Spring naar de content

Hakmes boven Hilversum

De publieke omroep is niet meer uit te leggen. Zeker niet nu Wakker Nederland en PowNed aanschuiven. Budgetten worden overschreden, STER-inkomsten dalen. Een zelfverzekerde imagocampagne (‘de publieke omroep vertelt jóuw verhaal’) moet de angst voor bezuinigingen maskeren.

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Redactie

Dat schrijvende journalisten een kritische toon aanslaan jegens de publieke omroep, is een gegeven dat bijna zo vertrouwd en Hollands is als een koe die in een weiland staat te dampen. Sinds mensenheugenis kijkt de schrijvende pers met enige jaloezie naar de budgetten, de privileges en de glamour waarmee het bestaan van een gemiddelde tv-journalist gepaard gaat. In de extreem efficiënte denktrant van nieuwe media als GeenStijl en PowNed kunnen we zelfs maar beter onze mond houden, want is de traditionele journalistiek niets meer dan een tweederangs showbizzwereld. Eentje die net zozeer als Hilversum door ego’s, spelletjes en achterbaksheden wordt beheerst, maar volgens kersvers PowNed-verslaggever Rutger Castricum – essentieel verschil! – bijna uitsluitend bestaat uit ‘lelijke mensen’.

Volgens deze logica is Hilversum, en dus ook de publieke omroep, een gegarandeerde pispaal voor het schrijvende journaille. En het moet gezegd: de omroepverenigingen hebben inderdaad zelden een lofzang mogen ontvangen en worden al decennia achtervolgd door de vermeende graal van ‘het BBC-model’, de Britse staatsomroep met de onberispelijke nieuwsvoorziening die internationaal veel aanzien geniet. Met de introductie van de Balkenende-norm is er nog een extra aanvalslinie bijgekomen en liggen de Hilversumse ‘sterren’ vrijwel permanent onder vuur. Grootverdieners als Mart Smeets, Matthijs van Nieuwkerk, Jack van Gelder, Paul Witteman en Jeroen Pauw zijn menigmaal bevraagd over de tonnen belastinggeld die zij jaarlijks in hun zak steken. ‘Zijn ze het wel waard?’ is daarbij steeds de ondertoon. En: moet er, bij zo’n riant salaris, niet op z’n minst een einde komen aan het geschnabbel als de heren zich geheel en al ‘gratis’ mogen profileren op onze veelbekeken staatszenders? Een complexe discussie waarbij de bazen van de publieke omroep ook nog een onnavolgbare duit in het zakje hebben gedaan door de kaste van de ‘beeldbepalende gezichten’ te introduceren (die boven de Balkenende-norm mag verdienen) en daarmee automatisch ook de kaste van de ‘niet-beeldbepalende gezichten’ (het echelon der mindere goden, dat keurig in een regulier ambtenarenschaaltje meedraait).


Tot zover, dus, niets nieuws onder de zon. De vertrouwde kinnesinne. Maar de oplettende kijker heeft de afgelopen weken, tussen de talloze WK-wedstrijden door, kennisgemaakt met een heel nieuw fenomeen: de promo! Nee, niet de uitgekauwde promo voor dramaseries, talkshows, films en showprogramma’s, zoals die al jaren over de schermen van Nederland 1, 2 en 3 rollen. Nee, de promo die het gehele ‘merk’ publieke omroep in de harten van miljoenen Nederlanders probeert te kerven. De promo – die eigenlijk een serie promo’s is – met coryfeeën als Paul de Leeuw, Jeroen Pauw en Tom Egbers, die ons even vaderlijk als vaderlands toespreken en na een snel gemonteerde potpourri van publieke ‘hoogtepunten’ opzadelen met de slogan ‘De publieke omroep vertelt jóuw verhaal’. Let even op dat subtiele accentje boven de o: jóuw! Alsof de meest brutale puberteitsfase van Veronica weer is teruggekeerd.

Nog afgezien van de merkwaardige en bij nader inzien nogal rigide claim dat hoe we ons leven ook vormgeven, welke beslissingen we ook nemen en wat voor avonturen we ook beleven, ieders verhaal uiteindelijk bij een balie te Hilversum terechtkomt, alwaar het bij de publieke omroep in ‘jóuw’ enige echte vorm wordt gegoten (alsof een goddelijke instantie te Hilversum aan body snatching doet en jouw plaats in de geschiedenis bepaalt), is het nog nooit vertoond dat de publieke omroep – dat wil zeggen: al die 23 met publiek geld in stand gehouden uitzendclubs – op een dergelijke manier gezamenlijk naar buiten treedt. Hoe komt het dat de handen opeens zo innig ineen worden geslagen? En de nationalistische trom (‘Eigenlijk voelen we het allemaal, deze programma’s hóren bij Nederland’) zo opzichtig wordt geroerd? Logisch antwoord: het bezuinigingsspook. Hoofdredacteur van het NOS Journaal, Hans Laroes, liet via Twitter weten dat hij de ijdeltuiterij van de promo’s maar matig kan waarderen. ‘Hou niet zo van promo’s. Wat we zijn, toont zich in NOS-programma’s en NOS-sites.’


