Spring naar de content

‘Verslaving is een ziekte van het brein’

De één is een omstreden psychiater, de ander therapeut en ex-verslaafde. Samen schreven zij met Zucht een boek over verslaving. 51 vrijpostige vragen aan Bram Bakker en Meindert Inderwisch. ‘Samen vormen Bram en ik één bipolaire stoornis: hij is de manische en ik de depressieve.’

Gepubliceerd op: Geplaatst in de volgende categorieën:
Geschreven door: Redactie

Waar kennen jullie elkaar van?

Inderwisch: “Bram behandelde Rogi Wieg, een goede vriend van mij die kampte met een zware depressie. Een aantal jaren geleden had ik grote problemen met slapen; Rogi raadde mij aan bij Bram langs te gaan. De adviezen die hij had werkten niet, maar we mochten elkaar graag. En dus zei Bram vervolgens: ‘Zullen we vrienden worden?'”

Doe je dat bij iedereen die je niet kunt behandelen?

Bakker: “Nee, we hadden geen behandelrelatie. Hij kwam gewoon eens vragen wat voor slaapmiddelen en opties er zijn.”

I.: “Die man weet nu eenmaal veel van farmacologie. Daar hebben we het over gehad en dat was dat. Vervolgens bleek het te klikken.”

Wat klikte er tussen jullie?

I.: “Bram is direct zonder grof te zijn, en tegelijkertijd niet bang om zichzelf te laten zien.”

B.: “Wat Meindert voor mij innam, is dat hij – meer nog dan ik – wel een man is, maar toch zacht. Dat is zeldzaam. De meeste zachte mannen zijn nicht of meteen echt in alles soft, en dat is hij niet.”

I.: “Ik ben een dichter, maar kan iemand ook een knal voor zijn hersens geven, inderdaad. Weet je, samen vormen Bram en ik één bipolaire stoornis: hij is de manische en ik de depressieve.”

Zouden jullie weleens willen ruilen van kant van de bipolaire stoornis?

I.: “Ik zou vooral graag de fysieke staat van Bram willen hebben. Die man loopt marathons en is één en al spiermassa. Dat ben ik niet.”

Vanwaar dit boek?

I.: “Ik debuteerde als schrijver en dichter in 1985, maar stopte met schrijven toen ik ging scheiden. Het lukte me niet meer. Bram vond dat zonde – die gaf me geregeld een schop onder mijn kont en stimuleerde me om weer te beginnen. Daarnaast hebben we beiden een kijk op verslaving die out of the box is.”


Wat is er zo bijzonder aan jullie visie?

B.: “Wij behandelen en begeleiden allebei mensen die een verslaving hebben, maar durven tegelijkertijd ook naar de oorzaak van al die verslavingen te kijken.”

Wat is die dan?

B.: “Onze cultuur en samenleving. We zijn zo gewend geraakt aan het feit dat alles maar moet kunnen en voorhanden is. Mensen die gevoelig zijn voor doseren, komen door de maatschappij in de problemen.” Dat kunnen jullie niet veranderen.

B.: “Natuurlijk wel. De maatschappij, dat ben jij. Wij hebben een maatschappijkritisch boek geschreven, vind ik.”

Waar zit die maatschappijkritiek dan in?

B.: “Als ik op mijn veertiende geil was en vieze plaatjes wilde kijken, moest ik bij een shabby sigarenzaak proberen een boekje te bemachtigen. Mijn zoon heeft gewoon porno op zijn iPhone. Seks is niet voor niets een van de snelst toenemende verslavingen. Maar vrijwel alle drugs zijn de afgelopen jaren steeds makkelijker verkrijgbaar geworden. Je hoeft maar even ergens behoefte aan te hebben of het is er.”

I.: “Daar komt bij dat de stress bij mensen heel hoog is. Ze moeten zo hun best doen om goed te functioneren op hun werk, hun huis te betalen, hun boot… Op enig moment ontdekken ze dat ze met een glaasje of een snuif coke lekkerder functioneren. Iemand heeft weleens gezegd: ‘De financiële crisis is door cocaïne veroorzaakt’, en dat is helemaal niet zo’n gek idee. De exorbitante druk van de westerse wereld drijft mensen tot zelfmedicatie.”

Is dat jullie belangrijkste boodschap?

B.: “Ja, en dat verslaving vaak een lange aanloop heeft. Allerlei dingen die we doorgaans volstrekt acceptabel vinden, kunnen leiden tot een grote verslaving.”


