Spring naar de content

Het drama van Jemen

Niet Al-Qaida is het grote probleem van Jemen, maar de qat. Minder sterk dan marihuana, maar verdovend genoeg om elke middag de economie tot stilstand te brengen. Moeders kijken machteloos toe hoe vaders hun zonen meenemen naar het qathuis. ‘Ik verveel me dood als ik geen qat kauw.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Abbas (44) leeft op als hij merkt dat zijn taxi naar het noorden van de Jemenitische hoofdstad Sanaa langs een van zijn favoriete qatmarkten komt. Daar moet hij van profiteren, dus er wordt een tussenstop gemaakt. Abbas – reisagent en algemene regelaar – snuffelt en voelt wat aan blaadjes van verschillende verkopers. Een van hen heeft spul waar hij tevreden over is. Na wat gesteggel over de prijs koopt hij een grote bos lange takken, gewikkeld in rood plastic, en een blauw zakje waarin alleen de toppen van qattakken zitten. “Dit is excellente qat,” verzekert Abbas. “Dat kun je zien aan de rode steeltjes, dan is het vers.” Vergenoegd stapt hij weer in de taxi, qat op schoot, klaar voor weer een middag kauwen.

Jemen kampt met problemen, grote problemen. Momenteel is de aanwezigheid van Al-Qaida daarvan het grootste, althans wat betreft de rest van de wereld. Dat Al-Qaida zijn gang kan gaan in Jemen, wordt toegeschreven aan de zwakke regering en de ellendige economische toestand. Tijdens een conferentie in Londen op 27 januari werd vooral dat laatste nog eens benadrukt. De olie raakt op, er woedt een dure oorlog in het noorden en investeerders blijven al jaren weg. En dan is er nog iets, en dat is de qat. Een weggemoffeld probleem, dat door bezoekers vaak als grappige culturele bijkomstigheid wordt gezien.

Maar er is weinig grappigs aan qat. Vergelijk het met de situatie dat half Nederland elke middag na de lunch de boel de boel laat om de rest van de middag jointjes te gaan roken met vrienden. Je wordt weliswaar minder stoned van qat, maar het effect is hetzelfde: totale indolentie. Volgens de Wereldbank kauwt ten minste 72 procent van de Jemenitische mannen op de bittere blaadjes. Vrouwen en kinderen kauwen ook, zij het minder zichtbaar. Deze massaverslaving aan de licht drogerende, naar heg smakende plant draagt al minstens dertig jaar bij aan de economische malaise van Jemen. Al-Qaida legt het land niet lam, dat doet de qat.


Het meest zichtbaar is het verlies aan arbeidsproductiviteit. Elke middag na het middaggebed en voor het eerste avondgebed, pakweg tussen één en zes, komt de Jemenitische economie tot stilstand. Er wordt dan niet gewerkt, er wordt gekauwd. In de speciale qathouding, leunend, een knie omhoog, het andere been eronder gevouwen, arm op een kussen, wordt elk blaadje met een vlugge vingerbeweging van zijn laagje chemicaliën ontdaan. Blaadje voor blaadje verdwijnt in een wang. Het is niet de bedoeling dat de felgroene pulp die na een tijdje kauwen ontstaat, wordt doorgeslikt. Het Arabische werkwoord voor qat kauwen ‘jachzin’ betekent ‘opslaan’. Aan die opslag besteden de Jemenieten ten minste vijftien miljoen manuren per dag. Per dág.

Ook Abbas werkt vanmiddag niet. Nadat de qat is ingeslagen, snelt hij naar zijn spartaans ingerichte kantoor. Naast dat kantoor heeft hij een zijkamer die speciaal is ingericht voor de dagelijkse qatsessies. Matrassen op de vloer, armsteunen, een televisie en in de hoek een grote stofzuiger om straks de troep op te zuigen. Hij installeert zich met wat vrienden voor de tv, flesjes cola en sigaretten onder handbereik. De qatzakjes liggen op schoot. Ramen en deuren worden gesloten want voor qat moet het volgens de Jemeniet warm zijn. Hoe broeieriger, hoe beter.

