Spring naar de content

De kunst van het sterven

Wat levenskunst is, heb ik nooit helemaal begrepen. Het heeft te maken met geluk, althans opgewektheid en een levensomarmende instelling, maar ook met wijsheid en aanvaarding van je lot. Levenskunst is in ieder geval iets nastrevenswaardigs en het is een hot topic binnen de populaire afdeling zelfhulpboeken. In Nederland wordt de levenskunst aan de man gebracht door filosoof Joep Dohmen, die er verschillende boeken over schreef. Het is lastig om tegen levenskunst te zijn, omdat het begrip allerlei fijne, sympathieke manieren van menszijn omvat zoals vitaliteit, enthousiasme, goede relaties, veerkracht, mededogen, aandacht, weerbaarheid enzovoort. Maar tegelijk vormt die containerfunctie voor al het goede precies de reden voor wantrouwen. Als je alles goed doet, ben je een levenskunstenaar, daar komt het eigenlijk op neer. Van zo’n boodschap word ik een beetje kribbig. Geef mij maar etiquette in plaats van levenskunst. De etiquette houdt zich ook bezig met goed en fout in het dagelijkse leven, maar ziet het goede niet als iets wat tot kunst moet worden verheven, maar als een simpele minimumstandaard.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Beatrijs Ritsema

In de Volkskrant van 8 mei legt Joep Dohmen de tegenwoordige praktijk van ouder worden en sterven tegen de meetlat van de levenskunst, en het zal geen verwondering wekken dat hierin allerwegen jammerlijk wordt gefaald. ‘Wij missen een cultuur van goed ouder worden’, luidt de kop van het artikel. Mensen kijken weg van hun nakende ouderdom en klampen zich vast aan de medische technologie die hen zo lang mogelijk gezond en sterk probeert te houden. Volgens Dohmen verhult deze geneigdheid de angst voor de dood. Levenskunst houdt in dat mensen onder ogen zien dat ze eindige en kwetsbare wezens zijn en dat ze afscheid nemen van het dwaze verlangen naar forever young. Wij moeten de ars moriendi, de kunst van het sterven, waar de vroege christenen en de middeleeuwers zo goed in waren, opnieuw onder de knie krijgen en ons verstaan met de eindigheid van al het waardevolle, inclusief het leven zelf. Voortdurende rouwarbeid (en opnieuw beginnen) is geboden!

Want anders? Ja, wat gebeurt er eigenlijk voor vreselijks als je je níet oefent in de kunst van het sterven en maar doorgaat met weer een facelift, nog eens een viagrakuurtje op je oude dag, je onafhankelijkheid demonstreren door koppig thuis te blijven wonen en te doen alsof je nog heus wel alles zelf kunt beschikken? En dat terwijl voor iedereen duidelijk is dat het bergafwaarts gaat en de man met de zeis naderbij sluipt.

Alle mensen zijn bang voor de dood, maar ik begrijp werkelijk niet waarom de accepterende, berustende manier om zich met die angst te verstaan moreel superieur zou zijn aan het ontkennende wegkijken. Volgens Dohmen wisten mensen vroeger beter hoe ze met de dood moesten omgaan en deden ze er niet zo angsthazig over als wij tegenwoordig. Maar de vroege christenen en de middeleeuwers verwachtten dat ze na hun dood in de schoot van hun Schepper zouden belanden. Een treurige misvatting, dus eigenlijk berustten zij ten onrechte. Tenminste voor zover er destijds inderdaad sprake was van een cultuur van doodsacceptatie – waarschijnlijker is dat mensen even bang waren als nu. Ze werden murw gebeukt onder het voortdurende sterven om zich heen in het kraambed, door ziektes en in oorlogen, en betrachtten hun ziel in lijdzaamheid. Uit pure nood, niet vanwege een of ander hoger ideaal van levenskunst!


Wat mij nog het meeste ergert aan de moraalfilosofie van de ars moriendi is de onbarmhartige pretentie ervan. Je hebt mensen die zich liever niet willen bezighouden met hun dood en gewoon voor zich uit leven met alle pieken en dalen die vanzelf op hun pad komen, misschien wel woedend worden wanneer hun een terminale ziekte wordt aangezegd. En je hebt mensen die over elk dingetje dat ze met het klimmen der jaren moeten opgeven serieus gaan zitten reflecteren, voortdurend balansen opmaken en zich oefenen in de kunst van de blijmoedige resignatie. Deze laatsten doen het kennelijk goed, de eerste groep is verkeerd bezig. Maar wat doet dat onderscheid ertoe in het licht van de dood zelf? Of mensen zich nu verzoenen met het einde of hun kop in het zand steken, maakt geen verschil. Dood gaan ze toch. Dat is al erg genoeg. Ze hoeven er niet ook nog eens stervenskunst van te maken.