In jullie boek hebben jullie het niet alleen over drank en drugs, maar ook over koop- en eetverslavingen. Als je het zo bekijkt zijn we allemaal junkies.

B.: “Het sluipt er makkelijk in. Denk maar aan alcohol. Het is heel moeilijk dat te laten staan. Bij alles wat ik doe in mijn huidige functie denk ik aan de Telegraaf. ‘Directeur verslavingskliniek rijdt onder invloed’ – zo’n kop wil je niet over jezelf lezen. Dus ik let bijvoorbeeld heel scherp op dat ik niet drink als ik moet autorijden. Daarbij loop ik hard, en als ik een marathon heb, drink ik een maand lang geen drup. Weet je hoe moeilijk dat is? Ik ben echt niet verslaafd, maar toch buitengewoon gesteld op een biertje of wijntje. En als jij dan zegt: ‘Dat mag niet,’ vind ik dat verdraaid lastig.”

Bestaat verslavingsgevoeligheid? Hebben sommige mensen hier meer last van dan anderen?

B.: “Ja. Ik heb zelden een alcoholist ontmoet wiens vader, moeder of oom niet ook dronk.”

Maar zit het dan in je genen of in wat je in je jeugd gezien hebt?

B.: “Allebei. Nature of nurture, dat weet je nooit.”

I.: “Het hoeft niet eens altijd drank te zijn, maar als je bij alcoholisten bijvoorbeeld terug in de familie kijkt, kom je heel veel depressie en angststoornissen tegen. Die leiden weer tot alcoholisme.”

Jullie schrijven dat jullie steeds meer van dit soort dubbeldiagnoseproblematiek zien; een geestelijk probleem dat leidt tot een verslaving. Waarom komt dat vaker voor?

B.: “Dat weten we niet. Vroeger ging het bij zeventig procent van de verslaafden die voor behandeling kwamen om drankproblemen. Vervolgens leerde je ze te stoppen met drinken en was je klaar. Tegenwoordig komen mensen omdat ze ergens te veel van gebruiken; dan help je ze om te minderen en blijken ze daarna nog ADHD te hebben, of een jeugdtrauma, of borderline.”


Worden we steeds gekker?

B.: “Nee, ik denk dat mensen met zo’n soort handicap alleen vaker naar drank of drugs grijpen. Ik zie vrijwel nooit een verslaafde die geen last heeft van trauma’s en oude shit.”

Meindert, jij bent zelf verslaafd geweest aan alcohol. Is het in jouw werk een voordeel dat je ervaringsdeskundige bent?

I.: “Ik vind van wel. Mensen met een verslaving zijn doorgaans vrij angstig voor psychologen. Ze denken dat dat klinische types met witte jassen en fronsende blikken zijn. Dus dan is het fijn als er iemand zit met zo’n kop als ik die ook het een en ander achter de rug heeft.”

Uit het boek spreekt extreem veel begrip voor verslaving. Moeten verslaafden niet gewoon een fikse schop onder hun kont krijgen?

I.: “Nee. Verslavingen ontstaan niet door een gebrek aan ruggengraat.”

Echt niet?

I.: “Verslaving is een ziekte van het brein. Je hebt het lang niet in de gaten en gebruikt iets vrij onschuldig, totdat op een gegeven moment je brein het overneemt, gaat vragen om het middel en jou gaat dirigeren.”

Je ziet verslaving als een biologisch verhaal.

I.: “Op dat moment is het dat. Mijn alcoholverslaving is zo begonnen. Ik zat met vrienden in een cultuurtje van ‘wie zuipt het meest’. Beetje stoer doen, alfamannetjes onder elkaar. Ik vond alcohol niet eens lekker. Maar ik wilde erbij horen en deed mee. Toen stopte ik met drinken en werd ik ontzettend ziek van de ontwenningsverschijnselen. Als ik niet dronk, kreeg ik angstaanvallen. Daarna kon ik niet meer terug.”

Je kon niet stoppen op karakter?


I.: “Dat heb ik gedaan, en vervolgens ben ik twee jaar depressief geweest. Ik liet me niet begeleiden bij het afkicken, waardoor die paniekstoornis ontstond. Je wil en je geest kunnen je daar niet zomaar bij helpen.”

Dus als je eenmaal aan iets verslavends begint, ben je reddeloos verloren?