Vrijwel alle boeren die grond hebben waar qat kan worden verbouwd, zijn overgegaan op qat. Vaak ten koste van cash crops zoals koffie en katoen. In tegenstelling tot die gewassen is qat geen exportproduct. Het is in de hele regio van het Arabisch schiereiland verboden en levert dus geen deviezen op. Bovendien, waar eerst voedsel werd verbouwd, groeit nu qat, en dat betekent dat voedsel tegen hoge prijzen moet worden geïmporteerd. Rond de 75 procent van het voedsel komt tegenwoordig van buiten Jemen. De hoge voedselprijzen drukken op de toch al karige huishoudbudgetten, net als de qat zelf.


De gemiddelde Jemeniet besteedt tussen de twintig en vijftig procent van zijn dagelijkse inkomsten aan qat. Qat is ook het toverwoord voor politieagenten die een extraatje willen verdienen. Veel gehoord: “Je moet me nu wat geven voor het afhandelen van de aanrijding, zeg 2000 Yemeni rial, voor qat.” Het werkt, Jemenieten vinden dit een redelijk argument omdat ze de noodzaak inzien van de dagelijkse portie blaadjes. Een zak of bos qat kost van 200 (70 eurocent) tot 20.000 Yemeni rial (70 euro), afhankelijk van de kwaliteit en het seizoen. Ruim veertig procent van de Jemenieten leeft onder de armoedegrens van 2 US dollar per dag.

Vrouwen, die hun grote hoeveelheden kinderen te eten moeten zien te geven, worden er vaak wanhopig van. Zoals Belqis, een jonge moeder, die haar man kort na hun huwelijk verbood nog langer te kauwen. “Ik heb gezegd: de qat eruit, of ik eruit. Ik vond het afzichtelijk en het is duur. Elke keer als hij qat had gekocht, verscheurde ik dezelfde hoeveelheid geld voor zijn neus, om te laten zien wat hij aan het doen was.” Het werkte, haar man Achmed is gestopt. En Belqis laat zich niet foppen: “Ik ruik en zie het meteen als hij zou kauwen, dus dat doet hij echt niet.” Maar de meeste vrouwen zijn niet in de positie om hun man ook maar iets te verbieden. En zien hem elke middag afreizen naar zijn vrienden, met de jonge zoons in zijn kielzog.

Abbas en zijn vrienden kletsen, kijken met een half oog naar een Egyptische film en kauwen zich door de zakjes heen. Net zolang tot zich in hun wangen een grote bal – formaat tennisbal – heeft gevormd. De vale vloerbedekking is bezaaid met blaadjes die niet goed zijn, te oud, om te kauwen. De kamer staat blauw van de rook. De zon gaat onder, de microfoons van de moskeeën beginnen te sputteren, zo meteen barst de kakofonie van Allah akbars los en moet de bal uitgespuugd en weggespoeld zijn. In de moskee wordt niet gekauwd. Over tien minuten liggen de straten vol met groene prut. Alsof een geit zijn maag heeft geleegd.


Qat is een dorstig gewas. Voor een land dat kampt met een schrikbarend watertekort nou niet meteen de ideale plant. Schattingen lopen uiteen, maar ten minste dertig procent van het beschikbare grondwater wordt gebruikt voor qat. Elke Jemeniet weet dit, en kijkt schuldbewust als het probleem wordt aangestipt. Maar daar blijft het bij. Hij leeft vandaag, en of er morgen water is, ziet hij dan wel weer. En zo nodig vecht hij er dan wel om met een concurrerende stam. Nu eerst naar dat ene mannetje, dat de beste kwaliteit heeft – uit de bergen in het noordwesten, daar komt de beste qat, Shami, vandaan.

Het is even wennen om Abbas een paar dagen later zonder bal in zijn wang te zien. Normaal kauwt hij op deze tijd van de dag, net na de lunch, op een dikke prop. Wat is er aan de hand, is hij ziek? Hij is gestopt, althans met het dagelijkse kauwen. Nu kauwt hij alleen nog op donderdagen en vrijdagen en ‘wanneer er een speciale gelegenheid is’. Nadat hij in een tijdschrift afschrikwekkende foto’s van kankergezwellen in wangen en kelen had gezien, en had bedacht dat zijn onderneming momenteel nauwelijks geld oplevert, besloot hij te stoppen.

