Spring naar de content

‘Ik heb de WK-hysterie onderschat’

Zijn 63ste verjaardag viert Kees Jansma in Zuid-Afrika als perschef van Oranje. Na een lange carrière als commentator, interviewer en presentator is dit WK zijn derde grote toernooi in die functie. ‘De massaliteit is niet meer te stoppen en leidt tot irritatie en vervlakking.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën: door Redactie

Ook een journalist met 45 jaar ervaring kan op eigen vakgebied nog verrast worden. Zo bleek 10 mei, de dag waarop de spelers van het Nederlands elftal zich in Hoenderloo verzamelden om zich voor te bereiden op het wereldkampioenschap voetbal. Een aantal – en onder hen niet de minsten – ontbrak nog, zoals de beoogde basisspelers Wesley Sneijder, Arjen Robben en Mark van Bommel, die later die maand nog een Champions League- finale moesten spelen. Toch stond het in Hoenderloo bomvol bij de hekken van het hotel annex trainingscomplex. Volksstammen supporters probeerden meer dan een glimp van de naar binnen rijdende spelers op te vangen en bijvoorbeeld een foto met handtekening te bemachtigen. Verder stond een batterij aan cameraploegen met bijbehorende verslaggevers paraat om vast te leggen wat de spelers zouden antwoorden op vragen als: ‘Zo, nu gaat het beginnen, hè?’

Op zoveel aandacht had de perschef van het Nederlands elftal niet gerekend: “Elf cameraploegen, die uitrukken voor een verre van volledige selectie die nog helemaal aan het begin staat van een twee maanden durend traject; kennelijk is dat de hysterie die tegenwoordig ontstaat wanneer Nederland deelneemt aan een groot voetbaltoernooi. En dat heb ik, geef ik eerlijk toe, onderschat. De gekte – met alle respect – neemt toe, waardoor de serieuze voetbalpers onder de voet dreigt te worden gelopen door de minder serieuze pers. Want we zien steeds meer journalisten die zich niet dagelijks met voetbal bezig houden, maar wel een graantje van de oranjegekte proberen mee te pikken. Dat kunnen we ze niet ontzeggen, maar duidelijk mag zijn dat wij, begeleiders en spelers, liever te maken hebben met mensen van de pers die het Nederlands voetbal en het nationale elftal dagelijks volgen en die we als zodanig ook kennen en herkennen. Op mediagebied is een WK voetbal uitgegroeid tot een circusachtig evenement dat z’n weerga niet kent. Zelfs de Olympische Spelen kunnen daar niet aan tippen, mede omdat de aandacht zich dan over meerdere sportteams en -takken verdeelt.”


Hij herinnert zich de zomer van 1988, waarin Nederland in (toen nog West-)Duitsland het grootste nationale voetbalsucces realiseerde en Europees kampioen werd. Tijdens dat toernooi interviewde Kees Jansma namens Studio Sport de spelers en bondscoach Rinus Michels, en deed dat als enige tv-journalist. “En nu zijn er bij de trainingen in Zuid-Afrika 300 à 400 journalisten uit binnen- en buitenland met een cameraploeg. Die massaliteit is niet meer te stoppen en leidt tot irritatie en vervlakking. Voor lange en diepe interviews is hier echt geen ruimte. Daarvoor zijn de spelers ook niet naar Zuid-Afrika gekomen; wel om te trainen, wedstrijden te spelen en tussendoor nog aan ontspanning en rust toe te komen. Want dat is ook nodig om goed te presteren. Voor journalisten is het in de loop der jaren dus veel moeilijker geworden om goed te kunnen werken.”

Intussen wil de persafdeling van de KNVB iedereen zo veel mogelijk van dienst zijn en probeert daarbij de Nederlandse pers waar mogelijk enigszins te bevoordelen. Net als tijdens het WK van 2006 en EK van 2008 heeft de voetbalbond weer een soort Holland Huis gecreëerd, waar naar eigen inzicht gasten worden uitgenodigd. En dat gezelschap kan ‘geheel toevallig’ ook uit alleen maar Nederlandse journalisten bestaan. Jansma: “Dat is de enige manier waarop we de regels van de FIFA, die zulke privilegeachtige contacten verbiedt, kunnen omzeilen. Want feitelijk mogen we niemand uitsluiten. De Nederlandse spelers zijn populair bij de buitenlandse pers, mede omdat ze in de toplanden voetballen en de persconferenties in het Duits, Engels, Spaans en/of Italiaans kunnen doen. De Engelse Premier League wordt ook in Azië uitgezonden en dat maakt spelers als Dirk Kuijt, Ryan Babel, Nigel de Jong en John Heitinga daar helden; de aanvragen voor interviews zijn dus ook uit die hoek talrijk.”


