Spring naar de content

Is Obama een socialist?

Voor minstens de helft van de Amerikanen wel

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Interessant opinieonderzoek over de aanhang van de Tea Party in opdracht van The New York Times en CBS News. De Tea Party, een beweging die overal in het land bijeenkomsten organiseert tegen het beleid van president Barack Obama en de federale overheid in Washington, wordt gesteund door achttien procent van de Amerikanen. Niet verrassend is dat die aanhang overwegend Republikeins is, blank, mannelijk en ouder dan 45 jaar. Inderdaad de ‘angry white male’.

Toch wijken hun opvattingen niet bovenmatig af van die van de meeste Amerikanen. Ook de meeste ‘theedrinkers’ vinden Sarah Palin niet gekwalificeerd genoeg om president te worden. Ook ervaren zij de belastinghoogte min of meer als fair. Wel blijken zij gemiddeld welvarender en beter opgeleid. Dat weerspreekt het stereotype dat we hier te maken hebben met domme en kleingeestige mensen. Het grootste verschil is dat zij veel pessimistischer zijn over de economie en de koers van het land in het algemeen. Meer dan zestig procent denkt dat Amerika over het hoogtepunt heen is. Het Congres wordt niet vertrouwd, en maar liefst 92 procent van de aanhang van de Tea Party ziet Barack Obama als een socialist, tegen iets meer dan de helft van de Amerikanen. De president zou zwart boven blank bevoordelen, arm boven rijk, en sympathie hebben voor moslims, zo niet zelf moslim zijn. Het valt de aanhang van de Tea Party zwaar om Obama als een ‘echte Amerikaan’ te zien.

Deels weerspiegelen deze cijfers sociologische trends in Amerika, dat minder blank wordt, minder Europees en meer het immigratieproduct van de hele wereld. Obama, die op Hawaï werd geboren en in Indonesië opgroeide, is zelf de eerste ‘niet-Europese’ president. Anderzijds zou juist Obama’s ‘socialisme’ kunnen worden gezien als koersverlegging in de richting van een meer op Europese leest geschoeide verzorgingsstaat. Dat verklaart de sympathie die Europeanen voor Obama hebben. Dat de president, in Europese ogen een gematigd man, door de aanhang van de Tea Party als een ‘socialist’ wordt gezien, bevestigt ons idee van de achterlijkheid van Amerika. Het aanvaarden van Obama’s zorgplannen is bij ons verwelkomd als teken dat Amerika eindelijk tot de beschaafde wereld wil toetreden. Vanzelfsprekend worden dan alle tegenstanders van Obama als wildemannen gezien. Hoewel Noordwest-Europa meer ‘white, Anglo-Saxon and protestant’ (WASP) is dan Amerika zelf, is het dat kleinsteedse provinciale Amerika dat hier afkeer wekt.


Waarom dat zo is, is voer voor psychologen. Ik beperk me tot de vraag of Obama een ‘socialist’ is, wat hij voor minstens de helft van de Amerikanen schijnt te zijn. Hebben zij gelijk, of weten zij niet wat socialisme is? Naar Europese maatstaven kan de president geen socialist zijn, omdat het socialisme in Amerika nooit is aangeslagen en in Europa een uitgebluste ideologie is. Een socialistische revolutie in Amerika – het ontbreekt ons aan politieke fantasie om daar nog in te geloven. We hebben er Obama zelf ook nooit over gehoord. Integendeel, Obama wil niet eens horen dat hij links zou zijn, wetend hoe onmogelijk de Amerikaanse ‘liberals’ zich in het verleden hebben gemaakt. In Amerika gaat het om een scheldwoord, vandaar dat hij door de Tea Party als een ‘socialist’ wordt neergezet. En omdat het hier om gekken gaat, hoeven we dat niet serieus te nemen.

Maar naar Amerikaanse begrippen is een president die een algemene zorgverzekering doorvoert, de rol van de federale overheid vergroot en belastingverlagingen terugdraait, wel degelijk een socialist. Obama wekt met zijn postraciale schutkleur de indruk een verborgen agenda te hebben. Enerzijds wil hij als president boven de partijen staan, anderzijds houdt hij er een academische denkwijze op na die kritisch staat tegenover de rol van Amerika. Dat valt slecht bij de verdedigers van Amerikaanse waarden, die alles met het predicaat ‘patriottisch’ bij de vuilnisbak gezet zien worden. Mede daarom moest Obamacare het zonder enige Republikeinse steun doen.

Obama heeft ooit gezegd dat hij de ‘Reagan-revolutie’, die ook steun vond onder Democraten, bewonderde. Daarmee bedoelde hij niet dat hij het ermee eens was, maar dat hij onder de indruk was van het charisma van Reagan, dat Amerika begeesterde en nieuw zelfvertrouwen gaf. Het ligt voor de hand dat Obama iets soortgelijks wil, maar dan omgekeerd. Socialisme mag dat niet heten, dat zou voor Amerika tegennatuurlijk zijn. Maar de Tea Party voelt goed aan dat Obama de geest van de ‘Reagan-revolutie’ – die alles wat naar socialisme riekte de wacht aanzegde – wil breken en naar zijn hand zetten. Die strijd is nog niet gestreden, en anders dan Reagan laat Obama de definiëring ervan aan zijn tegenstanders over.