Intussen probeert de overheid bij tijd en wijle wel iets te doen aan het qatprobleem. Er zijn af en toe campagnes zoals ‘Yemen Without Qat’, en er zijn door een paar imams fatwa’s uitgesproken dat qat haram is. Het werkt niet. President Ali Abdullah Saleh kauwt zelf ook. De Jemeniet heeft sowieso weinig respect voor de notoir corrupte overheid. Het aan de laars lappen van regels is een nationale sport. De meeste imams, sjeiks en andere notabelen naar wie Jemenieten wel luisteren, zijn zelf fervente kauwers.


Voor de eenwording van Jemen in 1990 ging het beter, vooral in het – socialistische – zuiden. Daar gold een verbod op het verkopen van qat. Alleen op donderdag en vrijdag kon je in steden als Aden aan qat komen. Een Thank God It’s Friday voor de kauwer. Op de andere dagen werd de hele dag gewerkt. Na de eenwording is die regel onder invloed van het veel traditionelere – en volgens velen achterlijkere – noorden overboord gegaan. Nu kauwt ook Aden zich een weg door de werkloosheid en wanhoop.

Andere oplossingen zijn eveneens geprobeerd. Medio jaren zeventig probeerde de toenmalige premier al-Aini de qatplanten te vernietigen door grote hoeveel- heden katoenwormen uit Egypte te im- porteren. De wormen hadden daar de katoenoogst om zeep geholpen en al-Aini hoopte op eenzelfde resultaat bij qat. De wormen werden stiekem uitgezet. Het werkte niet; de worm had geen enkele interesse voor de qatplant. Momenteel is de Wereldbank bezig met een anti-qat-instituut. Hoe dat eruit gaat zien, is nog niet duidelijk, maar het lijkt erop dat het vooral een tamme voorlichtingsfunctie zal hebben.

Abbas zit achter zijn bureau. Het is dinsdagmiddag en zijn wang zit vol. Zijn tanden zijn bedekt met groene prut. Erg representatief is het niet voor een reisagent. Wat krijgen we nou? Hij was toch gestopt doordeweeks? “Ja, maar ik verveel me dood als ik geen qat kauw.” Qat geeft je volgens veel Jemenieten een roes waarin de tijd lijkt stil te staan. Jammer dat dit ook geldt voor de economie.

Qat valt niet onder de Opiumwet.


Minister Klink beoordeelde de risico’s van qat voor de gezondheidszorg en de openbare orde in januari 2008 als nihil. In de meeste landen wordt qat wel als een illegale drug beschouwd. Nederland en het Verenigd Koninkrijk zijn de belangrijkste uitzonderingen. Het Verenigd Koninkrijk heeft grote Jemenitische en Somalische gemeenschappen. In Nederland kauwt naar schatting de helft van de circa 20.000 Somaliërs uit Kenia ingevlogen qat. Vaak om het leed en de frustratie die hun situatie in Nederland oproept, te stelpen.

Qat wordt verbouwd in de hooggelegen gebieden van landen aan beide kanten van de Rode Zee. Belangrijke qatproducenten zijn Kenia, Ethiopië, Somalië en Jemen. Kenia en Ethiopië zijn qat-exporterende landen. In 2008 exporteerde Kenia voor 150 miljoen dollar, Ethiopië verdiende er 108 miljoen dollar aan. Qat was in 2008 Ethiopië’s zevende exportproduct. Grootafnemers zijn onder anderen de Djiboutiërs, en de Jemenitische en Somalische gemeenschappen in het Verenigd Koninkrijk. Ook zou Groot-Brittannië een belangrijke doorvoerhaven zijn voor Europa en de VS.

Jemen exporteert nauwelijks of geen qat. Hoeveel er exact in de lokale economie omgaat aan de qathandel, is onbekend, maar algemeen wordt aangenomen dat ten minste een derde van het bruto nationaal product (in 2007 was dat volgens het IMF 21 miljard dollar – ter vergelijking: het bnp van Nederland was in dat jaar 770 miljard) wordt gegenereerd door qat. Er wordt dus ook verdiend aan qat, zij het vooral door de ‘qatmaffia’.

Qat heeft een korte levensduur. Het moet idealiter binnen 24 tot 48 uur gebruikt worden. Het proces van boom naar klant is rechttoe rechtaan. De plant wordt geplukt, ongewassen in plastic of bananenbladeren verpakt, in pick-uptrucks geladen en naar een qatmarkt of vliegveld vervoerd.