Buitenlandse media, die in Zuid-Afrika in gesprek willen komen met een Nederlandse voetballer, dienen zich te vervoegen aan de achterkant van de rij wachtenden, en zoals gezegd is die lang. Jansma: “Ik zie toch liever dat de Nederlandse kranten en tijdschriften aan hun trekken komen en hun lezers mooie uitspraken van onze spelers kunnen voorschotelen. Intussen zijn wij van alle aanwezige landen wel koploper op het gebied van open, dus vrij toegankelijke trainingen en geven we, naar ik meen, de meeste persconferenties. Niemand met een perskaart van de FIFA zullen we weigeren, uit welk land hij of zij ook afkomstig is. Maar door ook journalisten binnen te halen die we niet of niet goed kennen, lopen we het risico dat er verhalen verschijnen waarin onze spelers onjuist geciteerd worden of uitspraken uit hun verband zijn gerukt. En het is natuurlijk onmogelijk alle verhalen met onze spelers, die in bijvoorbeeld Japanse, Chileense en Deense kranten verschijnen, voor publicatie door te lezen en te controleren. Dus daar dreigt wel een gevaar, want niet iedere journalist is nu eenmaal te goeder trouw. Maar met de harde kern van Nederlands elftal-volgers hebben we altijd goed kunnen werken, dus vanuit die hoek verwacht ik geen enkel probleem. Spelers hebben ook de vrijheid te praten met wie ze willen en daarbij zal hun persoonlijke voorkeur voor bepaalde journalisten – en vaak hebben ze die – een rol spelen.”

Toch kent ook de publiciteitsvriendelijkheid van voetballers grenzen, want al die media-aandacht kan wel eens te veel worden. Dus met enige regelmaat hoort Jansma de kreet ‘nee hè, niet wéér pers’. De perschef begrijpt dat en hekelt en passant de door de FIFA in het leven geroepen mixed zone. Iedere verslaggever die daar een keer gestaan heeft, zal hem gelijk geven. De praktijk: bij het verlaten van de kleedkamer, na afloop van een wedstrijd, lopen de internationals via een door hekken gevormde gang richting de gereedstaande spelersbus. Achter die hekken staan journalisten met pen en blocnote of een microfoon, die bij een radio- dan wel tv-zender horen. Vandaar moeten ze wenkend of roepend proberen de aandacht te trekken van spelers, die ze een uitspraak hopen te ontlokken. Jansma: “Mensonterend is het soms voor de pers, en een drama voor de spelers die net onder de douche vandaan komen met hun vreugde of teleurstelling en eventuele fysieke pijntjes. Maar de FIFA heeft die mixed zone zo ongeveer heilig verklaard. Van mij mag die morgen worden afgeschaft en mogen ze het aantal perskaarten beperken om zo in het belang van alle partijen de kwaliteit van werken enigszins te herstellen en te waarborgen.”


Meteen bij zijn aanstelling in 2006 heeft Jansma te kennen gegeven geen mediatraining te geven aan volwassen voetballers. “Kom zeg! Moet ik onze internationals in een klasje zetten en vertellen hoe ze bepaalde vragen dienen te beantwoorden? Ik ga er ook nooit bij zitten als ze geïnterviewd worden. De bondscoach benadrukt vaak genoeg dat ze bij alles wat ze doen en zeggen, dus ook op mediagebied, in de eerste plaats aan het teambelang moeten denken. Verder weten spelers dat ze altijd bij me mogen aankloppen. Ik ben er om ze te helpen als ze moeite met een verzoek of een journalist hebben of als een interview nagelezen moet worden, bijvoorbeeld omdat ze zich misschien onduidelijk geuit hebben tijdens dat gesprek, of wellicht verkeerd begrepen zijn. Sommigen maken graag gebruik van die mogelijkheid, anderen nauwelijks. Voorop staat dat spelers vooral op hun eigen manier hun eigen mening moeten geven.”

