hans.” Dan fluistert ze: “Hij heeft het aan z’n hart. Het is veel erger dan hij wil toegeven. Hij heeft een sporthart.”

Hans komt binnen en vraagt: “Is het bezoek er al?”

“Ja,” zegt Wil, “je bent te laat.”

Hans: “Ach mens, ze zijn zelf te laat.”

Ze hebben laatst samen zitten kijken naar een debat met Pim Fortuyn. Het was verschrikkelijk.

Wil: “Hij zegt dingen die wij niet mochten zeggen. Fortuyn is iedere dag op televisie. Belachelijk!”

Hans: “Ik mocht nooit meedoen.”

Wil: “Het was heel slecht. Ik stem dit jaar maar op de ChristenUnie.”

Hans: “Dat kwam door die Witteman. Dat is de vuilste, smerigste VARA-krielkip die er is.”

Wil: “Toktoktok.”

Wil Schuurman houdt van dieren en beestjes. In de woning zijn katten en vissen en ze verzamelt ook krekels in een terrarium. “Het is haar hobby, niet de mijne,” zegt Hans.

Zelf heeft hij overal in het huis messen en dolken neergelegd. De anti’s hebben hem weer eens bedreigd. “Als dat gebeurt, leg ik overal mesjes neer. Als ze binnenkomen, pak ik ze. Ik ben niet bang. Nooit.”

“Ze schelden mij weleens uit,” zegt Wil. “‘Vuile racist’ riep er laatst een vanaf een scooter. ‘Kom maar,’ roep ik dan. Ik scheld gewoon terug. Gore rattekop of zo. Ik heb er laatst een een klap gegeven met een tas met flessen erin.”

“Ik kreeg weleens van die telefoontjes,” zegt Hans. “Dan zeiden ze dat mijn appartement over tien minuten zou ontploffen. ‘Pas dan maar op,’ zei ik dan, ‘de stoep ontploft over vijf minuten.’ Hahaha.”

Er loopt een donker jongetje in huis. Hij serveert de koffie. Het is het zoontje van de zoon van Wil. “Die heeft iets met een Surinaamse,” zegt Hans.


“Heb ik totaal geen moeite mee,” zegt Wil.

Hans ook niet. De CD is altijd voor rijksgenoten geweest.

Hans: “Ik heb ook nooit geroepen dat de islam een achterlijke cultuur is.”

Wil: “Iedereen mag alles roepen. Wij mogen niets.”

Hans: “Weet je dat dat kind op school gediscrimineerd wordt?”

De bel gaat. Het is een vriendin van Wil. Ze gaan samen dekbedden verstellen in de naaikamer naast de woonkamer. Hans zet thee voor het bezoek. “Verdomme! Wil, waar is dat thee-ei?” schreeuwt hij vanuit de keuken.

“Gewoon op z’n plaaa-aats!” roept Wil.

Als de thee is gezet, komt de BVD weer ter sprake. Hij weet inmiddels zeker dat ze zijn telefoon nog steeds aftappen. “Anders snap ik niet dat ik nog geen uitge- ver heb. Door de telefoon zijn ze razend enthousiast, maar drie dagen later krijg je een afwijzing in de bus.” Hij heeft trouwens ook aanwijzingen dat de Mossad, de Israëlische geheime dienst, zich met de CD bemoeide. Hij heeft zelfs bewijzen.

Dan klinkt vanuit het kamertje waar de vrouwen dekbedovertrekken verstellen een naam. Wil heeft meegeluisterd en bemoeit zich met het interview!

“Godverdomme!” schreeuwt Hans. “Bemoei je er niet mee met je grote klep. Hou je kop dicht.”

“Doe effe normaal!” kijft Wil terug. “Zo laat ik me niet behandelen. Met je grote bril!”

Hans: “Zit ik hier een interview te doen, kom jij er met je grote klep tussen.”

Hij kijkt voor zich uit en mompelt ‘tjongejongejonge’. “Vrouwen en politiek. Heb je die naam verstaan? Nee? Mooi, want het is levensgevaarlijk. Zit er hier eentje geheimen te verklappen, zeg. Ongelooflijk.”

Hij gaat naar buiten. Op de foto met Wolfje de Duitse herder, die door de baas steevast wordt aangesproken met ‘lief wolvenkindje’. “Hij is vals, joh,” zegt Hans. “Ik liep een keer met Wolvenkindje te wandelen. Kwam Jaap de Hoop (Jaap de Hoop Scheffer – red.) aanfietsen. Wolvenkindje was nog klein, maar begon meteen te grommen. Hij beet De Hoop in z’n been en die viel van z’n fiets. Ik moest lachen en Wolfje liet niet meer los. Ik zei: ‘Dat doet-ie anders nooit, hoor. Alleen als je een heel kwade uitstraling hebt.’ Nou, die Jaap de Hoop wist niet hoe snel-ie weg moest komen. Daar hebben we allemaal heel hard om gelachen.”


Hij wandelt naar het parkje achter zijn huis. We kijken naar de eendjes. Daar zitten heel vreemde soorten tussen. “Vreemde eenden,” zegt Hans Janmaat. “Weet u hoeveel we er daarvan hebben? Anderhalf miljoen!”

Terug naar het huis van Wil. Wolf springt tegen het hek. Janmaat: “Hou je kop.” Wil verstelt nog steeds dekbedden. “Ik pak ‘m nog wel terug,” kondigt ze aan. “Ik laat me niet in het openbaar de mond snoeren.”

Janmaat overleed in 2002 op 67-jarige leeftijd aan een hartkwaal. Hij was op dat moment verwikkeld in een proces over zijn eerdere veroordelingen wegens discriminatie. Hij vond die onterecht omdat vergelijkbare politici als Fortuyn niet werden veroordeeld. De door hem aangespannen rechtszaak werd na zijn dood niet voortgezet.

Onderwerpen