Spring naar de content

Interview Hans Teeuwen

Elke week op de website: één artikel uit HP/De Tijd. Deze keer het Succes-interview met Hans Teeuwen. Het rondje theaters in Nederland ging hem vervelen, maar als zanger toert-ie nu wel het land door, met eigen nummers. In Groot-Brittannië begint Teeuwen (1967) als cabaretier opnieuw helemaal onderaan. ‘Elke nieuwe voorstelling vind ik weer eng om te maken.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Redactie

“Ik vind het helemaal niet leuk om weer onderaan te beginnen. Maar om in Engeland en Amerika een naam op te bouwen, moet het wel. Het is net als toen ik voor het eerst ging zingen, toen had ik ook het liefst dat het meteen goed was. Het heeft ook wel iets leuks, omdat ik het publiek kan verrassen; ze hebben in Engeland nog helemaal geen verwachtingen. Maar als je in zalen staat zonder kleedkamer, of in tenten, dan weet ik nog wel leukere dingen om met m’n tijd te doen. Als het lukt is het wel heel leuk. En spannend, en stressvol. Ik ben een keer heel erg uitgejouwd, ja. En laatst had ik een zaal waarvan de ene helft ‘get off’ riep en de andere helft ‘get on’. Dat is wel spannend; in Nederland maak ik dat niet meer mee, omdat iedereen hier weet waar ze naartoe gaan. In het begin had ik het in Nederland ook, hoor, dat mensen wegliepen. Alleen is het hier geen traditie dat ze dat verbaal duidelijk maken, ze stappen gewoon op. In Engeland willen ze dan dat de artiest opstapt.

De theatershows in Nederland waren steeds hetzelfde rondje, dat ging me vervelen. Na vijf shows had ik al die theaters van binnen en van buiten wel gezien. Mijn leven werd daardoor saaier. Nu doe ik heel veel dingen met andere mensen. De muziektoer met saxofonist Benjamin Herman van New Cool Collective, de film Gewoon Hans met regisseur Diederik Ebbinge, Marscha Holman heeft een selectie gemaakt van mijn teksten, voor een boek. Dus mijn leven is interessanter geworden, en mijn werk ook. Ik weet niet of ik ooit nog te zien zal zijn met een cabaretshow in de Nederlandse theaters. Ik heb nu erg veel schik in de dingen die ik doe, en daar heb ik mijn handen vol aan. Het is wel het meest lucratieve wat ik kan doen. Als ik echt geld wil verdienen, maak ik gewoon een show en dan loop ik binnen. Het kan zijn dat ik nog dertig jaar volle zalen kan trekken in Nederland. Maar ik denk dat ik me dan ga vervelen en dat de kwaliteit achteruit zou gaan. Nu probeer ik allemaal nieuwe dingen die ik al heel lang wilde doen. En die, naar ik hoop, qua kwaliteit niet onderdoen voor wat ik als cabaretier heb gedaan.

Waar het zingen toe gaat leiden, weet ik niet. Tuurlijk zou ik willen dat ik er ook in Engeland en Amerika mee kan gaan toeren. Ik wil altijd zo ver mogelijk komen, in alles wat ik doe. Het moet wel groeien, anders is het niks. Met het zingen ben ik begonnen omdat ik het echt graag wilde doen. Het was helemaal niet zeker of er geld in te verdienen was, of dat het publiek erop zat te wachten. Maar de eerste toer, twee jaar geleden, heeft het goed gedaan, het zingen is beter geworden en inmiddels schrijf ik mijn eigen nummers.

Op mijn 21-ste ben ik naar de theaterschool gegaan. Daarvoor was ik weinig productief, ik hing een beetje rond in Budel, waar ik ben opgegroeid. Ik heb er wel pianoles gehad. En veel tv gekeken, naar komieken, daar heb ik veel van opgestoken. En voor de rest de verveling verdrijven met alles wat voorhanden was; interessante mensen, drugs. Budel was een dorp, hè, en daar ben ik toch nog best wel lang ben blijven hangen, dan moet je iets. Ik heb de mavo gedaan, daar ben ik een keer blijven zitten. Toen nog een jaar naar 4 havo, maar dat was echt te hoog gegrepen. Daarna kwam de toneelschool en begon het te lopen.