Een van de grootste ontdekkingen die de perschef de afgelopen jaren deed, was het enorme spanningsveld waarmee spelers tijdens dit soort grote toernooien worden geconfronteerd. “Natuurlijk wist ik dat die spanning alleen maar heel groot kon zijn. Maar het zelf ervaren is iets heel anders, zeker vlak voor een wedstrijd. Tijdens het EK van 2008 zat ik in de spelersbus die van het hotel naar het stadion reed; een stukje van vier kilometer door Bern. En langs de kant stonden 100.000 Nederlanders die allemaal op de ramen van de bus bonsden en ‘winnen, winnen, winnen’ riepen. De spanning die dat oproept, overtreft alles. Dat is nergens mee te vergelijken.”

“Overigens zouden we hier aan boord van die spelersbus een bewapende meneer krijgen,” vervolgt hij. “Maar ik heb hem nog niet gezien. Toch mag vanwege alle waarschuwingen over aanslagen en criminaliteit vooraf duidelijk zijn dat we in deze tijd niet meer rustig naar een interland kunnen toeleven. Die onschuld zijn we helaas kwijtgeraakt.


“Niet alleen Al-Qaida en andere terreurgroepen vormen een reële bedreiging voor de WK-deelnemers en -volgers. De Nederlandse ambassade en de KNVB hebben gewaarschuwd voor de gevaren die de al te argeloze Oranjesupporters bedreigen. Jansma, die vaker vakantie gevierd heeft in wat wel ‘s werelds mooiste land wordt genoemd, erkent en onderkent de risico’s: “Er valt in Zuid-Afrika veel te genieten, maar er is dat veiligheidsissue. Dat betekent dat toeristen sommige wijken beter kunnen mijden. Toen dat tijdens een lunch een tijdje terug in Johannesburg ter sprake kwam, zei Rob de Vos, de Nederlandse ambassadeur hier en groot liefhebber van deze natie en van voetbal: ‘Jullie verwachten zo veel van dit land, en ook zo snel. Maar het is pas zestien jaar onderweg.’ En zo is het ook. In 1994, twee jaar na de vrijlating van Nelson Mandela, is de apartheid pas afgeschaft. Er zal nog heel veel moeten veranderen. Grote groepen mensen hier zijn stinkend arm, hebben helemaal niks en doen alles om te overleven. Helaas gaat dat gepaard met veel criminaliteit en geweld. Dat is afschuwelijk en valt niet goed te praten. Onze spelers zijn van die situatie op de hoogte en ze weten ook dat tijdens de Africa Cup deze winter de spelersbus van Togo is aangevallen en dat daarbij doden zijn gevallen. Ze hebben gezinnen met jonge kinderen en realiseren zich dat zij – of ze dat nu willen of niet – beroemdheden zijn, en dus een mogelijk doelwit van een terroristische actie. Dat zijn feiten die ik ook niet kan ontkennen. Tegelijk betekent dit toernooi zo veel voor dit continent, en met name het gastland. En natuurlijk is hier nog veel voor verbetering vatbaar, voornamelijk voor de zwarte bewoners en hun positie en rechten. Daarover ging een ander gesprek, toevallig wederom tijdens een lunch. Terwijl wij stevig discussieerden over de politieke toestand, kwam onze zwarte ober er voorzichtig tussen met een zeer zinnige opmerking: ‘Ik mag nu met u praten over politiek. En al gaat niet alles in ons land goed, dát mag nu wel. En dat is een heel grote stap in de goede richting.’ En zo is het ook.”


Tot zijn tevredenheid heeft Jansma vastgesteld dat de spelersgroep niet alleen redelijk op de hoogte is van de Zuid-Afrikaanse geschiedenis, maar die kennis ook wil uitbreiden. Daarom is ambassadeur De Vos op verzoek langs geweest om tijdens een diner meer mee te delen over de huidige situatie en de verwachte en verhoopte ontwikkelingen. Jansma: “Ook zie ik dat iemand als Ryan Babel dit een razend interessant onderwerp vindt en er niet genoeg over kan lezen. Dat is mooi, al blijft de realiteit dat we hier vooral zijn om dit toernooi zo lang mogelijk in de race te blijven.”