Bij de publieke omroep is het dan ook alle hens aan dek. Met het CDA dat na de verkiezingen half bewusteloos in de touwen hangt, met het politieke midden (van oudsher de steunpilaar van de publieke omroep) dat derhalve ernstig is verzwakt en met de opbrengsten uit de STER die al enige tijd een fiks dalende trend laten zien, is er vrijwel geen politicus te vinden die nú nog zijn handen voor het Hilversumse pretpark in het vuur wil steken. Wat de kritische journalistiek in tientallen jaren nooit is gelukt – een deuk slaan in ons absurde omroepsysteem – heeft de kiezer, in combinatie met de kredietcrisis, wél voor elkaar gekregen: politiek Den Haag gaat, al was het maar uit kostenoverwegingen, serieus peinzen over taak en functie van de publieke omroep. In hoeverre vervullen KRO, NCRV, AVRO, TROS, BNN en al die collega-zendgemachtigden, inclusief personeelsdiensten en overige aankleding, nog een vitale en onderscheidende functie in de 21ste eeuw? En in hoeverre dienen zij, stuk voor stuk, in volle omvang door de overheid overeind te worden gehouden?

De twijfel daarover is onmiskenbaar groeiende. Zelfs de genuanceerde tv-wetenschapper Maarten Reesink (Universiteit van Amsterdam), die de winstpunten van ons verzuilde omroepsysteem dikwijls heeft aangeroerd, moet toegeven dat de publieke omroep anno 2010 wel erg veel programma’s uitzendt ‘die net zo goed door de commerciëlen gemaakt hadden kunnen worden’. Pregnant voorbeeld: KRO’s Boer zoekt vrouw. “Leg jij maar eens uit wat daar katholiek aan is,” grapt Reesink. “En waarom RTL4 dat niet net zo goed zou kunnen uitzenden. Dat lukt je niet.”


Reesink is voorstander van een pluriform bestel. Altijd geweest ook. Maar hij vindt dat die pluriformiteit inmiddels langs verouderde en irrelevante lijnen loopt: die van de voorbije verzuiling. “Het is van de zotte dat we de ouderwetse actualiteitenrubrieken weer gaan optuigen. Waarom die oude, levensbeschouwelijke identiteiten nieuw leven inblazen? Socialistisch nieuws, katholiek nieuws, liberaal nieuws: dat zijn relikwieën. Toch lijken Achter het nieuws, Brandpunt en TROS Aktua gewoon terug te komen. Waanzin! Zo krijg je nóg meer overlap. Nóg een bosje microfoons erbij als een minister of CEO een persconferentie geeft.” Zelfs in de hoogtijdagen van de publieke omroep heeft hij zich gestoord aan het dubbele werk in Hilversum. “Het is niet te verdedigen dat je 23 hoofden personeel en 23 hoofden programmabeleid hebt.”

Koen Becking, directeur van de KRO en hardcore verdediger van de publieke omroep, voelt de Haagse bezuinigingsdrift onmiskenbaar in zijn nek hijgen. In de Telegraaf ging hij onlangs op voorhand al door de knieën met de vaststelling dat er ‘te veel mensen werken bij de Nederlandse Publieke Omroep’. Waarmee hij overigens, geheel in de traditie van het katholicisme, niet zijn eigen club bedoelde (“Wij hebben al drie miljoen bezuinigd”), maar de ‘overkoepelende organisatie’ waar zijns inziens wel in gesneden kan worden.

Afgezien van dit handige gegoochel met geld (en de weinig fraaie gewoonte om financiële pijn naar de buren door te schuiven), constateert Reesink dat de aanspraak op Haagse steun in feite rust op een verouderd beeld van pluriformiteit. De 21ste-eeuwse versie zou wat hem betreft in de gevarieerde thematiek moeten zitten. “Neem een thema als natuur en milieu. Dat zie je niet of nauwelijks aan bod komen in de huidige programmering. In ieder geval loopt het ver achter bij de toegenomen maatschappelijke relevantie. Waarschijnlijk scoort het onderwerp niet, of onvoldoende. Dus wat zie je? Geen omroep brandt zijn vingers eraan. Hetzelfde geldt voor Brussel en de EU. Ook daar raakt geen netcoördinator opgewonden van. Tja, dan begint het er inderdaad op te lijken dat de publieke omroep zich aan het ontwikkelen is tot de echo van het populisme. En geen fundamenteel eigen afwegingen meer maakt.”