B.: “Nee, maar niemand weet wanneer-ie precies over de rand gaat. We stellen heel veel eisen aan onszelf, zijn op zoek naar compensatie voor die druk. Alcohol werkt in dat opzicht natuurlijk fenomenaal. Het is de snelste manier om alles los te laten. Het is echt goed spul. Alleen het verslavingseffect is nogal heftig.”

Er zijn mensen die zeggen: “Ik zal nooit ergens verslaafd aan raken.”

B.: “Dat zijn dezelfde figuren die beweren dat ze nimmer een moord zouden plegen en vervolgens op een dag achter slot en grendel moeten omdat alle stoppen zijn doorgeslagen en ze in tegenstelling tot hun ogenschijnlijk goedmoedige aard iemand toch de hersens hebben ingetimmerd. Hij die alle donkere hoekjes van de eigen geest zegt te kennen, noeme zich God. Je moet gewoon leven in het besef dat er in jou allerlei diepe wensen en verlangens zijn waarvan jij het bestaan niet vermoedt. Het zou kunnen dat jij eigenlijk niets liever wil dan genomen worden door een olifant.”

Nou…

B.: “Ik zweer het je! Het komt voor! Je hoort zo vaak dat mensen plotseling getriggerd worden door iets waar ze nooit wat mee hadden. Daarom is een drug als GHB ook zo link. Je neemt het één keer en dan is opeens alles zo mooi, zo veel beter dan je ooit hebt gezien. Vervolgens blijf je maar proberen dat gevoel van die eerste keer terug te krijgen. Helaas wordt het nooit meer zoals dat moment. Wij kennen allemaal die ervaring wel: leven alsof we alles in de hand hebben. Nou, dream on.”


Controle is een illusie.

I.: “Ja. En die illusie voorkomt veel angst- en paniekstoornissen trouwens. Het is maar goed dat op zaterdagavond honderden mensen vrolijk op de tribune bij Paul de Leeuw zitten te lachen en niet denken aan alles wat er mis kan gaan met ze. Mensen weten niet beter. Dat zeg ik niet met dedain, ik kan daar met na-ijver naar kijken.”

Je bent jaloers op het klapvee van Paul de Leeuw?

I.: “Het is heerlijk dat die mensen niet de zorgelijke kijk op de wereld hebben die ik heb ontwikkeld.”

B.: “Gezegend zijn zij die in Almere Muziekwijk naar volle tevredenheid kunnen existeren.”

Bram, hoe hou jij je gekte buiten de deur?

B.: “Wat ik als oplossing heb bedacht, is de hele dag zo druk bezig zijn dat ik gewoon geen tijd heb om al te veel over de dingen na te denken. Ik heb daar ook geen zin in. Ik heb sowieso geen aanleg voor somberte. Dat wil niet zegen dat ik normaal ben. In de ogen van veel mensen ben ik knettergek.”

I.: “Bram is in staat zijn leven zo in te richten dat hij precies krijgt en doet wat hij nodig heeft om gelukkig te zijn.”

Jij kunt dat niet?

I.: “Ik zou het liefst zoals Bram leven, maar dat gaat niet meer. Ik ben in mijn leven een aantal ongelukken niet te boven gekomen.”

Hoe bedoel je dat?

I.: “Ik ben afgekickt van de drank en was ervan overtuigd dat ik nooit meer verslaafd zou raken. 25 jaar later werkte ik als leraar en als therapeut, ik deed van alles en nog wat, tot ik voor mijn gevoel een spiertje verrekte in mijn hoofd. Een burn-out. Die mondde uit in een depressie. Het was voor mij heel erg om toe te geven dat het niet meer ging. Alsof alle gieren om mij heen landden, mijn façade ging aan gruzelementen. Ik was zo kwetsbaar en zo bang. Vanaf dat moment ben ik alsnog opnieuw verslaafd geraakt, aan slaappillen. Ik dacht: als ik maar genoeg slaap, kan ik het allemaal wel aan. Dat was ook even zo, maar de prijs die ik moest betalen, was absurd.”


Hoe bedoel je?

I.: “Ik moet het er nog eens met Bram over hebben, maar volgens mij heb ik bij het afkicken een Post Traumatisch Stress Syndroom opgelopen.”

Dat kon er ook nog wel bij.