Vrijwel de gehele oefenperiode in eigen land werd ook de perschef veel vaker dan hem lief was gevraagd of ‘we’ wereldkampioen zouden worden. “Wat moet je daar nou op antwoorden? Reëel gezien hebben landen als Spanje, Argentinië, Brazilië, Duitsland, Engeland en noem maar op een veel groter potentieel dan wij. De halve finale halen, en dus bij de beste vier horen, zou al een hele mooie verrassing zijn. Maar die vraag blééf in mei voorbij komen; van De Wereld Draait Door tot alle papa’s en mama’s bij de voetbalclub van m’n twee zoontjes. En daar werd ik wel eens chagrijnig van. Al is het misschien ook wel weer logisch, omdat ik er zelf aan heb bijgedragen door decennialang zo veel mogelijk te berichten over voetbal.”

Vanaf 1966 was hij onder meer schrijvend journalist bij Voetbal International, presentator van Langs de Lijn en commentator, presentator en chef bij Studio Sport, Canal+ en Sport1. Bij dat laatste bedrijf was hij ook tot 1 juni van dit jaar eigenaar/directeur. De gekozen arbeidsrichting dankt hij aan zijn vader. “Die was absoluut en totaal sport- en voetbalgek. Drie jaar geleden is hij overleden en ik mis hem heel erg. Tijdens de grote voetbaltoernooien belde ik hem elke dag. Altijd! En als ik commentaar voor tv had gegeven, reageerde hij vaak met: ‘Joh, had ‘t nou niet ietsje minder gekund? Hoe oud ben je nou?’ Dan gooide ik teleurgesteld de hoorn op de haak, om me even later te realiseren dat hij gelijk had. Hij was een fantástische man, al zal ik niet de enige zijn die dat van zijn vader zegt. Lang heeft hij op 1 mei met de rode vlag rondgelopen, en ook die politieke voorkeur heb ik van hem geërfd. Want bij verkiezingen stem ik altijd PvdA.”


Bij het Voorburgse TONEGIDO, waar zijn vader tien jaar lang voorzitter was, voetbalde Jansma op het middenveld. “Ik was een rechtsbenige, buitengewoon dominante spelverdeler die alle ballen wilde hebben en meeverdedigen niet als grootste hobby had. Als medespeler en aanvoerder en later als fanatiek trainer heb ik daar Charles Corver meegemaakt. Een maand geleden was die weer in het nieuws vanwege de sportuitzending van Andere Tijden over de overtreding van Schumacher op Battiston tijdens de halve finale van het WK van 1982, die Corver floot. En ja, met scheidsrechters heb ik als speler regelmatig flink overhoop gelegen. Ik vond al vrij snel dat zo’n man mij onrecht aandeed en benadeelde, en kon me dan bijzonder kwaad maken en behoorlijk onaangenaam doen.”

De geschiedenis meldt dat TONEGIDO tijdens Jansma’s aanwezigheid van de derde naar de tweede klasse promoveerde en hij landskampioen werd – “mijn hoogtepunt” – met een zaalvoetbalteam, waarin hij dat seizoen ook 32 keer scoorde. “Maar dat was echt geheel en al met dank aan de oud-Feyenoorders Wim Jansen (tweevoudig WK-finalist, red.) en Joop van Daele, die mij keer op keer vrij voor een leeg doel zetten.” Uit zichzelf komt hij terug op zijn dominantie in het veld. “Omdat het gewoon in me zit, heeft het zich niet beperkt tot mijn voetbalactiviteiten. Met die karaktertrek is het wel eens moeilijk diplomatiek te blijven – ook in mijn huidige functie bij het Nederlands elftal, die toch dienstbaar is: aan de spelers, aan de pers en aan de trainer en zijn staf. Soms kan ik nog weleens even uitvaren, maar het is al stukken, stúkken minder geworden. Even tot tien tellen en op m’n tong bijten gaat me steeds beter af.”