Precies die kritiek ligt ten grondslag aan het plan ‘Publieke Omroep Nieuwe Stijl’ dat de werkgroep Andere Publieke Omroep (www.anderepubliekeomroep.nl) anderhalve week geleden presenteerde in de Haagse Pulchri-studio. Al jaren propageert deze club omroepveteranen een nieuw realisme in de omroepwereld, maar lopen hun voorstellen voor een kleiner en meer kernachtig takenpakket stuk op de politieke poortwachters van het huidige bestel: CDA en PvdA. Dit keer lijken ze het tij echter mee te hebben. Hun analyse liegt er alvast niet om: “Als we de publieke omroep ruim baan blijven geven in zijn scoringsdrift, houden we een inwisselbare, naar binnen gekeerde pretfabriek over waarvan niemand meer begrijpt waarom we er jaarlijks honderden miljoenen voor neertellen.”

Het belangrijkste en meest verfrissende element in de nieuwe plannen is dat de omroepverenigingen structureel op afstand worden gezet. Dat wil zeggen: ze blijven wel bestaan, maar louter in de rol van inhoudelijk toeleverancier. Als de afgeslankte leiding van de publieke omroep Nieuwe Stijl, bijvoorbeeld, vindt dat programmavoorstellen van KRO, AVRO of NCRV niet of onvoldoende bijdragen aan de kerntaken van de omroep – nieuws, cultuur, achtergronden – dan kunnen ze terzijde worden geschoven en moeten de verenigingen maar hopen dat hun voorstellen in de volgende ronde wel weer in de smaak vallen. Niet alleen is deze werkwijze veel simpeler en minder bureaucratisch dan de huidige (waarin 23 met allerlei rechten uitgeruste zendgemachtigden tot een vergelijk moeten komen), het is financieel ook veel overzichtelijker. Nu moet de overheid al die hybride zendclubjes juridisch en budgettair in de gaten houden. En dat zoiets tot ongelukken kan leiden, heeft de meelijwekkende geschiedenis van omroep Llink aangetoond. Als de KRO in de nieuwe situatie budgetten zou overschrijden, is dat een probleem voor de KRO, en niet voor de belastingbetaler.


Hoewel een zaligmakend plan voor zoiets ingewikkelds als staatsmedia natuurlijk niet bestaat, laat de geest van het nieuwe plan niets aan duidelijkheid te wensen over: Hilversum moet bevrijd worden van de dwingelandij van de zendercoördinatoren, die de kijkcijferresultaten als de bijbel van hun beleid gebruiken. Nieuwsgierigheid, eigenzinnigheid, vasthoudendheid en de wil de waarheid daadwerkelijk boven tafel te krijgen, zouden – los van hypes en zelf opgepookte non-discussies – weer de boventoon moeten voeren. Programmamakers als Teun van de Keuken (Keuringsdienst van Waarde, De Slag Om Brussel) en Raoul Heertje (Dit was het nieuws, Wintergasten, Heerlijk Eerlijk Heertje) zouden zich niet telkens, uit angst voor de netmanagers, gedwongen moeten voelen naar de al of niet gescoorde marktaandelen van hun programma’s te kijken. Ze zouden, los van de kijkersgunst, als getalenteerde representanten van onafhankelijk denken voluit gesteund moeten worden door de publieke omroep.

Onthutsende illustratie van de scheefgegroeide verhoudingen was het moment waarop NPO-voorzitter Henk Hagoort, aan tafel bij DWDD, Heertje de les ging lezen over 350.000 kijkers die volgens de fijnmazige statistieken binnen drie minuten bij zijn experimentele talkshow Heerlijk Eerlijk Heertje zouden zijn afgehaakt. Hagoort zag dat zonder enige ironie als een groot probleem en impliceerde in één moeite door dat Heertje zich beter in de doelgroep van Nederland 3 moest verdiepen en dat hij die 350.000 afhakers, als hij een vakman was, linksom of rechtsom zou weten te lijmen. Ziedaar! Live op onze tv-schermen ontrolde zich in alle openbaarheid de almaar dooretterende ziekte van de NPO: alles, maar dan ook alles draait om de kijkcijfers! Als Raoul Heertje meer kijkers zou trekken of het verlies zou weten te beperken met een Roemeense of Hongaarse messenact, moest hij die, volgens de logica van Hagoort, onmiddellijk inhuren.


