Spring naar de content

Zijn als James Dean

Peer Mascini (1941) is acteur. Hij groeide op in Heemstede. Momenteel toert hij door het land met het programma ‘Peer speelt Mascini’.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Matt Dings

Bepalend voor de jeugd van Peer Mascini was dat hij ter wereld kwam in een zeer katholiek gezin. Op zijn zesde was hij al misdienaar. Hij vervulde die taak zo toegewijd dat door zijn vroomheid ooit brand uitbrak op het priesterkoor. Dat gebeurde tijdens de consecratie van een belangrijke mis. De ogen gesloten, helemaal verdiept in het sacramentele moment, had hij niet in de gaten hoe zijn toorts steeds schever zakte, de draperie achter een beeld raakte en hoe dat doek vervolgens in brand vloog waarna het vuur zich verspreidde.

Met geblakerde toog en superplie droop hij af naar de sacristie, in een mengeling van schaamte en stille hoop op een glaasje prik tegen de schrik. “Maar de kapelaan reageerde walgelijk,” vertelt hij. “Hij sloeg me ták, ták, ták om de oren, en beet me toe of ik wel besefte dat ik eeuwig zou branden in de hel.” De zondag daarop werd er een collecte gehouden om de schade enigszins te dekken. De kleine misdienaar zat met een rood hoofd in de kerkbank naast zijn zwijgende vader.

Thuis werd er niet over het voorval gepraat. De ouders praatten nooit over moeilijke onderwerpen. Van aanmerkingen op geloof en kerk wilden ze al helemaal niets weten. Het motto was zwijgen, zwijgen en nog eens zwijgen. En bidden. Dag in, dag uit bad het gezin een rozenhoedje (vijf Onze Vaders en vijftig weesgegroeten), waarbij moeder steevast een ‘gebedsinval’ kreeg: die vrouw daar, die zo moeilijk loopt, daar bidden we ook nog even tien weesgegroeten voor.

Een hele tijd ging hij mee in al die devotie, maar rond zijn vijftiende had hij genoeg van de kerk en het geloof en bezocht ‘s zondags voortaan de kroeg in plaats van de verplichte mis. Zijn moeder, zelf wat wereldvreemd in haar geloof, maakte zich zorgen over Peers afnemende vroomheid. Toen hij een paar jaar later voor het eerst alleen naar Saint- Tropez liftte – ‘om Brigitte Bardot te zoeken, geloof ik’ – pakte moeder zijn paspoort en schreef daarin uit voorzorg tegen mondaine verlokkingen met grote letters: R.K.


Het enige wat hij aan zijn roomse jeugd heeft overgehouden, denkt hij, is een zekere naïviteit. Geloof en goedgelovigheid liggen niet zo ver uiteen. Zijn afkeer van de kerk betrof dan ook minder het geloof dan de priesters. Die weerzin had niet alleen te maken met de kapelaan die hem de hel had beloofd, maar ook met andere kerkelijke representanten. Op zijn lagere school, een broederschool, zat meer dan eens een geestelijke met een hand in zijn broekje. Als hij dat thuis rapporteerde, zei zijn moeder: “Peer, niet van die rare dingen vertellen. Zoiets doen broeders niet.”

Er kwam vaak een priester bij hen over de vloer die in de verte familie was en die ze oom noemden. Hij speelde quatre-mains met moeder Mascini, die heel vaardig was op de piano. Deze heeroom nam de jonge Peer eens een weekend mee uit zeilen. ‘s Nachts kwam de priester in de kajuit op hem liggen rijen.

“En,” vroeg moeder na zijn terugkeer, “lekker gezeild?” Dat wel, zei hij, maar godverdomme wéér gepakt, wat was dat toch met die priesters? “Hè Peer, niet van die vervelende dingen zeggen.” Hij stuitte op een muur; dat vond hij nog erger dan het voorval. Wel kon hij zijn verhaal kwijt bij een paar neven met wie hij veel optrok. Ach joh, lachten zij, we zijn allemaal door de man gepakt. Peer Mascini vond het een rare zaak, maar hij hield er geen last van.

Hoorde hij op de lagere school tot de besten, de middelbare school ging hem minder goed af. Dat had te maken met opspelende hormonen, concentratieproblemen en een sterke neiging tot keetschoppen, die hem nooit meer helemaal heeft verlaten. Hij mocht bijvoorbeeld graag een gummetje tussen de deur stoppen zodat de leraar die niet meer dicht kreeg, of een lessenaar zo neerzetten dat die omviel als de docent erop steunde.


En hij besteedde zijn energie liever aan buitenschoolse zaken zoals jazz en film. Hij ontwikkelde zich tot een enorme filmfan en wilde alles zien van Chaplin, Brando, Laurel, de opstandige James Dean, de prachtige Kim Novak, op wie hij verliefd was. In die tijd groeide het idee dat hij zelf ook acteur wilde worden. Misschien in de eerst plaats omdat hij zelf James Dean wilde zijn.

Op het lyceum strandde hij, en vervolgens op de mulo wéér, maar voor het staatsexamen wist hij te slagen. Toen de dienstplicht hem het leger in riep, hing hij daar de rare snuiter uit. Bij exercities maakte hij malle pasjes die hij had afgekeken van Charlie Chaplin en ook klom hij op daken om te verkondigen dat de wereld zou vergaan, tot een arts hem een spuit kwam geven en hem in het ziekenhuis stopte. Met een S5 voor geestelijke instabiliteit liep zijn militaire carrière na korte tijd af.

Een hele tijd zat hij thuis, luisterde naar Miles Davis en John Coltrane en voerde weinig uit. Af en toe ging hij naar jazzclubs in Haarlem. In het weekend reed hij stiekem, zonder rijbewijs, in de auto van zijn vader naar Amsterdam en bezocht dancings als Sheherazade en Lucky Strike, en artistieke kroegen als Reynders en Eijlders.

Zijn vader vond dat het zo niet kon doorgaan. Wou hij niet bij vader in zaak, een makelaardij in grond? Nee, dat wou hij niet. Een beroepstest suggereerde een loopbaan als zeeman, maar daar had hij ook geen trek in. Zo werd het, met instemming van zijn ouders, de Toneelschool in Amsterdam. Waar hij na een paar feestelijke jaren met veel stuff en een druk nachtleven weer eens zakte.


Hij kon ook zonder diploma aan de slag bij een vestzaktheater in Amsterdam en deed daar speelervaring op. Op reis in Spanje ontmoette hij vervolgens een jonge acteur die hem voorstelde samen een programma te maken. Zijn ze samen met eenakters gaan rondtrekken door Nederland. Hij had zijn vak alsnog gevonden.

Op een dag belde zijn vader op. Er was iets heel ergs gebeurd: een neef met wie Peer Mascini zeer bevriend was, had een motorongeluk gehad en was overleden; zijn moeder had hem nog zó gezegd dat hij zijn helm op moest doen. “Het was een heel verdrietig, ingrijpend moment,” zegt Mascini. “Ik had geen idee hoe ik dit moest verwerken. Maar diezelfde avond moest ik spelen. Het leerde me: the show must go on.”

Volgende keer: Manon Uphoff

Onderwerpen