Ik heb niet heel lang hoeven zoeken naar mijn vorm. Dat zie je bij sommige komieken wel, dat ze er lang over doen voordat ze hebben uitgevonden wie ze op het podium zijn. Ik had al vrij snel een soort stijl die per ongeluk ontstond, of intuïtief eigenlijk, zoals mijn programma’s altijd ontstaan. Ik maak verschillende nummers, die plaats ik achter elkaar. Lang geleden kreeg ik de tip dat ik geen bruggetjes hoefde te maken van het een naar het ander, maar dat ik gewoon hard moest snijden. Vanaf dat moment zet ik de programma’s meer op een ritmische manier achter elkaar. Dat was nog voor de voorstelling Heist, begin jaren negentig.

Ik moet wel een gevecht leveren tegen de spanning, de stress en de angst om in het diepe te springen. Auditie doen voor de toneelschool was heftig en eng en stressvol. Voor het eerst iets voor zo’n groep daar moeten doen, en voor de hele school. Daarna is het eng om buiten de school voor het eerst op een podium te staan, en in de finale spelen van het Camaretten-festival. Dat zijn allemaal spannende dingen; elke nieuwe voorstelling die ik maak vind ik weer eng. En misschien moet het dat ook zijn, omdat je dan opgetild wordt, adrenaline aanmaakt en beter gaat spelen.

Aan het eind van de show Met een Breierdeck in 1997 was ik gewoon op, fysiek en mentaal. De laatste voorstelling trok ik net niet, dus ben ik maar gegaan. Ik denk niet dat je een inzinking nodig hebt om te groeien. Er zijn een hoop mensen die zonder tegen een muur aan te lopen of zonder te crashen door blijven groeien. Voor mij is het ook niet nodig. Het is alleen maar vervelend, toch? Je moet er wel weer uitkomen. Ik mag hopen dat het geen wetmatigheid is in mijn leven dat ik om de tien jaar moet crashen, daar bedank ik feestelijk voor! Maar ik ben de magische tien-jaargrens al gepasseerd zonder kleerscheuren.

Erkenning is cruciaal. Ik maak de voorstellingen niet voor mezelf, ik maak ze om aan het publiek te presenteren. Als niemand het goed vindt, wordt het wel een treurige toestand. Ik heb een clubje mensen om me heen aan wie ik dingen toets: Gummbah, Theodor Holman, Pierre Bokma. Maar de echte erkenning moet toch komen van het publiek dat ik voor mijn neus heb zitten die avond, dat is mijn baas. Die hebben betaald, dus die moet ik tevreden stellen. En in Engeland zijn de recensies belangrijk, dat is een pijler van succes. Ze zijn heel positief, dus dat is mooi. In Nederland maken de recensies eigenlijk niet heel veel meer uit. Het kan een beetje vleiend zijn, of mijn ijdelheid prikkelen, maar dat is het dan ook.

Als je je met allerlei bijzaken gaat bezighouden, zoals wat er over je geschreven wordt, dan kun je in allerlei valkuilen stappen, dan loop je het risico dat het mis met je gaat. Of als je de media gaat opzoeken uit een emotioneel exhibitionisme, of voor een emotionele striptease, door over jezelf te gaan vertellen of over je privé-leven. Ik ben daar nooit toe geneigd geweest. En als ik die neiging zou hebben, dan fluit ik mezelf terug. Ik zie er wel veel mensen hun tijd mee verdoen, en het leidt tot niks. Uiteindelijk heb ik het meeste plezier aan iets maken en dat steeds beter te zien worden. Het uiteindelijk te laten zien aan mensen en dan maar hopen dat ze het leuk vinden, en dan begin je weer opnieuw. De rest is je privéleven, en dat is veel ingewikkelder dan dat. Wat dat betreft is het werk wel overzichtelijk en daarom ook iets waar je altijd op terug kunt vallen. Dan kan er niet zoveel misgaan toch? Ja, er kan eens iets mislukken, maar dan begin je gewoon met wat anders. En qua werk is er nooit echt iets mislukt.’

Over 2 weken: Sylvia Tóth