Bij de publieke omroep nieuwe stijl zouden programmamakers definitief verlost zijn van dit cijfertjesgeneuk en de bijbehorende kruideniersmentaliteit en puur op grond van een journalistiek-inhoudelijke missie van een programma beoordeeld worden. Het zou de deur openen naar een soort televisie die veel meer durft, structureel over de grens bij Lobith kijkt en weer de intellectuele ruggengraat van Nederland vormt. Niet alleen zou dit model een bevrijding zijn voor programmamakers en voor de budgetbewakers op het ministerie van OCW, ook voor de commerciëlen zou het een langverwacht tijdperk inluiden. Eindelijk geen valse concurrentie meer! Niet langer juridische haarkloverijen over een ongelijke strijd met omroepverenigingen en hun onbedwingbare neiging tijdschriften, websites en andere producten in de markt te zetten. Alleen al de manier waarop de VARA met het blad Kassa! de boer op gaat en de snoeverige wij- ze waarop de KRO de Nederlander het – inmiddels alweer gesneefde – blad Maria door de strot wilde duwen, heeft de ergernis in uitgeversland over de brutaliteit van de omroepen weer wakker geschud.

De publieke omroep is misschien wel het taaiste en meest complexe dossier uit de Nederlandse politiek. De vervlechting met onze geschiedenis, onze geloofsbeleving en onze voorliefde voor polderen zie je maximaal in het huidige bestel terug. Als deze worteling in de maatschappij het voornaamste criterium zou zijn, hoefde niemand in de omroepwereld zich zorgen te maken. En toch: professioneel Hilversum-watcher en hoofdredacteur van het tv-vakblad Broadcast Magazine, Jeroen Te Nuijl, ziet de veelbesproken imagocampagne (‘De publieke omroep vertelt jóuw verhaal’) als het wat onbeholpen antwoord op een diep verankerd imagoprobleem: “Wanneer je naar de cijfers kijkt, valt het volgens mij behoorlijk mee. Maar de publieke omroep heeft nog steeds de reputatie geldverslindend te zijn. Met die huidige campagne proberen ze de publieke opinie gunstig te stemmen en uit te dragen wat voor moois ze terugdoen voor al die poen. Maar of het ze lukt? Zeker is dat er in de pers meteen al heel negatief op is gereageerd. Je kunt je afvragen of ze de juiste toon hebben geraakt.”


Te Nuijl volgt de bewegingen van de mediawoordvoerders in de Tweede Kamer nauwgezet en bevestigt dat er een heel dik hakmes boven Hilversum zweeft. En dat de campagne, over de hoofden van de kijkers, vooral op de beslissers in Den Haag is gericht. “Alle mediawoordvoerders die ik in de aanloop van de verkiezingen gehoord heb, willen minstens honderd miljoen op de omroep besparen. Alleen bij de PvdA heb ik die geluiden nog niet gehoord. Kortom: de kans dat een nieuw kabinet het mes erin gaat zetten, is groot. Vooral de Wereldomroep en de overkoepelende organisatie zijn dankbare onderwerpen om in te snijden.”

Over het filosofische vraagstuk of Nederland in het digitale tijdperk niet toe is aan een kleinere, meer gefocuste publieke omroep waar vooral de programmamakers richtinggevend zijn, en niet de managers, laat Te Nuijl zich voorzichtig uit. “Zoals ik het zie, zit Hilversum al jaren in dezelfde spagaat. Je kunt wel meer kwalitatieve programma’s uitzenden, maar dan krijg je al snel het verwijt: ‘Waar betalen we voor als er niemand kijkt?'” Te Nuijl vergeet daarbij gemakshalve dat er ook een contingent kijkers bestaat dat bereid is twee keer zoveel te betalen als Hilversum gedurfder en uitdagender zou programmeren. Op de Duitse ZDF, bijvoorbeeld, kun je regelmatig een groep denkers in carréformatie consumeren, die ongehinderd door clowns, zapservices of muzikale intermezzo’s hardop filosoferen over de plaats van de mens in het universum, in Europa, in die Heimat en tegenover de buren.

Alleen al het feit dat er genoeg ‘lucht’ in het systeem zit om dergelijke programma’s te brengen (zonder een managementlaag die de kijkcijfers tot op de minuut doorrekent), zou Nederland wellicht kunnen inspireren. En dan hebben we het nog niet eens over legendarische programma’s als Van Kooten en De Bie en Jiskefet, die juist door afwezigheid van toezicht of kijkcijferdruk tot bloei zijn gekomen.


Hoe dan ook, aan de slagkracht waarmee het dossier ‘publieke omroep’ straks ter hand wordt genomen, kunnen we haarscherp aflezen hoe gedurfd en veranderingsgezind de inborst van het nieuwe kabinet zal zijn.