I.: “Het houdt me nog erg bezig. Toen ik naar dit interview toe liep, moest ik aan mijn opname in de kliniek denken en werd ik ook opeens weer heel verdrietig. Op zo’n moment zou ik wel kunnen huilen. Waanzin en dood waren tijdens dat afkicken zo dichtbij. Mijn diepste angsten kwamen boven. Ik had in een veilige omgeving moeten zitten. Achteraf gezien had ik beter bij Bram af kunnen kicken, maar ik werkte toen samen met een kliniek in Spanje en besloot het daar te doen. Dat was niet goed. Hoe dan ook: ik heb wat tikken gehad in het leven, waardoor ik er anders in sta dan Bram.”

Vind jij het in je werk een nadeel dat jij geen ervaringsdeskundige bent, Bram?

B.: “Nee. Dat ik dat voordeel niet heb, wil niet zeggen dat het een nadeel is.”

Hoe Cruyffiaans…

B.: “Toch is het zo. Ik kan soms met iets meer afstand kijken naar de cliënt, dat kan ook prettig zijn. Maar ik zal een verslaving niet snel veroordelen. Ik ben niet veroordelend van karakter.”

Je bent anders niet bang om knuppels in het hoenderhok te gooien.

B.: “Misschien is het je ontgaan, maar ik ben overgeschakeld van protesteren naar pogen te vertellen hoe ik denk dat iets in mijn ogen wél moet.”

Je bent weggestuurd bij het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis en in de verslavingszorg beland. Heb je nu meer vrijheid?

B.: “Zeker, vooral omdat ik nu te maken heb met marktwerking. Mensen moeten een flinke zelfstandige bijdrage betalen bij de instelling waar ik werk en ik ben verantwoordelijk voor wat wij inhoudelijk bieden. Dus ik werk niet alleen met patiënten, maar moet ook bedenken wat we te bieden hebben en hoe behandelingen beter kunnen.”


Heb je weleens spijt van je grote bek gehad?

B.: “Euh, ja… Zeker. Meermaals.”

Wanneer dan?

B.: “Nou ja, in het begin wilde ik er graag bij horen, en nadat dat gelukt was, had ik een grote bek en toen hoorde ik er niet meer bij.”

Bij het chique psychiatergilde bedoel je?

B.: “Ja. Toen had ik wel even spijt van die grote bek. Maar ik hoor er nu al zo lang niet meer bij, dat ik eraan gewend ben geraakt. Bovendien ben ik nu vooral bezig met de inhoud, en niet meer met mijn positie.”

Doet je status je echt niets meer?

B.: “Neuh. In de gezondheidszorg is de apenrots erg maatgevend. Degene die het hoogst zit, heeft het voor het zeggen en de rest is een gedweeë kudde.”

Heb je iets bereikt door daar tegenaan te schoppen?

B.: “Ik ben wel gevreesd natuurlijk. En ik ben een blok aan het been van veel traditionele truttige collega’s.”

Ben je daar trots op?

B.: “Ach, trots… Ze hadden me directeur van een GGZ-instelling kunnen maken, maar dat had alleen maar gewerkt als ik me ook zo was gaan gedragen. Nu ben ik in de hiërarchie van de beroepsgroep helemaal niets, maar ik word nog steeds als lastpak gezien. Als ik over Dirk Scheringa zeg dat het een boef is die zich presenteert als slachtoffer, wordt er geroepen dat ik onze beroepsgroep in diskrediet breng. Ik mag zo’n analyse niet geven. Come on. Als ik nu hoor wat collega’s allemaal vertellen over Joran van der Sloot… Die gaan heel wat verder dan ik.”

Het is toch ook een psychopaat?

B.: “Die jongen spoort overduidelijk niet, maar om nou te zeggen: ‘Hij heeft een moeilijke relatie met zijn moeder’… Kom op, dat kun je van iedere man in Nederland roepen.”


In jullie boek geeft cabaretier Javier Guzman een interview over zijn drankverslaving. Meindert, jij hebt hem bij het afkicken begeleid. Toch stond-ie onlangs dronken en onder de pillen op het podium. Zag je die terugval aankomen?

I.: “Javier heeft zo’n zwaar programma, het kon niet anders dan een keer misgaan.”

Dus je wist dat het zou gebeuren?

I.: “Ik wist dat hij de spanning moest verlagen. Javier komt altijd op een bepaald spanningspunt waarop hij de wereld niet meer kan verdragen. Dan zoekt hij verdoving.”

Dat moet voor jou als therapeut hoogst frustrerend zijn.