Dit WK is zijn derde grote toernooi en Bert van Marwijk is de tweede bondscoach met wie hij als perschef werkt. In 2004 was er al een vergeefse poging in die richting van Dick Advocaat, de coach die geen enkele over hem geschreven letter wil missen en – mede daardoor – altijd en overal vijanden meent waar te nemen. Reeds gemaakte werkafspraken verhinderden acceptatie van het voorstel, dat Jansma best aantrekkelijk vond klinken. Twee jaar later, op een mooie maartse zaterdagochtend, meldde de nieuwe bondscoach Marco van Basten zich met assistent John van ‘t Schip en teammanager Hans Jorritsma. De vraag was dezelfde, en ja: Jansma had nog steeds zin, en nu ook tijd. Toch werd kritiek op zijn aanstelling verwacht en die bleef ook niet uit. De nieuwe perschef zou ‘te veel petten op hebben’, want hij was tegelijk journalist, commentator en presentator, en had als eigenaar/directeur van productiebedrijf Eyeworks ook nog eens zakelijke belangen in de voetbalgerelateerde tv- wereld. “Niet onlogisch,” noemt hij de verwijten, die hij destijds las en hoorde. “Ik heb aardig mijn best moeten doen om mensen er van te overtuigen dat ik die belangen goed zou kunnen scheiden. Volgens mij is dat aardig gelukt, zowel dat overtuigen als die belangenscheiding. En sinds ik per 1 juni geen directeur meer ben van inmiddels Sport1, heb ik ook weinig meer uit te leggen.”

Na 45 jaar kan de voetbalwereld hem nog steeds verbazen. “Mijn roots liggen in Den Haag en omstreken, waar de enige profclub ook ‘mijn’ club is. En dat ADO al heel lang door een honderdtal dwazen wordt gedomineerd en geterroriseerd, kan ik niet begrijpen. Dat een Feyenoorder niet door Amsterdam kan lopen, kan ik niet bevatten. Dat geldt ook voor een Ajacied die naar Rotterdam zou willen. Waarom? Mijn vader was een echte Ajacied, mijn oudste zoon – uit een eerder huwelijk – is Feyenoorder pur sang, en die konden toch echt heel goed samen naar een voetbalwedstrijd kijken. Ik kan niet begrijpen dat er zo vaak zo veel haat kan loskomen bij zoiets moois als voetbal. De voorlopig simpelste en meest doeltreffende oplossing, die in Groot-Brittannië prima blijkt te werken, is de voetbalwet waarbij hooligans zich tijdens wedstrijden op het politiebureau dienen te melden. Over zoiets simpels wordt door politici al vele jaren gedebatteerd, al lijkt die wet er nu éindelijk door te komen.”


Dan wil hij duidelijk terug naar vrolijker stemmende zaken en zegt: “O, wat zo mooi was… Tijdens de voorbereiding in Oostenrijk zijn alle vrouwen en kinderen langs geweest. Even was ik bang dat het een beetje opgelegd en aangezet zou worden. Maar het was zo leuk, al die kinderen bij en met elkaar. Als Robin van Persie nu scoort, roept mijn jongste zoon van vijf, Sander, opeens heel blij dat ‘de papa van Shaqueel’ een doelpunt heeft gemaakt. En Ruben, mijn andere zoon van zeven, heeft de hele Champions League-finale bij Dirk Kuijt op schoot zitten kijken. Wat het nog mooier maakt, is dat die gasten zich allebei nog helemaal niet realiseren dat dit heel beroemde mannen zijn en dat miljoenen mensen over de wereld enorm jaloers zijn en zo met ze hadden willen ruilen.”

Omdat dit jeugdige tweetal ook geen idee heeft wat hun vader in zijn beroepsmatige leven heeft uitgespookt en wie en wat hij daarin is tegen gekomen, wil Jansma ze dat middels een nog te schrijven boek meegeven. De anekdotes zullen aanvangen in 1966, het jaar van het WK voetbal in Engeland, gewonnen door het gastland. “In korte lijnen zal ik daarin ook vertellen wat ik tijdens mijn jaren als perschef bij het Nederlands elftal heb meegemaakt. Maar die zullen niet domineren. Diverse uitgeverijen hebben me wel gevraagd iets specifiek in die richting te doen.

Maar daar begin ik niet aan, omdat ik niet vanuit de kleedkamer wil praten. Dat vind ik niet netjes, mede omdat ik een oneigenlijke voorsprong heb op collega-journalisten, die ook hun best doen te weten te komen wat daar al die jaren is voorgevallen.”