Spring naar de content

Sprookjes

Zelden vermaakte Gerard Aalders, historicus bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD), zich zo met een boek als dat van promovenda Annejet van der Zijl over prins Bernhard.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Redactie

Toch heeft hij sterk het gevoel dat de promotiecommissie zich door de blonde schrijfster om haar vinger heeft laten winden.

In die commissie zaten kanonnen als Hans Blom, Cees Fasseur en Geert Mak.

Tijdens haar promotie zag Aalders, die een van Bernhards grootste criticasters is en zelf het boek De prins kan mij nog meer vertellen op zijn naam heeft staan, Van der Zijl meerdere keren lief glimlachen als ze een moeilijke vraag kreeg voorgelegd. “Op zo’n moment zei Annejet met een lief stemmetje: ‘U hebt eigenlijk helemaal gelijk met uw stelling.’ Dan lachten de heren verrukt en was Annejet meteen klaar met haar verdediging.”

Ook constateert Aalders dat het notenapparaat in Van der Zijls vorige week verschenen boek Bernhard – Een verborgen geschiedenis te wensen overlaat. “De bronnen staan er vaak niet of onvolledig in. ‘Zie de National Archives in Washington’, staat er dan. Nou, daar kom ik weleens; er liggen vier miljard documenten. Dat is dus een beetje lastig zoeken.”

Het bevreemdt Aalders dat promotor Blom Van der Zijl hiermee heeft laten wegkomen. “Maar ach, een man is ook maar een mens, nietwaar?”

Aalders’ derde kritiekpunt betreft niet het volgens hem ‘uitstekende’ boek zelf (“De schrijfster fileert Bernhard genadeloos en geeft me daarmee op zo’n beetje alle punten gelijk”), maar Van der Zijls uitspraken in interviews dat ‘we’ het Bernhard eigenlijk niet kwalijk kunnen nemen dat hij ‘sprookjes is gaan vertellen’. “Hij was immers ingehuurd als sprookjesprins.” Aalders, streng: “Bernhard was natuurlijk te allen tijde zelf honderd procent verantwoordelijk voor zijn daden.”


Inzake haar notenapparaat laat Van der Zijl desgevraagd weten dat ‘de commissie natuurlijk geen blaam treft’. “De verantwoordelijkheid voor het boek ligt geheel bij mij. Hopelijk wil Aalders aanwijzen welke noten voor verbetering vatbaar zijn, dan neem ik dat mee voor een volgende druk.

“Over Bernhards ‘sprookjes’ verschillen Aalders en ik heel nadrukkelijk van mening. Bernhard vertelde die verzinsels niet voor de lol, maar omdat hij het gevoel had geen andere keuze te hebben.

En dat is ook precies de essentie van het verhaal dat ik met mijn boek wilde ver- tellen.”

En dan is er dus nog dat andere punt: had Van der Zijl de commissie inderdaad aan een touwtje? Zelf heeft ze dat, zegt ze, niet zo ervaren. “Ik had het gevoel dat de commissie me – terecht – behoorlijk het vuur na aan de schenen legde.