I.: “Nee, want Javier is iemand die goed weet dat hij steeds ergens tegenaan loopt en toch door blijft gaan met afkicken. Ik vind hem geen verloren verslaafde. Hij kan schijnbaar volkomen opgaan in zijn alcoholische gedrag, waardoor hij een onmogelijk mannetje wordt, en toch kan ik hem op die momenten nog bereiken en kunnen we er over praten. Hij kan op een geniale manier op twee sporen tegelijk lopen. Dat is een heel ver gevorderde staat van verslaving en van intelligentie.”

Maar komt het goed?

I.: “Nee.”

B.: Hé, je geeft een interview, hè? Je gaat nu toch niet als therapeut van Guzman zeggen dat het niet goed komt?”

Waarom niet? Wat is er op tegen als hij dat zegt?

B.: “Het komt goed. Dat moet je als therapeut altijd zeggen.”

Je moet het licht aan het eind van de tunnel blijven zien?

B.: “Je kunt dit vak niet uitoefenen als je zelf de hoop op genezing van een patiënt verloren hebt. Dat is ook de reden waarom ik mensen niet help een eind aan hun leven te maken. Stel, ik heb een beetje een ingewikkelde klant bij wie niets helpt en ik roep: ‘Ik geloof dat u nu toe bent aan de pil van Drion.’ Dat kan niet. Het komt goed. Klaar.”


Waarvan acte.

I.: “De AA zegt dat je van een verslaving nooit helemaal geneest, dus in die zin komt het niet goed. Maar er zijn inderdaad altijd allerlei dingen die we kunnen doen om het herstel te optimaliseren. We geven het beslist niet op.”

Hoe weet jij zelf dat je niet terugvalt in je verslaving?

I.: “Dat weet ik niet.”

Dat lijkt me voor iemand met jouw angsten een akelig idee.

I.: “Dat is het ook. Het ligt altijd op de loer.”

Vinden jullie je werk zwaar?

I.: “Soms. Ik heb het moeilijk als iemand een verhaal vertelt dat erg op het mijne lijkt. Dat triggert mijn angsten en aan het eind van de dag, na een paar van die patiënten, kan ik erg down zijn. Het is vermoeiend werk en tegelijkertijd gelukkig ook erg lonend. Soms is het roeien, soms is het zeilen.”

B.: “Wij moeten hoe dan ook dankbaar zijn dat we dit werk kunnen doen. Je zult maar onderbroeken moeten verkopen. Wij hebben het tenminste over dingen die er echt en wezenlijk toe doen.”

Vlissingen, 1958

Na een pijnlijke scheiding raakt schrijver en dichter Inderwisch in een depressie, met als gevolg een fikse alcoholverslaving. Hij besluit een opleiding tot gestalttherapeut te volgen om zijn leven weer op orde te brengen en drinkt sinds 1979 geen druppel meer. Hij debuteert in 1985 als dichter met de bundel Romantische gedichten. In de jaren daarna geeft hij nog enkele bundels uit. Ook werkt hij als copywriter en als docent Engels en Nederlands. Een burnout dwingt hem echter te stoppen met werken, waarna een volgende crisis zich aandient. In april 2008 kickt Inderwisch af van een benzodiazepine- verslaving. Hij richtte zijn eigen praktijk op, Abstinentia, een bureau voor particuliere verslavingszorg en is daarnaast evenals Bakker verbonden aan SolutionS.


Zwolle, 1963

Na zijn studie psychiatrie promoveert Bakker in 2000 aan de VU in Amsterdam op de behandeling in angstaanvallen. Hij werkt als psychiater in het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis en bij de Ursula, een landelijk centrum voor behandeling van eetstoornissen. In 2003 schrijft hij het boek Te gek om los te lopen. Misverstanden in de psychiatrie, waarin hij stevige kritiek uit op zijn eigen beroepsgroep. In datzelfde jaar wordt Bakker ervan beschuldigd grensoverschrijdend te zijn geweest in contact met patiënten Hij had gezoend met de vriendin van een patiënte. De publiciteit daaromtrent leidt ertoe dat hij moet vertrekken bij het Lucas Andreas. In een tuchtzaak krijgt hij een waarschuwing. Per 1 september vorig jaar is Bakker in dienst getreden bij SolutionS, de eerste private GGZ-instelling in verslavingszorg. Hij maakt deel uit van het directieteam.